ECLI:NL:GHDHA:2025:1082

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
22-002162-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en medeplegen afdreiging; veroordeling voor medeplegen van oplichting, afdreiging, medeplegen van poging tot afpersing en medeplegen van witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is vrijgesproken van diefstal en medeplegen van afdreiging, maar is wel veroordeeld voor medeplegen van oplichting, afdreiging, medeplegen van poging tot afpersing en medeplegen van witwassen. De zaak betreft een complexe oplichting waarbij de verdachte en een medeverdachte het slachtoffer hebben misleid door een vriendschappelijke relatie voor te wenden en hem te chanteren met dreigingen van geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer hebben bewogen tot het overmaken van grote geldbedragen door middel van leugens en bedreigingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002162-23
Parketnummer: 09-014898-23
Datum uitspraak: 27 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ([land]),
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na een aanpassing van de omschrijving van de feiten in de tenlastelegging op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 april 2023 en de wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting in eerste aanleg van 28 juni 2023 – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2022 tot en met 13 december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 60.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer
70.000 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde, door:
- contact te leggen en te onderhouden met die [slachtoffer] en/of
- zich voor te doen als bonafide investeerder en/of
- te dreigen die [slachtoffer] aan te geven bij de politie en/of de FIOD vanwege het (in het verleden) illegaal slachten van schapen en/of het bezitten van kinderporno;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een
inschuld, te weten een geldbedrag van 70.000 euro, althans enig geldbedrag, door:
- contact te leggen en te onderhouden met die [slachtoffer] en/of
- een (liefdes)relatie aan te gaan en/of voor te wenden met die [slachtoffer] en/of
- zich voor te doen als bonafide investeerder en/of
- berichten en/of foto's te sturen van/over woningen en (gefingeerde) biedingen en/of
- aan te geven dat een extra investering ervoor zou zorgen dat een eerder weggenomen geldbedrag terug zou komen bij die [slachtoffer];
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2022 tot en met 11 januari 2023 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer 35.000 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde, door:
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en/of te doen voorkomen dat die [slachtoffer] in de drugshandel zit en/of
- naar die [slachtoffer] toe te gaan met een aantal rolkoffers, welke waren gevuld met een witte substantie en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er (een grote hoeveelheid van 56 kg) cocaïne in de meegebrachte koffers zou zitten en/of
- foto's te maken waarop die [slachtoffer] en de koffers te zien waren en/of
- aan te geven dat de Colombianen wisten dat de koffers bij die [slachtoffer] lagen en dat de koffers te volgen waren door die Colombianen en/of
- een foto te sturen van een auto die die [slachtoffer] in de gaten zou moeten houden;
4.
hij op of omstreeks 13 januari 2023 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), met dat oogmerk:
- die [slachtoffer] heeft gebeld en aan te geven dat hij de berichten van zijn telefoon moest verwijderen en/of
- die [slachtoffer] heeft gebeld via Facetime en een (gefingeerde) gijzelingssituatie heeft voorgewend en/of daarbij zichtbaar voor die [slachtoffer] een vuurwapen op het hoofd en/of een groot hakmes bij de nek van een op dat Facetime gesprek zichtbaar persoon heeft gehouden en/of
- heeft gezegd dat dit het gevolg was van het feit dat die [slachtoffer] teveel had gepraat en/of
- heeft geroepen: 'Hey mattie, betalen jongen, betalen voor die kankerbaas, je gaat betalen jongen', althans woorden van gelijk aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2022 tot en met 14 januari 2023, te Maasdijk, gemeente Westland en/of Oldeholtpade, gemeente Weststellingwerf en/of Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van één of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van 165.000 euro, althans enig geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 12.000,00, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
Daarnaast is met betrekking tot de op de beslaglijst vermelde voorwerpen gevorderd dat de drie koffers verbeurd worden verklaard en de twee horloges worden teruggegeven aan de verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1 en feit 2 primair
Feit 1
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde diefstal. Naast de aangifte van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) is er geen concreet ondersteunend bewijs voor de diefstal.
Het hof overweegt dat de getuigenverklaring van de heer [getuige] te herleiden is tot één en dezelfde bron, te weten (de verklaring van) aangever [slachtoffer]. Daarnaast volgt uit de inhoud van de chatberichten van 12 en 13 december 2022, die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte, weliswaar dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) wisten dat [slachtoffer] veel geld in huis had en dat zij in de woning van [slachtoffer] ook daadwerkelijk hebben gezocht naar dat geld, maar blijkt uit die chatberichten niet dat de verdachte en [medeverdachte] daadwerkelijk geld hebben gevonden en vervolgens dat geld hebben weggenomen. Zodoende leveren de chatberichten naar het oordeel van het hof onvoldoende steunbewijs op voor feit 1. Ander bewijs dat de verklaring van [slachtoffer] dat geld is weggenomen ondersteunt, ontbreekt in het dossier.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 14 december 2022 tot en met 19 december 2022
te Maasdijk, gemeente Westland, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of dooreen samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten een geldbedrag van 70.000 euro,
althans enig geldbedrag,door:
- contact te leggen en te onderhouden met die [slachtoffer] en
/of
- een (liefdes)relatie
aan te gaan en/ofvoor te wenden met die [slachtoffer] en
/of
- zich voor te doen als bonafide investeerder en
/of
- berichten en
/offoto’s te sturen
van/overover/vanwoningen en (gefingeerde) biedingen
en/of
- aan te geven dat een extra investering ervoor zou zorgen dat een eerder weggenomen geldbedrag terug zou komen bij die [slachtoffer];
3.
hij in
of omstreeksde periode van 23 december 2022 tot en met 11 januari 2023 te Maasdijk, gemeente Westland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
smaad, smaadschrift en/ofopenbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van
enig goed, te weteneen geldbedrag van
ongeveer35.000 euro,
althans enig geldbedrag,dat
geheel of ten deleaan die [slachtoffer]
en/of aan een derdetoebehoorde, door:
- tegen die [slachtoffer] te zeggen en
/ofte doen voorkomen dat die [slachtoffer] in de drugshandel zit en
/of
- naar die [slachtoffer] toe te gaan met een aantal rolkoffers, welke waren gevuld met een witte substantie en
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er
(een grote hoeveelheid van 56 kg
)cocaïne in de meegebrachte koffers zou zitten en
/of
- foto's te maken waarop die [slachtoffer] en de koffers te zien waren en
/of
- aan te geven dat de Colombianen wisten dat de koffers bij die [slachtoffer] lagen en dat de koffers te volgen waren door die Colombianen en
/of
- een foto te sturen van een auto die die [slachtoffer] in de gaten zou moeten houden;
4.
hij op
of omstreeks13 januari 2023
te Maasdijk, gemeente Westland, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen, door
geweld en/ofbedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag, dat
geheel of ten deleaan die [slachtoffer]
en/of een derdetoebehoorde
(n), met dat oogmerk:
- die [slachtoffer] heeft gebeld en
heeft aangegevendat hij de berichten van zijn telefoon moest verwijderen en
/of
- die [slachtoffer] heeft gebeld via Facetime en een
(gefingeerde)gijzelingssituatie heeft voorgewend en
/ofdaarbij zichtbaar voor die [slachtoffer] een vuurwapen op het hoofd en
/ofeen groot hakmes bij de nek van een op dat Facetime gesprek zichtbaar persoon heeft gehouden en
/of
- heeft gezegd dat dit het gevolg was van het feit dat die [slachtoffer]
teveelhad gepraat en
/of
- heeft geroepen: ‘Hey mattie, betalen jongen, betalen voor die kankerbaas, je gaat betalen jongen’,
althans woorden van gelijk aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 12 december 2022 tot en met 14 januari 2023, te Maasdijk, gemeente Westland en
/ofOldeholtpade, gemeente Weststellingwerf en
/ofGroningen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,van
ééneenof meerderevoorwerp
en, te weten
een geldbedrag van 165.000 euro, althansenig geldbedrag
de werkelijke aard en/ofde herkomst en
/ofde vindplaats en
/ofde vervreemding en
/ofde verplaatsing heeft verborgen en
/of heeftverhuld en
/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende opdit voorwerp
c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad en
/of- heeft
overgedragen en/of heeftomgezet en
/ofdaarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,dat dit voorwerp
c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk,onmiddellijk
of middellijk,afkomstig was
/warenuit enig
(eigen
)misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Feit 2 subsidiair
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de in de tenlastelegging van feit 2 subsidiair onder de eerste vier gedachtestreepjes genoemde oplichtingshandelingen geen handelingen waren die [slachtoffer] ertoe hebben bewogen het geldbedrag van € 70.000,00 over te maken. Het laatste gedachtestreepje levert geen samenweefsel van verdichtsels op. Gelet hierop dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft leren kennen, doordat hij via www.marktplaats.nl een volière bij hem had gekocht. Hierna hielden zij contact en ontstond een vriendschappelijke relatie. [slachtoffer] vroeg aan de verdachte of hij geen vriendin voor hem wist. De verdachte had een relatie met [medeverdachte]. Via de verdachte zijn [medeverdachte] en [slachtoffer] met elkaar in contact gekomen. Zoals door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is verklaard, hebben [medeverdachte] en hij [slachtoffer] doen geloven dat [medeverdachte] een liefdesrelatie met hem wilde onderhouden. Dit hebben zij gedaan omdat ze wisten dat [slachtoffer] veel geld had en zij dat geld in hun bezit wilden krijgen. De verdachte heeft [slachtoffer] verder doen geloven dat hij een bonafide investeerder is en dat [slachtoffer] via hem een slimme investering kon doen. De verdachte heeft [slachtoffer] berichten over en foto’s van woningen en gefingeerde biedingen gestuurd. Vervolgens heeft [slachtoffer] € 70.000,00 op de bankrekening van de verdachte gestort. Toen dit bedrag op verzoek van de bank was teruggestort, heeft hij € 70.000,00 overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte].
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte en de medeverdachte door de in de tenlastelegging onder de eerste vier gedachtestreepjes genoemde handelingen, die een samenweefsel van verdichtsels opleveren, [slachtoffer] welbewust een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven waardoor deze is bewogen tot de afgifte van € 70.000,00.
Het hof verwerpt het verweer.
Feit 3
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep voorts op het standpunt gesteld dat de in de tenlastelegging van feit 3 weergegeven gedachtestreepjes geen bedreiging met smaad/smaadschrift of openbaring van een geheim inhouden en bovendien niet de redenen vormden dat [slachtoffer] overging tot betaling van € 35.000,00.
Het hof stelt vast dat de verdachte veel moeite heeft gedaan om [slachtoffer] ervan te overtuigen om het geldbedrag van € 35.000,00 naar een door hem opgegeven rekening van [bedrijf] over te maken. De verdachte is met drie rolkoffers met daarin verpakkingen met op cocaïne gelijkende stof naar [slachtoffer] gegaan en heeft indringend op [slachtoffer] ingepraat, waarbij hem werd voorgehouden dat hij partner was in een drugsdeal. Ook heeft de verdachte foto's van [slachtoffer] met de op cocaïne gelijkende stof gemaakt, onder de mededeling dat de Colombianen wisten dat de koffers bij [slachtoffer] lagen en dat de koffers te volgen waren door die Colombianen.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte € 35.000,00 van [slachtoffer] wilde hebben, dat hij begon over Colombianen en dat hij pas weg wilde gaan als hij het geld had. Als hij het niet zou overmaken, zouden degenen die hem af hadden gezet terugkomen. De verdachte zei dat hij wist waar zijn kinderen woonden.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard dat de koffers weg moesten en dat hij er niets mee te maken wilde hebben. Er moest van de verdachte € 35.000,00 overgemaakt worden, anders zou de verdachte hem erbij naaien. Toen werd het echt dreigend. De bedreigingen bestonden er volgens [slachtoffer] uit dat ze hem zouden neerschieten en de verdachte had het adres van zijn dochter en zoon.
Het hof is van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen kunnen worden gekwalificeerd als bedreiging met het openbaren van een geheim en dat deze handelingen er toe hebben geleid dat [slachtoffer] het geldbedrag van € 35.000,00 heeft overgemaakt naar de door de verdachte opgegeven rekening van [bedrijf]. Uit de handelingen van de verdachte, in het bijzonder het maken van foto’s van [slachtoffer] bij de koffers met op cocaïne gelijkende stof, kan worden opgemaakt dat hij [slachtoffer] wilde chanteren. Van zijn handelingen ging de dreiging uit dat aan anderen, in dit geval aan de Colombianen, bekend kon worden gemaakt dat [slachtoffer] verdachtes partner in de cocaïnehandel was.
Dat [slachtoffer], zoals de raadsman heeft bepleit, heeft verklaard dat hij de verdachte op een gegeven moment weg wilde hebben omdat hij de volgende dag vroeg op moest, is - op grond van het dossier – naar het oordeel van het hof niet de (hoofd)reden dat [slachtoffer] het geldbedrag heeft overgemaakt.
Het hof verwerpt het verweer.
Feit 4
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de aangever geen moment geloofde dat de videoboodschap echt was, zodat deze geen dwingend karakter kon hebben. De in scene gezette gijzeling was dan ook objectief gezien een ondeugdelijk middel. Gelet hierop dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent dat het er voor een bewezenverklaring van (een poging tot) afpersing niet toe doet of degene tegen wie de dreiging gericht is zich werkelijk bedreigd heeft gevoeld (zie ECLI:NL:HR:1994:AD2096,
NJ1994/580). Dat [slachtoffer] niet geloofde dat de gijzeling echt was, is dus geen omstandigheid die in de weg staat aan een bewezenverklaring van de poging tot afpersing.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van oplichting.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

afdreiging.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van poging tot afpersing.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan oplichting, poging tot afpersing en witwassen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan afdreiging. De verdachte heeft samen met de medeverdachte eerst op geraffineerde wijze het vertrouwen van het slachtoffer weten te winnen en hem vervolgens
– door middel van leugens, misleiding en bedreiging – ook daadwerkelijk zover gekregen om grote geldbedragen, in totaal € 105.000,-, naar hen over te maken. De laatste keer is het bij een poging gebleven en heeft het slachtoffer aangifte gedaan. De vraag is of en wanneer de verdachte en de medeverdachte zouden zijn gestopt als het slachtoffer geen aangifte had gedaan. Bovendien hebben zij de opbrengsten witgewassen door met een deel van het geld goederen te kopen en een deel om te zetten in goud, en daarmee aan het zicht van justitie geprobeerd te onttrekken. Dit zijn zeer kwalijke feiten.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op een reclasseringsadvies van 2 mei 2025, waaruit volgt dat de reclassering bij de verdachte problemen ziet op diverse leefgebieden, zoals sociaal en psychisch functioneren. Voorts heeft het hof acht geslagen op de e-mail van 12 mei 2025 van mevrouw [reclasseringsmedewerkster], reclasseringsmedewerkster. [reclasseringsmedewerkster] merkt in deze e-mail op dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat ondersteuning noodzakelijk is voor het behoud en herstel van het psychisch welbevinden van de verdachte en dat reclasseringsinterventies, zoals een meldplicht en ambulante behandeling, op basis hiervan passend kunnen zijn. Gelet hierop en op hetgeen de verdachte ter zitting heeft aangevoerd over zijn persoonlijke omstandigheden, acht het hof een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aangewezen.
De op te leggen straf
Het hof komt tot een lagere straf dan in eerste aanleg is opgelegd, gelet op de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het voorwaardelijke strafdeel – met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering – dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof ziet geen aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven koffers, zoals vermeld onder 2 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 3 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid. Het hof zal deze voorwerpen daarom verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven horloges, zoals vermeld onder 3 en 4 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van € 175.350,00 en immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een totaalbedrag van € 176.850,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde bedragen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering zoals door de rechter in eerste aanleg is toegewezen.
Namens de verdachte is bepleit om de vordering ten aanzien van de materiële schade, voor zover deze het bedrag van € 105.000,00 overstijgt, niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering kan voor het overige grotendeels worden verrekend met het goud, waar conservatoir beslag op rust. Ten aanzien van de immateriële schade is verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze niet is onderbouwd. De proceskosten dienen te worden afgewezen, omdat deze niet zijn onderbouwd.
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden ter hoogte van € 105.000,00 en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde.
De vordering leent zich voor
hoofdelijketoewijzing tot een bedrag van € 70.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en voor
niet hoofdelijketoewijzing tot een bedrag van € 35.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde is de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op dat feit (€ 65.000,00), niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het resterende gevorderde bedrag van € 5.350,00 ziet het hof geen rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte hoofdelijk te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op € 1.200,00 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt het hof als volgt.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade dient te worden beoordeeld naar de maatstaven van artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Bij delicten die geen lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad, dient te worden bezien of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze (in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek). Het uitgangspunt is dan volgens vaste jurisprudentie dat dient te worden vastgesteld dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen is niet genoeg. De benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Hiervoor is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Uitzonderingen hierop kunnen alleen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van het hof doet laatstgenoemde situatie zich in dit geval niet voor, terwijl door en namens de benadeelde partij onvoldoende concrete gegevens (bijvoorbeeld in de vorm van medische stukken) zijn aangedragen waaruit kan volgen dat sprake is van aantasting in zijn persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek.
Naar het oordeel van het hof zou het een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren om de benadeelde partij de vordering tot immateriële schade nader te laten onderbouwen. Gelet hierop zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 70.000,00
hoofdelijkaansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde is toegebracht en tot een bedrag van € 35.000,00
niet hoofdelijkaansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de gedeeltelijk hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 317, 318, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo vaak als de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandelverplichting omvat tevens de plicht om mee te werken aan het eventuele stellen van een diagnose. De behandeling start zo snel als mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 3 STK koffer (omschrijving: PL1500-2023013788-2893411, zwart).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK horloge (omschrijving: PL1500-2023013788-2893410, goud);
-1 STK horloge (omschrijving: PL1500-2023013788-2930222, zilver).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 105.000,00 (honderdvijfduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het bedrag van € 70.000,00 en waarvoor de verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk is voor het bedrag van € 35.000,00,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering ter zake van materiële schade.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk ter zake van de immateriële schade en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro).
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 70.000,00 (zeventigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Legt aan de verdachte de niet hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 35.000,00 (vijfendertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde bedrag van € 70.000,00 op ten hoogste 243 dagen en ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde bedrag van € 35.000,00 op ten hoogste 122 dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde bedrag van € 70.000,00 dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde bedrag van € 35.000,00 dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade ter hoogte van € 70.000,00 op 16 december 2022 en voor de materiële schade ter hoogte van € 35.000,00 op 11 januari 2023.
Dit arrest is gewezen door mr. H. Steenhuis, voorzitter, en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en mr. J.B. Wijnholt, leden, in bijzijn van de griffier mr. E. Wouters.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 mei 2025.