ECLI:NL:GHDHA:2025:1098

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
BK-24/715
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft [X] B.V. verzet aangetekend tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 oktober 2024, waarin het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 19 juni 2024 kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was het ontbreken van de gronden van het hoger beroep. Het verzet is pro forma ingesteld op 19 november 2024, maar bevatte ook geen gronden. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2025 werd het verzet besproken, maar de belanghebbende heeft niet gereageerd op eerdere verzoeken om de gronden van het verzet te specificeren. Het Hof heeft vastgesteld dat het verzetschrift niet aan de wettelijke eisen voldeed en dat de belanghebbende niet binnen de gestelde termijn het verzuim heeft hersteld. Daarom heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard en de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het verzet. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 6:5, 6:6 en 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/715

Uitspraak van 21 mei 2025

op het verzet van
[X] B.V.te [Z] , belanghebbende (gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven), tegen na te noemen uitspraak.

Uitspraak en verzet

1.1.
Belanghebbende is in verzet gekomen tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 22 oktober 2024, nummer
BK-24/715 (de uitspraak), waarbij het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 19 juni 2024, nummer SGR 22/6237 op grond van artikel 8:54, lid 1, aanhef en letter b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard wegens het ontbreken van de gronden van het hoger beroep.
1.2.
Het (pro forma) verzet is gedagtekend 19 november 2024.
1.3.
Het verzet is mondeling behandeld ter zitting van 9 april 2025. Gemachtigde is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst, nummer SGR 22/6237.
2.2.
De uitspraak van de Rechtbank is volgens een op een afschrift van die uitspraak geplaatste datumstempel op diezelfde datum aan belanghebbende verzonden.
2.3.
Belanghebbende heeft op 30 juli 2024 om 8:22 uur via digitale weg (het webportaal “Mijn Rechtspraak”; het webportaal) pro forma hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
2.4.
Belanghebbende is via een bericht, verzonden aan de gemachtigde, te weten: […] , t.a.v. de heer A.F.M.J. Verhoeven, via het webportaal op 30 juli 2024 om 9:26 uur gewezen op het feit dat de gronden van het hoger beroep ontbreken en is bij die gelegenheid uitgenodigd dit verzuim uiterlijk op 27 augustus 2024 te herstellen.
2.5.
Belanghebbende heeft niet op het onder 2.4 vermelde bericht gereageerd.
2.6.
Het Hof heeft vervolgens bij de onder 1.1 bedoelde uitspraak het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden van het hoger beroep.
2.7.
Belanghebbende heeft op 19 november 2024 om 11:00 uur via het webportaal pro forma verzet ingesteld tegen deze uitspraak.
2.8.
Belanghebbende is via een bericht, verzonden aan de gemachtigde, te weten: […] , t.a.v. de heer A.F.M.J. Verhoeven, via het webportaal op 20 november 2024 om 14:36 uur gewezen op het feit dat de gronden van het verzet ontbreken en is bij die gelegenheid uitgenodigd dit verzuim uiterlijk op 18 december 2024 te herstellen. De tekst van het bericht luidt als volgt:
“Het verzet in deze zaak voldoet niet aan de hierna vermelde wettelijke vereisten. U hebt verzuimd:
- de gronden van het verzet te vermelden; u dient duidelijk aan te geven om welke reden u het niet eens bent met de uitspraak van het gerechtshof;
- een kopie van de bestreden uitspraak in te dienen;

Ik geef u de mogelijkheid het verzuim uiterlijk 18 december 2024 te herstellen.

Als u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat het gerechtshof uw verzet niet (inhoudelijk) in behandeling neemt.”
2.9.
Belanghebbende heeft niet op het onder 2.8 vermelde bericht gereageerd.

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling

3. Het Hof heeft in de uitspraak het navolgende overwogen:
“Het hogerberoepschrift bevat niet de gronden van het hoger beroep.
Belanghebbende is via een bericht verzonden aan de gemachtigde, te weten: […] t.a.v. A.F.M.J. Verhoeven, via het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ op 30 juli 2024 om 09.26 uur op het verzuim gewezen en is bij die gelegenheid uitgenodigd dit verzuim uiterlijk op 27 augustus 2024 te herstellen. Belanghebbende heeft het verzuim niet hersteld.
Nu het hogerberoepschrift niet aan de eisen van de wet voldoet en belanghebbende niet binnen de gestelde termijn het verzuim heeft hersteld, is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet behoort te worden ontvangen in het hoger beroep.
Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 6:5, 6:6, 6:24, 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.”

Standpunt belanghebbende

4. Belanghebbende heeft in verzet (ingekomen op 19 november 2024) de volgende gronden, voor zover in verzet van belang, ingediend:
“(…)
Hierbij tekenen wij (pro forma) verzet aan tegen de uitspraak van 22 oktober 2024 inzake de belasting BPM van het dossier met voormeld kenmerk.
Belanghebbende komt voor de genoemde zaak op tegen de niet-ontvankelijk verklaring.
Belanghebbende verzoekt hiernaast om proceskostenvergoeding.
(…)”

Beoordeling van het verzet

5.1.
Het (pro forma) verzetschrift bevat niet de gronden van het verzet. De enkele mededeling in het pro forma verzetschrift “Belanghebbende komt voor de genoemde zaak op tegen de niet-ontvankelijk verklaring” kan niet als een begin van motivering van het verzet worden gezien.
5.2.
Belanghebbende is bij het onder 2.8 bedoelde bericht van 20 november 2024 op het verzuim gewezen en is bij die gelegenheid uitgenodigd dit verzuim uiterlijk 18 december 2024 te herstellen. Daarbij is belanghebbende erop gewezen dat het verzet niet-ontvankelijk kan worden verklaard als geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid het verzuim te herstellen. Belanghebbende heeft aan deze uitnodiging binnen de gestelde termijn geen gevolg gegeven.
5.3.
Nu het verzetschrift niet aan de eisen van de wet voldoet en belanghebbende niet binnen de gestelde termijn het verzuim heeft hersteld, behoort belanghebbende in de gegeven situatie niet te worden ontvangen in het verzet.
5.4.
Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 6:5, 6:6 en 8:55 Awb.

Proceskosten

6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door M.J.M. van der Weijden, H.A.J. Kroon en T.A. de Hek, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen.
De griffier, de voorzitter,
E.J. Nederveen M.J.M. van der Weijden
De beslissing is op 21 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.