ECLI:NL:GHDHA:2025:1179

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
200.337.446/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering van rechthebbende tegen voormalig bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak vordert de rechthebbende schadevergoeding van zijn voormalig bewindvoerder, nadat zijn goederen onder bewind zijn gesteld. De rechthebbende stelt dat de voormalig bewindvoerder tekort is geschoten in zijn zorgplicht, wat heeft geleid tot zowel materiële als immateriële schade. De bestreden beschikking van de kantonrechter in Rotterdam, die het verzoek om schadevergoeding afwees, wordt door de rechthebbende in hoger beroep aangevochten. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van 24 oktober 2023 en behandelt het hoger beroep dat op 24 januari 2024 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2025 zijn beide partijen verschenen, waarbij de rechthebbende werd bijgestaan door zijn advocaat en de voormalig bewindvoerder door zijn advocaat. Het hof oordeelt dat de voormalig bewindvoerder niet in zijn zorgplicht heeft tekortgeschoten, en dat de schade die de rechthebbende stelt te hebben geleden niet kan worden toegerekend aan de voormalig bewindvoerder. De vordering van de rechthebbende wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt de bestreden beschikking, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
Zaaknummer hof : 200.337.446/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank : 10648845 GZ VERZ 23-5409
beschikking van de meervoudige kamer van 7 mei 2025
inzake
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat mr. F.O. Ligeon-Merton te Rotterdam,
tegen
[voormalig bewindvoerder]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat mr. H.S. Franken te Den Haag,
Het hof noemt partijen hierna rechthebbende en de voormalig bewindvoerder.

1.De zaak in het kort

1.1
De goederen van rechthebbende zijn tot de bestreden beschikking onder bewind gesteld. Volgens rechthebbende is de voormalig bewindvoerder in de zorg van een goed bewindvoerder tekortgeschoten. Hij verzoekt daarom om een materiële en immateriële schadevergoeding.

2.Het verloop van het geding in eerste aanleg

2.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

3.Het geding in hoger beroep

3.1
Rechthebbende is op 24 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
3.2
De voormalig bewindvoerder heeft op 27 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
3.3
Van de zijde van rechthebbende zijn nog overgelegd:
- een brief van 6 maart 2024 met bijlage;
- een e-mail van 13 maart 2025 met bijlagen.
3.4
Verder is van de zijde van de voormalig bewindvoerder op 24 maart 2025 een e-mail met bijlagen bij het hof ingekomen.
3.5
De mondelinge behandeling heeft op 25 maart 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] namens de voormalig bewindvoerder, bijgestaan door mr. H.S. Franken.

4.Feitelijke achtergrond

4.1
Bij beschikking van 9 oktober 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam zijn alle goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden en is de voormalig bewindvoerder tot bewindvoerder benoemd.
4.2
Bij de bestreden beschikking is per 1 november 2023 het bewind over de goederen van rechthebbende opgeheven. Daartoe is overwogen dat de grondslag van het bewind over de goederen van rechthebbende onverminderd aanwezig is, maar rechthebbende en de voormalig bewindvoerder te kennen hebben gegeven geen vertrouwen te hebben in de voortzetting van het bewind. Verder heeft rechthebbende, zo blijkt uit de beschikking, laten weten dat hij voldoende in staat is om zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

5.De omvang van het geschil

5.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover van belang, het verzoek van rechthebbende om een schadevergoeding afgewezen.
5.2
Rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de voormalig bewindvoerder alsnog te veroordelen een schadevergoeding te voldoen aan rechthebbende. Verder verzoekt rechthebbende de voormalig bewindvoerder te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties. Rechthebbende voert – samengevat – het volgende aan. Hij lijdt materiële en immateriële schade. De materiële schade is veroorzaakt doordat rechthebbende onvoldoende is geïnformeerd over zijn financiële situatie, de voormalig bewindvoerder slecht bereikbaar was en het bewind eerder had kunnen worden opgeheven. De voormalig bewindvoerder heeft geen eindrekening en verantwoording afgelegd vóór 1 januari 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft rechthebbende toegelicht dat zijn materiële schade bestaat uit de kosten die hij nog moet voldoen aan EnergieDirekt en Eneco). Dit betreft een nabetaling die is ontstaan doordat rechthebbende niet zelfstandig zijn meterstanden kon doorgeven. Verder bestaat de immateriële schade uit de stress die hij heeft gehad onder meer doordat er al drie jaar geen contact is met zijn dochter, omdat er geen geld beschikbaar was om met het openbaar vervoer naar haar toe te reizen.
5.3
De voormalig bewindvoerder verzoekt rechthebbende niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, dan wel dit hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens. Op het verweer van de voormalig bewindvoerder wordt zonodig hierna ingegaan.

6.De motivering van de beslissing

Stukken 24 maart 2025
6.1
Het hof stelt voorop dat stukken die na de wettelijke termijn van tien dagen of ter zitting worden ingediend, door de rechter buiten beschouwing worden gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet (artikel 87 lid 6 tweede volzin Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv)).
6.2
Ter zitting heeft rechthebbende bezwaar gemaakt tegen de op 24 maart 2025 van de zijde van de voormalig bewindvoerder ingediende stukken. De voormalig bewindvoerder heeft naar aanleiding daarvan toegelicht dat de stukken pas in dit stadium zijn ingediend omdat hij pas op basis van de stukken van rechthebbende van 13 maart 2025 inzicht had verkregen in de omvang van het hoger beroep, en dat rechthebbende al van deze stukken op de hoogte is omdat deze aan hem zijn verstuurd en ook bij de rechtbank zijn ingediend voor de rekening en verantwoording. Naar aanleiding van deze toelichting heeft het hof geoordeeld dat rechthebbende niet is geschaad in zijn recht op hoor en wederhoor omdat hij al kennis had (kunnen hebben) van deze stukken, die bovendien eenvoudig te doorgronden zijn, zodat het hof deze bij zijn beoordeling zal meenemen. Dit is ter zitting aan partijen voorgehouden.
Schadevergoeding
6.3
Ingevolge artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) is een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
Op grond van artikel 1:362 BW (dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de kantonrechter de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de voormalig bewindvoerder heeft geleden en de voormalig bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
6.4
Naar het oordeel van het hof is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet vast komen te staan dat de voormalig bewindvoerder in zijn zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten. Integendeel, daaruit blijkt juist dat de voormalig bewindvoerder zorgvuldig heeft gehandeld. Immers, de voormalig bewindvoerder heeft ervoor gezorgd dat bij de aanvang van het bewind de geplande ontruiming van rechthebbende uit zijn woning is voorkomen en dat er diverse financiële regelingen zijn aangevraagd waardoor rechthebbende zijn huis kon inrichten, rechthebbende in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand en aanvankelijk gebruik kon maken van het openbaar vervoer, zodat rechthebbende uitvoering kon geven aan de omgangsregeling met zijn dochter. Daarnaast heeft de voormalig bewindvoerder ervoor zorggedragen dat rechthebbende is aangemeld voor schuldhulpverlening via de gemeente. Rechthebbende neemt nog steeds deel aan dit traject. Ook de overgelegde rekening en verantwoording vertoont geen tekortkomingen. Verder kon rechthebbende op elk moment inzicht verkrijgen in zijn financiën via het digitale dossier en kon hij contact opnemen met de voormalig bewindvoerder via de e-mail, zoals hij ook deed. Dat de voormalig bewindvoerder er op een bepaald moment voor heeft gekozen niet langer in persoon te communiceren met rechthebbende acht het hof begrijpelijk gezien de agressieve wijze van bejegening. Rechthebbende heeft voormalig niet onderbouwd waarom de door hem genoemde rekeningen schadeposten zijn. De jaarrekening van EnergieDirect van € 2.332 (overgelegd als productie 3 bij het beroepschrift) betreft een afrekening over het gebruik over de periode van 31 augustus 2023 tot en met 30 augustus 2024, zodat het merendeel van dit gebruik niet valt binnen de periode van de onderbewindstelling. Los daarvan kan het verbruik van energie niet worden aangemerkt als een tekortkoming van de voormalig bewindvoerder. Om die reden kan ook het verbruik bij Eneco niet als schade worden aangemerkt. Dit betekent dat het hoger beroep van rechthebbende niet slaagt.
Proceskosten
6.5
Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep ziet het hof geen aanleiding om de voormalig bewindvoerder te veroordelen in de kosten van eerste aanleg en hoger beroep, zoals rechthebbende verzoekt, zodat het hof dit verzoek zal afwijzen, de bestreden beschikking ook op dit punt zal bekrachtigen en de proceskosten in hoger beroep zal compenseren.
6.6
Het hof beslist als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.G.B. Boelens, C.M. Warnaar en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. M.J. de Klerk als griffier en is op 7 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.