Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1975 en ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd, was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van beïnvloeding van getuigen. De officier van justitie had geen hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, maar de verdachte zelf had wel hoger beroep aangetekend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de partiële vrijspraak, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen deze beslissing volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging betrof het opzettelijk beïnvloeden van getuigen, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd om de verklaringen van getuige 1 te beïnvloeden. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Echter, de raadsman van de verdachte betoogde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen en dat de verklaringen van de verdachte uitgesloten moesten worden van het bewijs, omdat hij niet de cautie was gegeven en geen gebruik had kunnen maken van zijn recht op rechtsbijstand.
Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar genoeg waren om als bewijs te dienen. Zonder deze verklaringen was er onvoldoende bewijs om het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en vernietigde het vonnis waarvan beroep.