ECLI:NL:GHDHA:2025:1584

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
22-000912-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

In de zaak met zaaknummer 22-000912-24 heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 augustus 2025 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [verzoeker]. Het verzoek was gebaseerd op de vermeende beslissing van de strafkamer om geen getuigen op te roepen en geen stukken aan het dossier toe te voegen. De griffier had [verzoeker] eerder geïnformeerd dat dergelijke verzoeken formeel op de terechtzitting ingediend moeten worden, wat niet als een blijk van vooringenomenheid van de raadsheren kan worden opgevat. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trokken. De beslissing van de wrakingskamer is gebaseerd op artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de raadsheren, en dat het verzoek tot wraking daarom werd afgewezen. De beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.356.898/01
Rolnummer hoofdzaak : 22-000912-24
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna: [verzoeker],
strekkende tot de wraking van mr. H.A.G. Nijman, mr. B. Stapert en mr. V.M. de Winkel.

Het geding en de feiten

1. In de strafzaak tegen [verzoeker] onder genoemd rolnummer stond op 17 juli 2025 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer met voornoemde raadsheren gepland.
2. Voorafgaand aan de terechtzitting heeft [verzoeker] middels meerdere e-mailberichten de strafkamer verzocht om getuigen te horen en stukken aan het dossier te voegen.
3. Bij e-mail van 14 juli 2025 heeft de griffier [verzoeker] bericht dat dergelijke verzoeken formeel op zitting dienen te worden ingediend en dat het om die reden van belang is dat [verzoeker] op de terechtzitting aanwezig is en zijn verzoeken van een toelichting kan voorzien.
4. Na voornoemd e-mailbericht van de griffier heeft [verzoeker] diezelfde dag, op 14 juli 2025, een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren gedaan en aanvullende informatie omtrent het wrakingsverzoek ingediend.
5. De raadsheren hebben in een e-mailbericht van 15 juli 2025 laten weten niet in de wraking te berusten.

Het wrakingsverzoek

6. Het wrakingsverzoek is er op gebaseerd dat er geen verhoren van getuigen plaatsvinden en dat [verzoeker] geen kans wordt geboden om bewijs en documentatie in het dossier te voegen.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

7. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking, zonder behandeling ter zitting, met toepassing van artikel 4 lid 2, onder a. van het Wrakingsprotocol van het Gerechtshof Den Haag aanstonds af, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer heeft hiervoor de volgende argumenten.
8. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De rechter wordt volgens vaste jurisprudentie uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die
een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij
een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
9. De wrakingskamer constateert dat [verzoeker] zijn wrakingsverzoek uitsluitend heeft gebaseerd op een vermeende beslissing van de strafkamer om geen getuigen op te roepen en evenmin stukken aan het dossier toe te voegen. Uit het e-mailbericht van de griffier blijkt echter niet dat een zodanige beslissing is genomen. Aan [verzoeker] is slechts medegedeeld dat dergelijke verzoeken formeel op de terechtzitting dienen te worden gedaan, hetgeen zijn grondslag vindt in artikel 328 juncto artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering en de jurisprudentie van de Hoge Raad (
ECLI:NL:HR:2014:1496, Hoge Raad, 13/00445 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2014:1496)), waaruit volgt dat het hof slechts dan is gehouden een beslissing te geven op verzoeken indien daartoe door of namens de verdachte
ter terechtzittingeen uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoek is gedaan. Voornoemde mededeling van de griffier aan [verzoeker] kan dan ook niet worden opgevat als blijk van vooringenomenheid van de betreffende raadsheren in vorenbedoelde zin. Een beslissing op de verzoeken is immers nog niet genomen.
10. Naar het oordeel van de wrakingskamer is geen sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de genoemde raadsheren jegens [verzoeker] een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal derhalve als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan [verzoeker], genoemde raadsheren en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 6 augustus 2025 door mr. J.W. van den Hurk, mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville en mr. A.E. Sutorius-van Hees, in aanwezigheid van de griffier mr. M. Bazuin.
Deze beslissing is getekend door de voorzitter en de griffier.