In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, voor openlijke geweldpleging op 17 februari 2024 in Den Haag. De verdachte werd ten onrechte geïdentificeerd als NN[nummer] op basis van camerabeelden, waarop hij zichtbaar was tijdens de ongeregeldheden. Na verder onderzoek door de politie bleek dat de verdachte niet de persoon was die als NN[nummer] was aangeduid. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en de verdachte vrij te spreken, gehonoreerd. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. Het hof heeft de kosten van de verdediging voor de benadeelde partijen op nihil begroot.