In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 december 2023, waarin de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind was vastgesteld op € 230,- per maand, met ingang van 1 augustus 2023. De vader verzocht het hof om de alimentatie te verlagen naar € 25,- per maand, terwijl de moeder, verweerster in het principaal hoger beroep, in incidenteel hoger beroep vroeg om de alimentatie te verhogen naar € 291,- per maand. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2025 was de vader niet aanwezig, maar zijn advocaat en de moeder met haar advocaat waren wel aanwezig. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. Het hof oordeelde dat de vader een verdiencapaciteit had van € 43.240,- per jaar en dat hij zijn onderhoudsverplichting niet kon ontlopen, ook al ontving de moeder een bijstandsuitkering. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 324,- per maand, en na een draagkrachtvergelijking kwam het hof tot de conclusie dat de vader € 291,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen, met ingang van 1 augustus 2023. Tevens werd vastgesteld dat de vader tot 1 augustus 2025 een bedrag van € 7.466,- aan achterstallige kinderalimentatie verschuldigd was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.