ECLI:NL:GHDHA:2025:1761

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
22-000817-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door messteken met aanmerkelijke kans op de dood

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag, maar is in eerste aanleg vrijgesproken van de poging tot moord en veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De advocaat-generaal heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De tenlastelegging betreft een incident op 9 juli 2023, waarbij de verdachte met een mes meerdere keren in de rug en borst van het slachtoffer heeft gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen en een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000817-24
Parketnummer: 10-168147-23
Datum uitspraak: 3 september 2025
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 februari 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1986,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de advocaat van de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het impliciet primair (poging moord) en impliciet subsidiair (poging doodslag) tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het impliciet meer subsidiair (poging zware mishandeling) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 juli 2023 te Pernis Rotterdam, gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk (en al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak impliciet primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging impliciet subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank heeft de gegeven vrijspraak ten aanzien van de poging tot doodslag gemotiveerd met de overweging dat uit het dossier onvoldoende is af te leiden met wat voor soort mes is gestoken en hoe groot het mes was, omdat dit nadien niet meer is aangetroffen. En daarbij bevat de in het dossier aanwezige medische informatie weinig concrete aanduidingen over de steekwonden, zoals de diepte ervan, waardoor niets kan worden gezegd over de kracht waarmee gestoken is. De medische informatie geeft evenmin in voldoende mate inzicht in de relatie tussen de steekwonden en ander letsel en de mogelijke nabijheid van steekletsels bij vitale lichaamsdelen, aldus de rechtbank.
Het hof overweegt ten aanzien van de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het navolgende vast.
De verdachte is op 9 juli 2023 naar de woning van aangever gegaan waar hij aangever aantrof. Tussen beiden is een woordenwisseling ontstaan. Op enig moment heeft aangever zich omgedraaid en de verdachte zijn rug toegekeerd. Daarop heeft verdachte een mes gepakt en heeft hij aangever daarmee meerdere keren in het lichaam gestoken. Het mes had een snijvlak van ongeveer 30 centimeter. De verdachte is vervolgens gevlucht. Aangever is hierop per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd waar hij onder meer is behandeld voor meerdere steekverwondingen aan de borst- en rugzijde van de romp, voor een klaplong rechts en links en letsels aan de milt en de linker nier.
Forensisch arts Menke concludeert in zijn forensisch medisch letselrapportage d.d. 4 september 2024, dat in hoger beroep aan het dossier is toegevoegd, dat sprake is van 6 steekverwondingen, waarvan 5 door de huid en onderhuidse spierlagen de dieper gelegen organen hebben bereikt. Volgens de deskundige was sprake van gevaarlijk letsel en zou de aangever zonder zorg, te weten de plaatsing van een zuigbuis en een bloedtransfusie, vermoedelijk zijn overleden. Tevens geeft de forensisch arts aan dat in deze zaak de kans op het raken van nabijgelegen organen en structuren zeer aanwezig is geweest, dat de sterftekans was toegenomen tot 76% als het hart of de grote luchtwegen zouden zijn geraakt en dat de kans op overlijden was toegenomen tot 66% als de lever was geraakt.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat is komen vast te staan dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van aangever. Tevens is het hof van oordeel dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Het gedrag van de verdachte was immers naar uiterlijke verschijningsvorm – het kennelijk met kracht, voldoende om huid en spierlagen te penetreren, steken met een mes op verschillende plaatsen in de rug en borst van aangever - zozeer gericht op dat gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken.
Het hof is dan ook van oordeel dat bij de verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever zodat het impliciet subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks 09 juli 2023 te Pernis Rotterdam, gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
(en al dan niet) met voorbedachten radevan het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,meermalen
, althans eenmaal,in de rug en
/ofborst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
Voor zover geschriften zijn gebruikt, zijn deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 februari 2024 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik ben op 9 juli 2023 in de woning geweest bij [slachtoffer]. Ik heb hem die dag verwondingen toegebracht met een mes.
Ik kwam bij de woning en toen was hij daar. Hij begon te schelden. Hij draaide zich om met zijn rug naar mij toe. Ik heb een mes gepakt. Ik heb hem gestoken.
2. Een proces-verbaal van aangifted.d. 10 juli 2024 van de politie met nr. PL1700-2023218191-28. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 1 e.v.):
als de op 10 juli 2023 afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Ik woon in [plaats]. Op zondag 9 juli 2023 stond [verdachte] bij mij thuis.
Ik heb hem binnengelaten. Toen ik mij omdraaide om koffie te zetten, voelde ik dat hij mij
in mijn linkerschouder stak. Dus met mijn rug naar hem toe.
Hij heeft zeven keer een poging gedaan om mij te steken waarvan vijf keer raak. Op mijn rug heb ik twee steken of meer. Ook bij mijn borstkas. Het was een keukenmes met een snijvlak van ongeveer 30 centimeter.
3. Een rapport betreffende medische informatie van [slachtoffer]d.d. 25 oktober 2023, opgemaakt en ondertekend door S.A.M. Werkhoven, forensisch arts. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Informatie ontvangen van afdeling traumachirurgie van het Erasmus MC betreffende een ziekenhuisopname van 09-07-2023 tot en met 11-07-2023
Objectieve bevindingen:
1) De traumachirurg benoemt dat er meerdere steekverwondingen werden gezien aan de borst- en de rugzijde van de romp.
2) Er was beiderzijds sprake van een klaplong.
3) Er werd een scheur in de milt gezien, minder dan 1 cm diep (graad 1).
4) Er werd een verwonding in een nier gezien en deze wordt benoemd als graad 1 wat past bij een nierkneuzing of een bloeduitstorting in de nier.
Bijkomende gegevens:
2) Voor de klaplongen werd aan de linkerzijde een tube werd ingebracht waarmee vloeistof uit de borstholte kon worden gezogen en de long zich weer kon ontplooien.
3) Voor de milt werd een afwachtend beleid gehanteerd.
4) Voor de nier werd een afwachtend beleid gehanteerd.
- Op 11 juli werd de tube verwijderd en werd meneer uit het ziekenhuis ontslagen.
- Op 19 juli werd meneer poliklinisch gecontroleerd waarbij rustige wonden werden gezien en sluitingsmateriaal werd verwijderd.
Geschatte genezingsduur:
Op basis van een ongecompliceerd beloop betreft de genezingsduur:
- diverse verwondingen van de huid: 2 weken met kans op littekenvorming
- klaplongen: minimaal 4 weken, met een verhoogde kans op spontane herhaling.
- graad 1 letsel buikorganen: minimaal 3 weken.
4.
Een forensisch medische letselrapportaged.d. 4 september 2024, opgemaakt en ondertekend door J. Menke, forensisch arts. Dit rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven -:

R-C nummer22-000817-24

Naam verdachte[verdachte]
Betrokkene[slachtoffer] geboren [geboortedatum slachtoffer] 1984
Op 09-07-2023 wordt betrokkene door het Medisch Mobiel Team (MMT) in de buurt van het Maasstad Ziekenhuis medisch opgevangen. Hij wordt gestabiliseerd en naar de Spoed Eisende Hulp van het Erasmus MC vervoerd.
Er zou sprake zijn van multipele steekwonden in de borst zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde.
Er wordt een afzuigslang in de linker long geplaatst en een bloedtransfusie om het verloren bloed te vervangen toegediend.
De steekwonden resulteren in de volgende medische aandoeningen
1. Drie weefselverscheuringen (laceraties) van de longen.
2. Een klaplong aan de rechter zijde en aan de linker zijde.
3. Een bloeding in de linker long (pleuraholte).
4. Een bloedgehalte daling van Hb 10,0 Mmol/L op 09-07-2024 om 10:50u naar Hb 6,9 mmol/L op 1-07-2023 om 08:47u.
5. Een weefselverscheuring (laceratie) van het onderste deel (de onderpool) van de linker nier (graad 1).
6. Een weefselverscheuring (laceratie) aan de voorkant van de milt (graad 1).
We hebben in conclusie te maken met een gevaarlijk letsel met kans dat de persoon hieraan had kunnen overlijden. Zonder zorg (plaatsing van zuigbuis en de bloedtransfusie) was [slachtoffer] vermoedelijk
overleden.
We hebben in deze casus te maken met maar liefst zes (6) steekverwondingen waarvan 5 door de huid en onderhuidse spierlagen de dieper gelegen organen bereikt hebben. De kans op raken van nabijgelegen organen en structuren is hiermee groter geweest dan het geval is bij een enkele steek.
De kans op het raken van nabijgelegen structuren is zeer aanwezig geweest. Als het hart of de grote luchtwegen zouden zijn geraakt was de sterftekans toegenomen tot 76%. De kans op overlijden was toegenomen tot 66% als de lever was geraakt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een mes meermalen in de rug en de borst van het slachtoffer te steken. De verdachte is daarna uit de woning gevlucht zonder zich te bekommeren om het lot van het slachtoffer. De verdachte heeft daarmee op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het feit nu, ruim twee jaar later, zowel lichamelijk als geestelijk nog veel impact op het slachtoffer heeft.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
6 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Tevens heeft het hof kennis genomen van een reclasseringsadvies van 13 november 2023. Blijkens dit rapport heeft de reclassering destijds geen advies uitbracht omtrent een reclasseringstraject omdat de verdachte geen verblijfsstatus en geen rechten heeft in Nederland.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.665,94, bestaande uit € 5.665,94 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.280,94, bestaande uit
€ 5.280,94 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 5.280,94 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de benadeelde partij medegedeeld dat de benadeelde partij geen medische kosten heeft gemaakt in 2024. Gelet hierop zal het hof de vordering van de benadeelde partij voor het deel ten aanzien van de ‘toekomstige medische kosten (eigen bijdrage 2024)’, te weten € 385,-, afwijzen.
Het hof is tevens van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij heeft namelijk lichamelijk letsel opgelopen (artikel 6:106, sub b, van het Burgerlijk Wetboek). De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 15.280,94 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het impliciet subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het impliciet subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.280,94 (vijftienduizend tweehonderdtachtig euro en vierennegentig cent) bestaande uit € 5.280,94 (vijfduizend tweehonderdtachtig euro en vierennegentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.280,94 (vijftienduizend tweehonderdtachtig euro en vierennegentig cent) bestaande uit € 5.280,94 (vijfduizend tweehonderdtachtig euro en vierennegentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 111 (honderdelf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 juli 2023.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, als voorzitter, en mr. Th.W.H.E. Schmitz en mr. M.A.J. van de Kar, leden, in bijzijn van de griffier mr. J.H.M. Peusken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 september 2025.