ECLI:NL:GHDHA:2025:159

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
22-002434-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor computervredebreuk met vrijspraak van mishandeling na betrouwbaarheidsperikelen bij getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, voor computervredebreuk en mishandeling. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk. Het hof heeft de zaak onderzocht en geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de mishandeling had gepleegd. Dit was voornamelijk te wijten aan de betrouwbaarheidsperikelen bij de verklaringen van de aangeefsters, die zussen van elkaar zijn. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters mogelijk door elkaar waren beïnvloed, wat de betrouwbaarheid van hun getuigenissen in twijfel trok. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de mishandeling, maar het hof achtte de computervredebreuk wel bewezen. De verdachte had zonder toestemming inloggegevens van zijn ex-vrouw gebruikt om toegang te krijgen tot haar e-mailaccount, wat een inbreuk op haar privacy betekende. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van omzetten in een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002434-23
Parketnummers: 10-162777-23 en 10-047767-23
Datum uitspraak: 11 februari 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 15 augustus 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg zijn de zaken met parketnummers
10-162777-23 (hierna: dagvaarding I) en 10-047767-23 (hierna: dagvaarding II) gevoegd. De verdachte is ter zake van het tenlastegelegde onder dagvaarding I en het tenlastegelegde onder 1 en 2 bij dagvaarding II veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en met aftrek van het voorarrest, resulterend in een taakstraf van 54, subsidiair 27 dagen hechtenis, onder de bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-162777-23 (dagvaarding I):
1.
Hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 15, 16 en 18 maart 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van een) een geautomatiseerd werk, te weten: een of meerdere computer(s)(systemen) en/of webserver en/of een netwerk toebehorende aan Google, is binnengedrongen
- door het doorbreken van een beveiliging en/of
- door een technische ingreep en/of
- met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van (een) herstelmail(s) en/of (een) (combinatie(s) van) gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) behorende bij het account [account] waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
Zaak met parketnummer 10-047767-23 (dagvaarding II):
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar bij de keel/hals vast te pakken en/of de keel/hals dicht te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]:
- ( meermalen) bij de keel/hals vast te pakken en/of de keel/hals dicht te knijpen en/of;
- haar tegen het lichaam te duwen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1 en 2 bij dagvaarding II
Het hof overweegt dat de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep een betrouwbaarheidsverweer gevoerd. Daarbij heeft de verdediging aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer 2] geen enkele verklaring heeft afgelegd zonder wetenschap van de initiële verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]. De raadsman heeft betoogd dat dit afbreuk doet niet alleen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2], maar ook aan die van aangeefster [slachtoffer 1]. In dat verband heeft de raadsman erop gewezen dat beide aangeefsters, zussen van elkaar en hoe begrijpelijk ook, in de periode tot aan de bij de Raadsheer-Commissaris afgelegde verklaringen met elkaar contact hebben gehad en ongetwijfeld over het gebeuren op 14 februari 2023 hebben nagepraat.
Het hof stelt voorop dat een verklaring niet zonder meer onbetrouwbaar wordt doordat deze wordt afgelegd met wetenschap van wat een andere getuige heeft verklaard, maar dat deze wetenschap er wel toe leidt dat behoedzaam moet worden omgegaan bij de waardering van het bewijsmateriaal.
Het hof stelt vast dat aangeefster [slachtoffer 1] op 14 februari 2023 in het eerste politiecontact blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen het volgende heeft verklaard:

Er werd aangebeld en ik zag via de camera dat dit mijn zus [slachtoffer 2] was. Hierop heb ik de gezamenlijke toegangsdeur geopend. Ik keek door het spionnetje van mijn voordeur of [slachtoffer 2] ook echt voor mijn voordeur stond. Ik zag dat [slachtoffer 2] voor de voordeur stond en hierop heb ik de voordeur geopend. Toen ik de voordeur opende en [slachtoffer 2] naar binnen liep zag ik dat mijn ex partner [verdachte] van achter de lift vandaan aan kwam lopen. [verdachte] duwde vervolgens [slachtoffer 2] naar binnen de gang in. Ik probeerde toen de voordeur in het slot te duwen, maar dit lukte niet.”
Het valt direct in het oog dat het relaas van aangeefster [slachtoffer 1] voor het overgrote deel betrekking heeft op de wijze waarop de verdachte de woning binnenkomt, welk element niet terugkomt in de tenlastelegging. Aan de tenlastegelegde feiten is slechts één volzin gewijd, te weten:
“[verdachte] heeft vervolgens mij en mijn zus [slachtoffer 2] in het bijzijn van de kinderen bij onze keel gepakt. Hierna is hij weg gegaan.”
Het proces-verbaal van bevindingen vervolgt met de waarneming van de verbalisanten dat aangeefster [slachtoffer 2] het verhaal van haar zus bevestigde.
Het hof concludeert dat vanaf het moment dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] zijn afgelegd, met wetenschap van hetgeen haar zus heeft verklaard, in de latere verklaringen van beide aangeefsters veel meer aandacht wordt besteed aan de gestelde mishandeling voor zover deze betrekking heeft op het geweld op de keel en de hals, tot aan het dichtknijpen van de keel van aangeefster [slachtoffer 1]. Zo verklaart [slachtoffer 1] bij de Raadsheer-Commissaris dat de verdachte gedurende 20 seconden haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen adem meer kreeg. Het hof kan dit niet rijmen met de summiere weergave van dit moment zonder enige vermelding van ademnood in de initiële verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] zoals hierboven geciteerd. Het hof ziet voor dit als heftig beschreven geweld, naast de verklaringen van aangeefsters, geen objectief bewijs in het dossier. Zo vermelden de verbalisanten dat aangeefster [slachtoffer 1] geen zichtbaar letsel had.
Hieruit concludeert het hof, mede in verband met hetgeen is overwogen over de contacten tussen aangeefsters nadien, dat niet kan worden uitgesloten dat de herinneringen van de aangeefsters over en weer zijn beïnvloed, hetgeen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen in het procesdossier. Gelet op het voorgaande en de betwisting van de verklaringen van beide aangeefsters op het punt van het vastpakken en dichtknijpen van de keel kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat is gebeurd wat bij dagvaarding II aan de verdachte is tenlastegelegd.
Derhalve is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder dagvaarding II is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-162777-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-162777-23 (dagvaarding I):
1.
Hij op
een ofmeerdere tijdstippen op of omstreeks 15, 16 en 18 maart 2023 te Spijkenisse,
gemeente Nissewaard, althans in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van een) een geautomatiseerd werk, te weten: een of meerdere computer(s)(systemen) en/of webserver en/of een netwerk toebehorende aan Google, is binnengedrongen
- door het doorbreken van een beveiliging en/of
- door een technische ingreep en/of
- met behulp van valse signalen of een valse sleutel en
/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van
(een)herstelmail
(s
)en
/of (een) (combinatie
(s
)van
)gebruikersna
(a
)m
(en)en
/ofwachtwoord
(en)behorende bij het account [account] waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-162777-23 bewezenverklaarde levert op:

Computervredebreuk,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door zonder haar toestemming gebruikmakend van de hem bekende inloggegevens van zijn ex-vrouw in te loggen op haar e-mailaccount. Aldus heeft hij inbreuk gemaakt op de privacy van zijn ex-vrouw en hun kinderen. Hoezeer ook strafbaar heeft het hof geen reden eraan te twijfelen dat het de verdachte te doen was om toegang te krijgen tot het portal van de kinderopvang van de kinderen van wie hij en zijn ex-vrouw de ouders zijn en niet om inzage van persoonlijke informatie van zijn ex-vrouw.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 10 augustus 2023, waaruit volgt dat alstoen tussen de verdachte en zijn ex-vrouw sprake was van moeilijkheden omtrent de bezoekregeling met de kinderen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep. Zo heeft de verdachte naar voren gebracht dat het in de omgang met zijn ex-vrouw nog moeilijk is, maar dat het met hem wel goed gaat. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid in de zorg voor zijn kinderen. Daarnaast heeft hij ambities om op korte termijn een nieuw carrière-pad op te gaan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d 57 en 138ab van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-047767-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-162777-23 tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-162777-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door, mr. Chr.A. Baardman, als voorzitter, en mr. R.M. Bouritius en mr. C.M.M. Oostdam, leden, in bijzijn van de griffier mr. L. Knoop.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 februari 2025.
Mr. C.M.M. Oostdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.