ECLI:NL:GHDHA:2025:140
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hennepplantage zaak na herziening door Hoge Raad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep na een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte was eerder veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Amsterdam voor het opzettelijk aanwezig hebben van 128 hennepplanten. Na een herzieningsverzoek, dat door de Hoge Raad op 9 april 2024 gegrond werd verklaard, werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbeoordeling. Tijdens de zittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte heeft een alternatieve verklaring gegeven, waarin hij stelt dat hij de woning had onderverhuurd en dat de hennepplantage door de onderhuurder was aangelegd zonder zijn medeweten. Het hof heeft deze verklaring als niet onaannemelijk beoordeeld, gesteund door getuigenverklaringen. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastelegging en heeft de verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde feit. Tevens is besloten dat de in beslag genomen voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien er geen rechthebbende bekend is. Het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 september 2020 is vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was.