Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 10 juli 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 12 april 2023;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
- het arrest van dit hof van 9 januari 2024, waarin een mondelinge behandeling is gelast, welke niet is gehouden;
- de memorie van antwoord van [verweerster] , met bijlagen;
- het arrest van dit hof van 6 augustus 2024, waarin opnieuw een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de (enkelvoudige) mondelinge behandeling van 28 oktober 2024, met als bijlage de brief van mr. Van Collem van 19 november 2024, houdende verzoek tot correctie van de naamsvermelding van de gemachtigde van [verweerster] .
3.Feitelijke achtergrond
verhuurder” [verweerster] , als “
huurder” [appellant] .
Huur pand S’gravenzandseweg 19B plus apparatuur”. De tweede betaling is ontvangen op 29 juli 2022 en vermeldt als omschrijving: “
Factuurnr:222506 huur maand Augustus 2022”.
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vorderingen in hoger beroep
- de kantonrechter heeft ten onrechte als vaststaand feit aangenomen dat [appellant] een (onder)huurovereenkomst heeft gesloten met [verweerster] en dat [appellant] daartoe een schriftelijke (onder)huurovereenkomst heeft ondertekend. [appellant] bestrijdt dat de door [verweerster] overgelegde ‘huurovereenkomst’ door hem is ondertekend. Hij stelt in het bezit te zijn van een video-opname waarin [betrokkene 1] bevestigt dat de (onder)huurovereenkomst nimmer door [appellant] is ondertekend;
- de kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat [appellant] de stellingen van [verweerster] onvoldoende heeft weersproken zodat niet hoeft te worden vastgesteld of de handtekening onder de (onder)huurovereenkomst van [appellant] is;
- de kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat tussen partijen een (onder)huurovereenkomst bestaat uit hoofde waarvan [appellant] maandelijks € 3.872,- aan huurpenningen aan [verweerster] diende te voldoen. [appellant] stelt dat hij met [betrokkene 1] was overeengekomen dat hij het pand met de inventaris zou huren voor € 2.000,- per maand en dat de beide betalingen van € 3.872,- in juli 2022 op verzoek van [betrokkene 1] dienden als voorschot omdat [betrokkene 1] kampte met financiële problemen. Het door [appellant] in juni 2022 contant aan [betrokkene 1] betaalde bedrag van € 3.000,- betrof geen vooruit betaalde huur, maar diende er alleen toe te voorkomen dat [betrokkene 1] het pand aan een derde zou verhuren lopende de onderhandelingen tussen hen;
- [appellant] stelt dat [betrokkene 1] nimmer naar voren heeft gebracht dat hij handelde namens [verweerster] , zodat er een huurovereenkomst bestaat tussen hem en [betrokkene 1] en niet tussen hem en [verweerster] . Dat blijkt ook uit het feit dat de betalingen moesten worden gedaan op een bankrekening die op naam staat van [betrokkene 1] ;
- [appellant] biedt aan zijn stellingen door het horen van getuigen te bewijzen, onder meer met een getuige die kan verklaren over de totstandkoming en de voorwaarden van de (onder)huurovereenkomst, de ondertekening en de betalingen van [appellant] aan [betrokkene 1] ;
- de kantonrechter heeft de (onder)huurovereenkomst ten onrechte ontbonden en [appellant] ten onrechte veroordeeld tot doorbetaling van € 3.782,- per maand tot datum ontruiming;
- de kantonrechter heeft [appellant] ten onrechte in de proceskosten veroordeeld.
6.Beoordeling in hoger beroep
huur pand (…) plus apparatuur”, respectievelijk op
“(…) huur maand augustus 2022”. Aan [appellant] is dus het (recht van) gebruik verstrekt van het bedrijfspand en de inventaris, waartegenover hij een vast bedrag aan “
huur” heeft betaald. Dit alles wijst op een (mondelinge) afspraak tussen partijen die ertoe strekte dat [appellant] het recht van gebruik zou krijgen van het bedrijfspand met de inventaris tegen betaling van € 3.872,- per maand. Daarmee is, ook los van het schriftelijke stuk van 23 juni 2022, voldaan aan de vereisten voor het aannemen van een huurovereenkomst. Aan de, met een bewijsaanbod versterkte, stelling van [appellant] dat de handtekening onder dat schriftelijke stuk niet van hem afkomstig is, zal dan ook als niet ter zake doende worden voorbijgegaan.
met het doel om [het bedrijfspand] te verkopen, op andere wijze over te dragen, dan wel te (onder)verhuren met inbegrip van de goodwill, contracten en alles wat daarbij nodig is, met inbegrip van de uitvoering daarvan, zodat een ander [het bedrijfspand] zou kunnen gaan runnen.”
huur pand (…) plus apparatuur”, respectievelijk
“(…) huur maand augustus 2022”), zodat het hof aan deze stellingen van [appellant] wegens het ontbreken van een toereikende onderbouwing voorbij gaat.
7.Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 12 april 2023;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [verweerster] begroot op € 3.389,-;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;