In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, is op 5 augustus 2025 een beslissing genomen over een verzoek tot verschoning van raadsheer H.A.J. Kroon in een belastingzaak met nummer BK-24/885. Het verzoek tot verschoning werd ingediend op 23 juli 2025, omdat de raadsheer aangaf dat de belanghebbende deel uitmaakt van zijn kennissenkring. Dit leidde tot de vraag of de onpartijdigheid van de raadsheer in het geding zou kunnen komen. De procedure begon met een uitnodiging voor de mondelinge behandeling op 28 augustus 2025, maar het verschoningsverzoek werd buiten zitting behandeld. De kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat rechters zich kunnen verschonen indien er feiten of omstandigheden zijn die hun onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De kamer concludeerde dat de aangevoerde gronden voor het verzoek voldoende waren om de vrees voor vooringenomenheid te rechtvaardigen. Het hof heeft het verzoek om verschoning toegewezen en bepaald dat een afschrift van de beslissing naar de betrokken partijen wordt gestuurd.