In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 17 februari 2025, waarbij zijn verzoek om BridgeFund B.V. te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling is afgewezen. Het hof heeft op 5 juni 2025 arrest gewezen, waarin het verzoek van [appellant] is toegewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de schuldbemiddeling niet op de juiste wijze was uitgevoerd, omdat [appellant] onvoldoende openheid van zaken had gegeven over zijn financiële situatie, met name met betrekking tot zijn kinderalimentatieverplichtingen. Het hof heeft de grieven van [appellant] in volle omvang beoordeeld en vastgesteld dat BridgeFund in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Het hof heeft daarbij de belangen van [appellant] en de overige schuldeisers afgewogen tegen het belang van BridgeFund. Het hof concludeert dat de weigering van BridgeFund om in te stemmen met de schuldregeling niet gerechtvaardigd is, gezien de onevenredigheid tussen de belangen van de partijen. Het hof heeft BridgeFund dan ook bevolen in te stemmen met de door [appellant] aangeboden schuldregeling, waarmee het vonnis van de rechtbank is vernietigd.