ECLI:NL:GHDHA:2025:1083

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
22-000993-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en bewezenverklaring van bedreiging in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, voor poging tot zware mishandeling en bedreiging. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis vernietigd zou worden en dat de verdachte opnieuw veroordeeld zou worden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij het hof de verklaringen van de aangevers heeft gewogen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging van de aangevers, waarbij hij hen dreigende woorden had toegesproken. Het hof legde een taakstraf op van 40 uren, met een subsidiaire hechtenis van 20 dagen, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het wegen van getuigenverklaringen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000993-24
Parketnummer: 09-263499-22
Datum uitspraak: 28 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 19 februari 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte bestuurde auto is ingereden op, althans is gereden, in de richting van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Den Haag [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een door hem, verdachte, bestuurde auto tegen de knie, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te rijden;
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting, door die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken" en/of "Ik ga je kankerneuken" en/of "Ik ga je de kanker in slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1 en nadere bewijsoverweging feit 2
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat er geen objectief ondersteunend bewijs is voor hetgeen de aangevers verklaren in de aangifte. Ook wijst de raadsman erop dat er het een en ander af te dingen is op de betrouwbaarheid van de verklaringen, zoals het tijdsverloop tussen het incident en de aangiften en het feit dat aangevers vader en dochter zijn en daarmee niet objectief zijn ten opzichte van elkaar. De raadsman stelt zich dan ook op het standpunt dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit (in de primaire en subsidiaire variant) dient te worden vrijgesproken.
De verdachte ontkent, hoewel hij zich de precieze bewoordingen niet meer kan herinneren, het uiten van bedreigingen.
Het hof stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte en de aangevers bevonden zich op 5 oktober 2021 in een winkelcentrum. De aangevers gingen vanaf het parkeerdek met de roltrap naar beneden en het destijds 6-jarige zoontje van de verdachte wilde via de verkeerde kant de roltrap op rennen en kwam daarbij aangevers tegen. Vervolgens is discussie ontstaan tussen de verdachte en aangevers over de manier waarop het zoontje door aangevers werd aangesproken. Hierbij zijn door de verdachte, scheldwoorden gebruikt en bedreigingen geuit zoals ‘ik ga je dood maken’ en ‘ik ga je de kanker in slaan’. De verdachte is naar het parkeerdek op de bovenste verdieping van het winkelcentrum gelopen, waarna aangevers hem gevolgd zijn. Op het parkeerdek heeft de ruzie zich voortgezet, waarna de verdachte in de auto is gestapt en is weggereden.
Het hof acht de verklaringen van aangevers op zichzelf betrouwbaar voor zover het gaat om wat zij zeggen over wat de verdachte allemaal heeft geroepen. Het verhandelde ter terechtzitting en het dossier bevatten, los van de ontkennende verklaring van de verdachte, geen concrete aanknopingspunten om de betrouwbaarheid in zoverre in twijfel te trekken. De verklaringen komen bovendien op grote lijnen met elkaar overeen. Hierbij weegt het hof tot slot mee dat de verdachte zelf erkent dat er een fikse discussie ontstond op de roltrap, waarbij scheldwoorden met daarin het woord ‘kanker’ zijn gebruikt door de verdachte. Op basis hiervan stelt het hof vast dat de verdachte de ten laste gelegde uitingen ‘ik ga je dood maken’ en ‘ik ga je de kanker in slaan’, of woorden van die strekking, heeft gebezigd. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde bedreiging.
Het hof ziet zich voorts voor de vraag gesteld of er ook voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het inrijden op aangeefster op het parkeerdek. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. Hierbij houdt het hof rekening met de stellige ontkenning van de verdachte en het feit dat hij bij zijn eerste politieverhoor met het oog op deze beschuldiging direct het verzoek heeft gedaan om de camerabeelden van het winkelcentrum en het parkeerdek op te vragen, hetgeen kennelijk is nagelaten. Ook enig ander onderzoek naar het incident, bijvoorbeeld door het horen van onafhankelijke getuigen, heeft niet plaatsgevonden. Het betreft derhalve een buitengewoon summier politieonderzoek.
Wel is er enige medische informatie. Uit het onderzoek van de huisarts blijkt echter dat er geen sprake is van een standsafwijking, hematoom of zwelling aan de knie van aangeefster. Ook uit het onderzoek van de radioloog blijkt dat aangeefster een normale stand van de knie heeft, dat er geen fractuurlijnen zichtbaar zijn en dat er geen vocht in de knie zit. De radioloog ziet wel een densiteit (dichtheid) in de knie met een onduidelijke oorsprong, maar noemt daarvoor andere mogelijke oorzaken dan een (eventuele) aanrijding Verder wordt door hem niets afwijkends geconstateerd. De medische informatie biedt naar het oordeel van het hof dan ook geen steun voor de beschuldiging dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft aangereden.
Dit maakt dat er, los van de verklaringen van aangevers, geen ander objectief bewijsmiddel in het dossier aanwezig is dat de verdachte opzettelijk op aangeefster is ingereden op het parkeerdek, terwijl de inhoud van het dossier ruimte biedt voor twijfel op dit punt. Dit brengt het hof tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling
en/of verkrachting, door die [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken"
en/of "Ik ga je kankerneuken"en
/of"Ik ga je de kanker in slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in aanwezigheid van zijn jonge kinderen een onschuldige situatie onnodig uit de hand laten lopen en zich daarbij schuldig gemaakt aan bedreiging van een tweetal – voor hem onbekende - slachtoffers, op klaarlichte dag in een winkelcentrum. Door aldus te handelen heeft de verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst teweeggebracht. De situatie is door hen als bedreigend ervaren.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 april 2025. Hieruit blijkt weliswaar dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar dat is zo lang geleden dat het hof die omstandigheid niet meeweegt in de straf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. B. Vogel, als voorzitter, en mr. G.C. Haverkate en mr. B.P. de Boer, leden, in bijzijn van de griffier mr. E.C. Sjardin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 mei 2025.