ECLI:NL:GHDHA:2025:1073

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
22-002965-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een balletjespistool in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2002, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, voor bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een balletjespistool. De tenlastelegging betrof een incident op 6 november 2021 te Rotterdam, waarbij de verdachte de aangever heeft bedreigd. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verklaringen van de aangever en getuigen inconsistent zijn en dat er geen gezichtskenmerken van de verdachte zijn waargenomen. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verklaringen voldoende betrouwbaar zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging heeft plaatsgevonden en dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De straf is bepaald op een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en het vonnis waarvan beroep vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002965-24
Parketnummer: 10-187596-22
Datum uitspraak: 20 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 september 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2021 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp/balletjespistool
- uit zijn, verdachtes, broekzak te pakken en/of
- in de richting van die [slachtoffer]te tonen en/of
- op de buik van die [slachtoffer] te drukken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerd verweer aangaande de betrouwbaarheid
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte – op gronden als aangegeven in de overgelegde pleitnota en hier in de kern weergegeven - bepleit dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) en de getuigen onvoldoende betrouwbaar zijn om een bewezenverklaring op te baseren, zodat vrijspraak van het tenlastegelegde dient te volgen.
Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw - kort en zakelijk weergegeven – onder andere aangevoerd dat de verklaringen van aangever als de getuigen onderling inconsistent zijn en dat geen van hen gezichtskenmerken, waaronder het rode haar van de verdachte, heeft waargenomen. Daarnaast zou er sprake kunnen zijn geweest van afstemming.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof acht de verklaringen voldoende betrouwbaar en overweegt dat voor zover al sprake is van enige inconsistentie in de verklaringen van aangever en de getuigen, deze verklaringen op voor de bewezenverklaring essentiële onderdelen overeen komen.
Dát er op 6 november 2021 bij de bushalte in een bedreiging met een balletjespistool/op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft plaatsgevonden wordt door de raadsvrouw niet betwist. Het hof heeft bij de beoordeling van de vraag of het tenlastegelegde ook daadwerkelijk door de verdachte is gepleegd acht geslagen op de verklaring van de getuige [getuige 1]. [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij aan de bestuurder van de scooter heeft gevraagd wie hij was, waarop de bestuurder antwoordde dat hij “[verdachte]” was. Ook aangever heeft bij de politie verklaard dat hij de bestuurder heeft horen zeggen dat hij [verdachte] heet.
Getuige [getuige 1], heeft bij de rechter-commissaris aanvullend verklaard dat hij [verdachte] bij de bushalte herkende van een foto die hij eerder van hem had gezien. Anders dan de verdediging stelt heeft getuige [getuige 2] de gezichtskenmerken van de verdachte beschreven in zijn bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring, in die zin dat hij [verdachte] herkende aan zijn rode haren en gezicht. Voor de suggestie van de raadsvrouw dat mogelijk sprake is van afstemming, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de verklaringen van de aangever en de getuigen betrouwbaar en - in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen – wettig en overtuigen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde bedreiging heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 november 2021 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp/balletjespistool
- uit zijn, verdachtes, broekzak te pakken en
/of
- in de richting van die [slachtoffer] te tonen en
/of
- op de buik van die [slachtoffer] te drukken;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het gebeurde moet voor het slachtoffer beangstigend zijn geweest. Een feit als het onderhavige versterkt bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, te meer nu het in de openbaarheid heeft plaatsgevonden en ook anderen getuige zijn geweest van de bedreiging.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2025 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een misdrijven.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat de Landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting in aanmerking genomen. Op basis hiervan en de ernst van het feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alleszins gerechtvaardigd zijn.
Het hof is - alles afwegende, mede gelet op de ouderdom van het bewezenverklaarde feit en de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga als voorzitter en mrs. Chr. A. Baardman en M.A.C.L.M. Bonn, leden, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 mei 2025.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.