[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
BRP-adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting in eerste aanleg zijn de zaken onder parketnummer 09-017530-24 en parketnummer 09-203167-22 gevoegd. Het hof zal - omwille van de leesbaarheid van het arrest – gebruik maken van een doorlopende nummering van de gevoegd behandelde zaken, met inachtneming van de door de rechtbank aangebrachte volgorde.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting in eerste aanleg van 25 april 2024 – ten laste gelegd dat:
1. parketnummer 09-017530-24)
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 april 2022 te Hoofddorp, Haarlem, Utrecht, Alkmaar, Leiden, Apeldoorn, Arnhem, Kamperland, Boskoop en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(meermalen)een ander, genaamd [naam 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuitingvan die
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [naam 1] met of voor een derde (sub 9),
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam 1] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (meermalen)
- (een) seksadvertentie(s) gemaakt/geplaatst en/of beheerd en/of
- (na plaatsing van seksadvertenties) die [naam 1] verzocht het sekswerk alleen te doen en/of
-
tegen die [naam 1] gezegd
• “je doet het niet alleen want ik ben toch in de buurt” en/of
• dat zij samen niet genoeg verdienden en/of geen geld meer hadden en/of
• dat heel veel mannen haar alleen wilden en/of
• dat zij een strijder was en/of
• dat ze altijd van hem zou zijn en/of
• dat hij het ook niet leuk vond maar ze niet anders konden,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [naam 1] geslagen/gestompt en/of getrapt en/of (haar keel dicht) geknepen en/of haar hoofd tegen de rand van het bed geduwd en/of
- voor die [naam 1] bepaald dat zij seks met klanten moest hebben zonder condoom en/of
- hotelkamers en/of vakantiehuisjes geregeld en/of geboekt en/of die [naam 1] verzocht/opdracht gegeven hotelkamers en/of vakantiehuisjes te boeken en/of
- contacten onderhouden met en/of afspraken gemaakt met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [naam 1] en/of met die (potentiële) klant(en) afspraken gemaakt over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de
daarvoor te betalen bedragen en/of
- tegen die [naam 1] gezegd dat de man het geld altijd bij zich houdt en/of dat het zo was en zo ging gebeuren, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het verdiende geld van die [naam 1] afgenomen en/of in ontvangst genomen;
2. ( parketnummer 09-203167-22)
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 te Apeldoorn, Kootwijk, Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [naam 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe( i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam 2] (sub 1) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [naam 2] met of voor een derde (sub 9)
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam 2] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (meermalen)
- foto’s gemaakt ten behoeve van een seksadvertentie en/of
- een advertentie gemaakt en/of op sekssites geplaatst en/of
- tegen die [naam 2] gezegd dat al het geld bij elkaar zou worden gelegd en daarna uitgeteld zou worden en/of die [naam 2] beloofd dat hij het geld zou verdelen en/of
- tegen die [naam 2] geschreeuwd en/of gescholden en/of
- tegen die [naam 2] gezegd dat de politie ervan wist dat zij mensen ontving
- het identiteitsbewijs van die [naam 2] bij zich gehouden en/of
- de gesprekken met prostitutieklanten gevoerd en/of klanten naar de woning van die [naam 2] laten komen en/of aan [naam 2] doorgegeven dat er een klant
- hotelkamers en/of vakantiehuisjes geregeld en/of
- voor die [naam 2] bepaald dat zij seks moest hebben zonder condoom en/of
- aan die [naam 2] opdracht gegeven het verdiende geld onder de deurmat te leggen en/of
- het verdiende geld van die [naam 2] afgenomen en/of in ontvangst genomen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Verder is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgelegd, inhoudende een contactverbod – direct en indirect - met de aangeefster [naam 1] en de aangeefster [naam 2], voor de duur van drie jaren, een en ander op de wijze zoals in het vonnis waarvan beroep omschreven. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven. De benadeelde partij [naam 3] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep met verbetering en aanvulling van gronden zal worden bevestigd. In de visie van de advocaat-generaal dient het vonnis te worden verbeterd als volgt:
- de onder 1 bewezen verklaarde periode dient te worden verbeterd, in die zin dat 1 oktober 2021 wordt gewijzigd in 1 december 2021;
- de verdachte dient te worden vrijgesproken van het verwerven van [naam 2], zoals onder 2, eerste gedachtestreepje, ten laste is gelegd.
Het vonnis waarvan beroep dient te worden aangevuld met het bevel dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit arrest onderworpen is geweest aan de door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregelen bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen in mindering zal worden gebracht. Verder heeft de advocaat-generaal voorgesteld de bewijsmiddelen aan te vullen op de wijze als verwoord in het op schrift gestelde requisitoir.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. In dit verband heeft de verdediging (onder meer) naar voren gebracht dat de bewezenverklaring van de rechtbank uitsluitend is gegrond op de (subjectieve) verklaringen van aangeefster [naam 1] en aangeefster [naam 2] en de verklaringen van [de medeverdachte]. Die verklaringen zijn volgens de verdediging onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt, om redenen als in de pleitnotitie omschreven. Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat uit de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen onvoldoende volgt dat de verdachte het oogmerk heeft gehad op het (seksueel) uitbuiten van de aangeefsters.
Het hof is – gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep - van oordeel dat de verdenking jegens de verdachte in overwegende mate berust op de (belastende) verklaringen van de beide aangeefsters [naam 1] en
[naam 2] en [de medeverdachte].
De verklaringen van [de medeverdachte]
[de medeverdachte] is meerdere keren door de politie gehoord, te weten op 16 en 18 augustus 2022, op 1, 2 en 9 augustus 2023 en op 22 februari 2024. Dat laatste verhoor was in het kader van de ontnemingsvordering en dus het financieel onderzoek.
Daarnaast is [de medeverdachte] op 4 augustus 2023 bij zijn voorgeleiding door de rechter-commissaris gehoord, alsmede als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg op 24 juni 2024.
Het hof stelt aan de hand van deze verhoren vast dat
[de medeverdachte], na aanvankelijk te hebben ontkend met de verdachte te hebben samengewerkt, in het verhoor van
4 augustus 2023 en de daarop volgende verhoren voor de verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd. Dit geldt met name voor het verhoor van 22 februari 2024, waarin [de medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte voor de door hem verrichte werkzaamheden een ‘50-50 verdeling’ van de opbrengsten uit de prostitutie-werkzaamheden van de aangeefsters had bedongen.
De omstandigheid dat [de medeverdachte], na aanvankelijk samenwerking met de verdachte te hebben ontkend, pas in een laat stadium voor de verdachte belastende (en daarmee wisselende) verklaringen is gaan afleggen, draagt niet bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. Dit geldt temeer nu het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aanwijzingen bevat dat [de medeverdachte] dat uit rancune heeft gedaan, hij eerst belastend voor de verdachte is gaan verklaren nadat hij was geconfronteerd met de (voor hem belastende) verklaring van de verdachte over zijn eigen betrokkenheid bij de prostitutiewerkzaamheden (wat door hem werd ontkend) en hij een financieel motief (in het kader van de vordering van de benadeelde partijen en de aangekondigde profijtontneming) had om de verdachte te belasten. In dat verband merkt het hof nog op dat de verklaring van [de medeverdachte] over de door de verdachte bedongen 50/50 verdeling geen enkele steun vindt in het dossier, ook niet in de verklaringen van de beide aangeefsters.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van
[de medeverdachte] om deze redenen onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt.
De verklaringen van de aangeefsters [naam 1] en [naam 2]
Het hof stelt vast dat [naam 1] en [naam 2] in de loop der tijd, vanaf 2022, verschillende verklaringen hebben afgelegd. Deze verklaringen hebben evenwel voor het overgrote deel betrekking op [de medeverdachte] en de rol die hij heeft gespeeld bij de door hen verrichte prostitutiewerkzaamheden. Over de rol die de verdachte bij die werkzaamheden zou hebben gehad en de handelingen die hij in dat verband zou hebben verricht, komen de verklaringen van de aangeefsters er in de kern op neer dat de verdachte zorg zou hebben gedragen voor de beveiliging en dat hij betrokken is geweest bij het maken van seksafspraken.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij wetenschap had van het feit dat de aangeefsters samen met [de medeverdachte], in de prostitutie werkten. Hij heeft niet ontkend dat hij soms in het gezelschap was van de aangeefsters en [de medeverdachte], maar heeft ontkend dat hij alsdan aanwezig was als “beveiliger”. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij soms wel eens de telefoon opnam en soms iets doorgaf, bijvoorbeeld als
[de medeverdachte] even niet beschikbaar was, maar hij heeft steevast ontkend advertenties en/of afspraken met klanten te hebben gemaakt en al helemaal niet waar het afspraken betrof ten aanzien van seksuele handelingen of prijzen. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij nooit de indruk heeft gehad dat de prostitutiewerkzaamheden door de aangeefsters niet vrijwillig werden verricht, of dat er daarbij sprake was van enige dwang of uitbuiting.
Betrokkenheid verdachte bij mensenhandel
De verdachte wordt (een actieve) betrokkenheid bij mensenhandel, in vereniging gepleegd, verweten.
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan worden vastgesteld dat de verdachte – overeenkomstig zijn eigen verklaring – handelingen heeft verricht die in verband kunnen worden gebracht met de prostitutiewerkzaamheden van de beide aangeefsters.
Het hof is evenwel van oordeel dat – ook gelet op de verklaringen van de aangeefsters – niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de rol van de verdachte daarbij verdergaand is geweest dan volgt uit zijn eigen verklaringen, noch dat hij daarbij heeft gehandeld met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting, dan wel voordeel heeft getrokken uit die uitbuiting. Voor een bewezenverklaring van medeplegen bevat het dossier naar het oordeel van het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu niet is gebleken dat de rol van de verdachte zodanig is geweest dat kan worden gesproken van een materiele en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan de verweten handelingen.
Het hof heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan welke berichten, die zijn aangetroffen in de iPhone van de verdachte, aan hem kunnen worden toegeschreven, nu de verdachte heeft verklaard – hetgeen gelet op de aard en inhoud van sommige berichten niet onaannemelijk is - dat die telefoon ook door anderen – waaronder [de medeverdachte] – werd gebruikt en de berichten ‘gescrambled’ zijn, waardoor onbekend is wanneer deze zijn verstuurd/ontvangen, deze niet in chronologische volgorde zijn weergegeven en wat de context van die berichten is geweest. Voorts kan de in deze telefoon aangetroffen administratie (met bedragen) – mede gelet op de daarvoor door de verdachte gegeven verklaring – niet met zekerheid worden gekoppeld aan de prostitutiewerkzaamheden.
De getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden, leiden evenmin tot een ander oordeel.
Het voorgaande brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben [naam 1] en [naam 2] zich als benadeelde partij gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade, als gevolg van het aan de verdachte onder 1 respectievelijk 2 tenlastegelegde tot bedragen van:
- [ [naam 1] tot een bedrag van in totaal
€ 77.000,00, bestaande uit een bedrag van
€ 72.000,00 aan materiële schade en een bedrag van
€ 5.000,00 aan immateriële schade;
- [ [naam 2] tot een bedrag van in totaal
€ 35.677,85, bestaande uit een bedrag van
€ 25.677,85 aan materiële schade en een bedrag van
€ 10.000,00 aan immateriële schade.
Bovengenoemde bedragen dienen telkens te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast hebben de benadeelde partijen de oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr verzocht.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig het vonnis waarvan beroep dient te worden beslist.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten bepleit.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient te worden beperkt tot een bedrag van € 2.500,00. De verdediging heeft verzocht ook het gevorderde bedrag aan materiële schade te beperken. In dit verband heeft de verdediging naar voren gebracht dat uit het dossier niet duidelijk blijkt hoeveel [naam 1] in de ten laste gelegde periode heeft verdiend met de prostitutiewerkzaamheden. Bovendien is in de vordering de kostenaftrek buiten beschouwing gelaten.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[naam 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient te worden beperkt tot een bedrag van € 2.500,00.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat die dient te worden afgewezen. Subsidiair dient de vordering te worden beperkt tot een bedrag van
€ 10.000,00, waarbij rekening is gehouden met de kosten.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlaste-gelegde zal worden vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.