Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Allura B.V.,
H & GBP B.V.,
[appellant 3],
4.
[appellant 4],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven van [appellanten], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de ACM.
3.Feitelijke achtergrond
Partijen
(i) de renteschade als gevolg van de opzegging van de bancaire relatie door de Rabobank (hierna: de renteschade); en
(ii) de schade als gevolg van het moeten verkopen van de twee verhuurde panden, bestaande uit gederfde huurinkomsten en schade als gevolg van de gedwongen verkoop (hierna: de OG-schade).
Hij zal binnenkort met u contact opnemen.Zoals we (…) hebben besproken kunt u zich door een advocaat laten bijstaan. U gaf er de voorkeur aan om dat niet te doen. Als u dit alsnog zou willen doen heeft de ACM daar vanzelfsprekend geen bezwaar tegen. Wel horen wij in dat geval graag wie u daarvoor inschakelt. Zoals besproken, vinden gesprekken over een eventuele schikking onder geheimhouding plaats. Om die reden vindt de ACM het bezwaarlijk als u zich laat bijstaan door een advocaat die tevens voor een andere handelaar of een collectief van handelaren optreedt’.
en [gebroeders] in hun hoedanigheid van firmanten van T&T Tapijt, alsmede aan[Allura]
, van welke vennootschap [gebroeders] de enige aandeelhouders zijn. (…)
(...) onder vermelding van “schikking executieveilingzaak”.
- de ACM aansprakelijkheid voor deze schade afwijst omdat het een eigen keuze van de Rabobank is geweest om kredietrelaties met handelaren OG te beëindigen;
- de ACM bereid is de Rabobank te woord te staan indien zij vragen heeft over het onderzoek en de besluiten; en
- de ACM zich op het standpunt stelt dat OG-schade haar niet kan worden toegerekend op grond van artikel 6:98 BW.
4.Procedure bij de rechtbank
primairbegroot op € 1.422.525,- en
subsidiairop € 753.525,-, in beide gevallen te vermeerderen met € 15.004,- aan kosten voor een schaderapport.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Uitleg van de VSO’s
nietigheid, omdat artikel 2:2 Awb naar zijn aard uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen, namelijk de wederpartij van het bestuursorgaan (artikel 3:40 lid 2 BW). Er is evenmin sprake van
vernietiging, omdat strijd met een dwingende wetsbepaling alleen leidt tot vernietigbaarheid als het verrichten van de betrokken rechtshandeling, in dit geval het sluiten van de VSO’s, als zodanig in strijd is met de wet (idem) en omdat voor vernietiging een buitengerechtelijke verklaring dan wel een rechterlijke uitspraak nodig is (artikel 3:49 BW). Ten slotte voert de ACM terecht aan dat bij nietigheid van de kwijting voor de OG-schade de gehele VSO’s getroffen zouden worden (artikel 3:41 BW).
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 oktober 2023;
- veroordeelt [appellanten] hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de ACM begroot op € 25.736,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellanten] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze proceskostenveroordeling heeft voldaan en de ACM hem vervolgens dit arrest betekent, [appellanten] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellanten] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.