ECLI:NL:GHDHA:2025:11

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
200.335.335/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door onbevoegde aanwezigheid op containerterminal met schadevergoeding als gevolg

In deze zaak vordert ECT Delta Terminal B.V. schadevergoeding van een persoon die onbevoegd aanwezig was op hun containerterminal. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die de vordering van ECT grotendeels had toegewezen. De appellant ontkent dat hij op het terrein aanwezig was en betwist de onrechtmatigheid van zijn handelen. ECT stelt dat de appellant, samen met anderen, op 13 september 2021 in een container op het terrein was aangetroffen, wat leidde tot een stillegging van hun bedrijfsprocessen en aanzienlijke schade. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant zonder toestemming het terrein betreden heeft, wat als een onrechtmatige daad wordt beschouwd. De schade die ECT heeft geleden, is het gevolg van deze onbevoegde aanwezigheid, en het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd. De appellant is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 3.527, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.335.335/01
Zaaknummer rechtbank : 10090930 CV EXPL 22-27812
Arrest van 14 januari 2025
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. A. Jhingoer, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
ECT Delta Terminal B.V.,
tevens handelend onder de naam
Hutchinson Ports ECT Delta,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. J.G. Kroon, kantoorhoudend in Breda.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en ECT noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
In deze procedure vordert ECT schadevergoeding van een persoon die onbevoegd aanwezig was in een container op het haventerrein. Hij wordt ervan verdacht als zogenoemde uithaler op het terrein aanwezig te zijn geweest, maar is daarvoor niet door het OM vervolgd. De onbevoegde aanwezigheid kwalificeert volgens ECT als een onrechtmatige daad. Als gevolg van de onbevoegde aanwezigheid heeft ECT een deel van het haventerrein stil moeten leggen, waardoor zij schade heeft geleden. Deze schade – berekend volgens een voor dit doel ontwikkelde rekentool – wil zij verhalen.
1.2
De kantonrechter heeft de vordering (grotendeels) toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 september 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023;
  • de memorie van grieven van [appellant];
  • de memorie van antwoord van ECT.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Daartegen is niet gegriefd. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. ECT is een containerterminal waar onder andere containers vanaf zeeschepen worden overgeslagen om vervolgens met vrachtwagens, treinen en binnenvaartschepen verder vervoerd te worden binnen Nederland of verder doorgevoerd te worden naar het buitenland.
Het bedrijfsterrein van ECT is gelegen op het Delta schiereiland op de Maasvlakte in de Rotterdamse haven. Het bedrijfsterrein (hierna ook: de terminal) is ongeveer 2,7 km lang en 1,1 km breed. Het grenst met één breedtezijde aan het vaste land. Die grens is voorzien van een ca. 2 meter hoog hek met daarboven drie prikkeldraden. In het hekwerk zijn een paar bewaakte toegangen. Voor toegang is een persoonlijke toegangspas noodzakelijk. Op borden is aangegeven dat bezoekers zich dienen te melden bij de beveiliging.
Op 13 september 2021 is bij de Politie Eenheid Rotterdam om 11:50 uur een melding binnengekomen van een persoon met ademhalingsproblemen. De persoon gaf aan dat hij met 8 andere personen in een container zat opgesloten op het terrein van ECT. De melder kon niet precies zeggen waar de container stond.
Het terrein van ECT is opgedeeld in drie operationele delen (aangeduid met respectievelijk DDN, DDW en DDE). Op deze operationele terreinen wordt gewerkt met automatische kranen die containers plaatsen in specifieke vakken (zogenaamde stacks) en met automatisch gestuurde (onbemande) voertuigen die containers vanaf de kadekranen aan de waterzijde naar deze stacks rijden.
De container waarin de personen zich bevonden werd om 12:15 uur gelokaliseerd op het DDN terrein. Nadat het stack was stilgezet voor de veiligheid kon de brandweer de
container openmaken. De aanwezige personen werden uit de container bevrijd en aangehouden door de politie. Zij werden ervan verdacht als zogenoemde uithalers op het terrein aanwezig te zijn. Uithalers zijn personen die in opdracht van criminelen drugs uit containers halen.
Bij brief van 14 juni 2022 schreef (de advocaat van) ECT aan (onder meer) [appellant]:

Op 13 september 2021 bent u tezamen met diverse andere personen, als onbevoegd aanwezig persoon, aangehouden in een container op het terminal terrein van cliënte. Als gevolg van het onderzoek van de politie, uw aanhouding en een daarop volgende nadere controle van het terrein, heeft de terminal geruime tijd stil gelegen en diende opnieuw te worden opgestart, waardoor cliënte schade heeft geleden van een bedrag van minimaal €20.624,-. Cliënte stelt u aansprakelijk voor deze schade, waarvan schadeberekening is bijgevoegd.
Bij brief van 9 februari 2023 schreef de Districtschef Zeehavenpolitie aan de raadsvrouw van ECT onder meer het volgende:

Op 13 september 2021 komt om 11:50 uur de melding binnen van een persoon met ademhalingsproblemen op het terrein van de ECT. Deze persoon zou zich samen met 8 andere personen in een container op het terrein van de ECT bevinden. De melder geeft aan al ruim 12 uur in de container met bomen te zitten en dat er maar een klein zuurstofgaatje is. De melder kan niet precies zeggen waar de container op het terrein staat.
Na een zoektocht wordt de container om 12:15 uur gelokaliseerd. Nadat het stack is stilgezet voor de veiligheid kan de brandweer de container opmaken en worden alle personen eruit gehaald. Deze worden allen aangehouden en uiteindelijk overgebracht naar het politiebureau. De identiteiten van deze personen zijn gekoppeld aan deze verstrekking.
Doordat de melder zich niet bekend maakt en de telefoon waarmee gebeld is niet
aangetroffen wordt bij de personen ontstaat het scenario dat er mogelijk een tweede container staat met daarin personen in ademnood. Doordat de brandweer gevaarlijk hoge CO-waardes meet kan er niet in de container gezocht worden naar de telefoon Bij het terugbellen naar het nummer waarmee de melding gedaan is gaat de telefoon slechts 2 keer over, het lijkt erop dat deze wordt weggedrukt. Hierdoor wordt besloten om fysiek te gaan zoeken in het stack naar een mogelijke tweede container.
Nadat de betreffende container geruime tijd met open deuren had gestaan bleken de CO-waardes te hoog te zijn om in de container te gaan. Hierop is besloten de
brandweer met perslucht in de container te laten zoeken. De brandweer is geruime tijd bezig geweest om alle tassen met voedsel en gereedschap uit de container te halen.
Omstreeks 14:00 uur is de telefoon aangetroffen waarmee de melding gedaan was. Doordat de container niet van binnenuit te open was moest er hulp aanwezig zijn buiten de container. In de omgeving van de container werden sporen en goederen aangetroffen die hierop wezen. Hier heeft verder onderzoek naar plaatsgevonden in het stack maar er werden geen andere personen aangetroffen Het onderzoek in het stack werd omstreeks 16:00 uur afgerond.
Concluderend betrof dit de Trojaanse methode waarin uithalers zich in een container de terminal op laten rijden om daar verdovende middelen uit te halen. De later in de container aangetroffen specifieke gereedschappen, het voedsel, meerdere (nieuwe) containerzegels en de diverse (kapotte) telefoons en (nieuwe) simkaarten zijn hiervan concrete voorbeelden. Deze modus operandi wordt veelvuldig door criminele organisaties gebruikt om toegang te krijgen tot het terrein van de ECT Delta.
Gegevens verdachte:
Onderstaande personen zijn op 13 september 2021 door de politie aangehouden op het terrein van de ECT Delta:
(…)
[appellant] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (…)

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
ECT heeft [appellant] en zeven anderen (verder: [appellant] c.s.) gedagvaard en gevorderd, samengevat,
i. een verklaring voor recht dat [appellant] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die ECT heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad die heeft plaatsgevonden op 13 september 2021;
ii. [appellant] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan ECT van een bedrag van € 20.624,-- aan schade, en een bedrag van € 981,24 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen vermeerderd met rente en de proceskosten.
4.2
ECT legde aan deze vordering ten grondslag dat [appellant] c.s. onbevoegd aanwezig waren op het bedrijfsterrein van ECT, als gevolg waarvan ECT schade heeft geleden. Wanneer er een melding binnenkomt van een onbevoegd persoon op een bepaald deelterrein, worden op dat deelterrein alle voertuigen en kranen uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat er door een bewegend apparaat letsel wordt toegebracht aan een persoon. ECT heeft vanwege de onbevoegde aanwezigheid van [appellant] c.s. haar bedrijfsproces op het DDN terrein stilgelegd en vanwege die stilstand schade geleden. De schade die zij vordert bestaat uit interne loonkosten en vaste kosten en is volgens ECT slechts een minimumberekening. De daadwerkelijke schade kan volgens haar veel hoger zijn.
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen tot een bedrag van € 10.190,25 en [appellant] c.s. in de kosten veroordeeld.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft één grief geformuleerd, met toelichting. Deze grief en de toelichting zijn algemeen geformuleerd. Uit de memorie van antwoord blijkt in hoeverre ECT de grief heeft begrepen. Het hof zal de grief begrijpen zoals ECT dat heeft gedaan. In de grief worden verschillende bezwaren tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] meent dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad en dat hij niet aansprakelijk is voor de geleden schade. Hij ontkent dat hij op het bedrijventerrein aanwezig is geweest en dat hij een zogenaamde uithaler was en wijst erop dat hij hiervoor ook niet door het Openbaar Ministerie is vervolgd. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Ook betwist [appellant] de hoogte van de schade: hij meent dat ECT niet aannemelijk heeft gemaakt dat niet met het afsluiten van een kleiner deel van de terminal had kunnen worden volstaan. [appellant] wil dat het hof de vorderingen van ECT alsnog afwijst, dan wel de vordering vaststelt op nihil.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
ECT heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] zonder toestemming haar bedrijfsterrein heeft betreden: hij heeft zich niet gemeld bij de beveiliging en had geen toegangspas, terwijl bij de ingang van het bedrijfsterrein duidelijk staat aangegeven dat alle bezoekers zich moeten melden bij de beveiliging. Ter onderbouwing van deze stelling heeft ECT de hiervoor onder 3.1 sub g opgenomen brief van 13 september 2021 van de Districtschef Zeehavenpolitie in het geding gebracht.
6.2
[appellant] heeft niet, althans onvoldoende, gemotiveerd betwist dat hij op 13 september 2021 op het bedrijfsterrein van ECT met acht anderen is aangehouden door de politie, zoals de Districtschef Zeehavenpolitie in bovengenoemde brief heeft verklaard. Met name heeft [appellant] de in die brief opgenomen persoonsgegevens die op hem betrekking hebben niet betwist. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat [appellant] zich op 13 september 2021 op het bedrijfsterrein van ECT bevond en dat hij op dat bedrijfsterrein in een container is aangetroffen. [appellant] heeft niet betwist dat hij geen toestemming had het bedrijfsterrein te betreden en ook niet dat bij de ingang van het bedrijfsterrein duidelijk staat aangegeven dat alle bezoekers zich moeten melden. Door zich zonder toestemming wel op het terrein van ECT te begeven heeft [appellant] zich in beginsel schuldig gemaakt aan een strafbaar feit (overtreding van het in artikel 461 Sr neergelegde verbod). [appellant] heeft geen feiten gesteld die erop zouden kunnen wijzen dat hij buiten zijn schuld op het bedrijfsterrein is beland. Daarmee staat naar het oordeel van het hof vast dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens ECT en dat deze onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend. [appellant] heeft betwist dat hij op het bedrijfsterrein aanwezig was
als uithaler. Dat doet aan het vorenstaande niet af. Ook als hij niet als uithaler aanwezig was, maar in een andere hoedanigheid, is de enkele onbevoegde aanwezigheid onrechtmatig jegens ECT.
6.3
ECT heeft gesteld dat zij door de onbevoegde aanwezigheid van [appellant] schade heeft geleden. De telefonische melding van een persoon in ademnood die zich – tezamen met acht andere personen, waaronder [appellant] – in een container op het ECT bedrijfsterrein zou bevinden, leidde er toe dat de politie/douane zich fysiek tussen de containers diende te bewegen op zoek naar die personen. Het bedrijfsterrein is vergaand geautomatiseerd. De aanwezigheid van een persoon die zich tussen de containers begeeft, heeft volgens het geldende veiligheidsprotocol tot gevolg dat het geautomatiseerde afhandelingsproces van het betreffende deel van de terminal moet worden gestopt. Het geautomatiseerde proces van het onderdeel DDN is in verband met de onbevoegde aanwezigheid van [appellant] c.s. in de container dan ook stil gelegd.
6.4
[appellant] heeft niet weersproken dat ECT schade heeft geleden als gevolg van het stilleggen van het geautomatiseerde proces van het deel van de terminal waar de container zich bevond. Dit betekent dat aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is voldaan.
Hoogte van de schade
6.5
[appellant] betwist de hoogte van de door de kantonrechter toegekende vergoeding. Hij wijst erop dat uit de stukken niet blijkt dat ECT de schade niet had kunnen verminderen door niet “het gehele stuk” af te sluiten, maar een kleiner deel, zodat de rest van de terminal door zou kunnen draaien. Daarnaast stelt hij dat de onbevoegde personen vanaf 13:15 uur van het terrein zijn afgevoerd. Verdere stilstand of een nadere zoektocht naar anderen kan dan niet voor zijn rekening komen, aldus [appellant].
6.6
Het hof begrijpt niet goed – en uit de memorie van antwoord blijkt dat ECT dit ook niet begrijpt – wat [appellant] bedoelt met zijn klacht dat ECT haar schade had kunnen verminderen door niet “het gehele stuk” af te sluiten. Immers in deze procedure staat vast dat ECT niet de gehele terminal heeft stil gelegd, maar alleen het onderdeel DDN waar de container zich bevond. Indien [appellant] van mening is dat ECT had kunnen volstaan met het afsluiten van slechts een deel van het DDN-terrein, had van hem mogen worden verwacht dat hij nader had toegelicht op basis waarvan hij van mening is dat dat mogelijk is, hetgeen hij heeft nagelaten. Dit klemt te meer, omdat ECT erop heeft gewezen dat het in haar belang is om een zo groot mogelijk deel van haar bedrijf en terrein operationeel te houden bij incidenten.
6.7
Ten aanzien van de duur van de stilstand heeft de kantonrechter (in rov. 4.12 e.v.) overwogen dat ECT om ca. 12:15 uur het operationele proces op het DDN-terrein heeft stilgezet. [appellant] c.s. zijn om ca 13:15 uur uit de container bevrijd en van het terrein afgevoerd. Omdat de telefoon waarmee was gebeld nog niet was gevonden, is de politie echter door gegaan met zoeken. Niet uit te sluiten viel dat er nog een tweede container was met daarin personen in ademnood. Om 13:57 uur is daarom een hondenpatrouille gestart en om 14:00 uur werd de telefoon gevonden in de container waarin onder andere [appellant] zich bevond. Daarna is het terrein vrijgegeven en zijn de operationele werkzaamheden weer opgestart, waarbij de kantonrechter het aannemelijk achtte dat dit opstartproces ongeveer drie kwartier heeft geduurd (dus tot 14:45 uur). De totale stilstand komt dan neer op 2,5 uur.
6.8
[appellant] heeft niet toegelicht waarom hij het niet eens is met bovengenoemde overwegingen van de kantonrechter. Hij heeft de door de kantonrechter geschetste gang van zaken niet weersproken, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Omdat onder de geschetste omstandigheden (de telefoon waarmee de melding was gedaan was om 13:15 uur nog niet gevonden) niet onbegrijpelijk is dat de politie verder heeft gezocht naar een mogelijk tweede container, komt ook de stilstand tussen 13:15 uur en de vondst van de telefoon om 14:00 uur voor risico van [appellant] c.s.. Ditzelfde geldt voor de opstarttijd. Dat hiermee circa drie kwartier is gemoeid, heeft [appellant] niet weersproken.
6.9
Dit betekent dat de door [appellant] geuite bezwaren niet leiden tot een ander/lager schadebedrag.
Conclusie en proceskosten
6.1
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.11
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 2.135,--
salaris advocaat € 1.214,-- (1 punt × tarief II)
nakosten € 178,--(vermeerderd de eventuele verhoging zoals vermeld in het dictum indien het arrest moet worden betekend)
Totaal € 3.527
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van ECT begroot op € 3.527, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,--;
  • verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, J.S Honée en M.C.M. van Dijk en is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.