In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2002, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, voor bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een balletjespistool. De tenlastelegging betrof een incident op 6 november 2021 te Rotterdam, waarbij de verdachte de aangever heeft bedreigd. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verklaringen van de aangever en getuigen inconsistent zijn en dat er geen gezichtskenmerken van de verdachte zijn waargenomen. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verklaringen voldoende betrouwbaar zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging heeft plaatsgevonden en dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De straf is bepaald op een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en het vonnis waarvan beroep vernietigd.