ECLI:NL:GHDHA:2025:1068

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
22-000271-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van een landelijk bekend politicus en oud-topambtenaar

Op 4 juni 2025 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden en een locatieverbod voor bedreiging van een landelijk bekend politicus en een oud-topambtenaar. De zaak kwam in hoger beroep na een vordering van de advocaat-generaal, die een zwaardere straf eiste. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 106 dagen, rekening houdend met de tijd die zij al in voorarrest had doorgebracht. De verdachte had op 5 januari 2022 de politicus bedreigd door met een groep naar haar woning te gaan, waarbij een medeverdachte met een brandende fakkel schreeuwde en de verdachte het incident filmde en live uitzond. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte en haar medeverdachte een ernstige inbreuk op de veiligheid van de slachtoffers vormden. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en toonde verbetering in haar gedrag, wat het hof in haar voordeel meeweegde. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen tegen politici en de impact daarvan op hun privéleven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000271-22
Parketnummer: 09-008346-22
Datum uitspraak: 4 juni 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 19 januari 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1977,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is een maatregel opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor een tweetal straten in Den Haag, alsmede een contactverbod met de in het vonnis waarvan beroep genoemde personen. Tevens is de gevangenhouding van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 5 januari 2022 te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, de partijleider/lid van de Tweede Kamer van de politieke partij [politieke partij] genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of openlijke geweldpleging tegen personen of goederen, door
- naar de woning van die [slachtoffer 1] te lopen en/of (daarbij)
- te zeggen “wij hebben wel een hele bijzondere fakkel bij ons, dat ga ik zo in beeld brengen” en/of “wauw Max wat is dat voor fakkel” en/of “speciaal voor deze dame die hier woont” en/of (vervolgens)
- met die brandende fakkel, althans dat brandend stuk hout voor de woning van die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of (vervolgens) naar de voordeur van die woning te lopen en/of (vervolgens) daar te blijven staan en/of (daarbij)
- te roepen en/of te zeggen: “NSB weg ermee” en/of “woont hier [slachtoffer 1]” en/of “kunt u even komen” en/of “we willen even met u spreken” en/of “kijk mensen, vol in beeld” en/of “stop deze massamoord, stop de 3e wereldoorlog”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- deze gedragingen te filmen en/of hiervan (live) video beelden op een facebook / een internet account van “onrecht tv” te plaatsen;
2.
zij, op of omstreeks 26 tot en met 27 oktober 2021, te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een persoon, genaamd [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te zeggen:
- “ Wij zijn van Onrecht TV en wij hebben gisteren beelden in handen gekregen dat er een pedofiel hier naar binnen liep. We willen jullie graag even waarschuwen wat voor leden jullie allemaal hebben. Is pedofilie bij jullie toegestaan”? en/of
- “[ slachtoffer 2]” en/of
- “ Kunt u even contact opnemen met Onrecht TV, want we zijn bezig om pedofielen een burger arrest te geven. En we willen ze eerst waarschuwen en dan kunnen ze nog inschikken. En anders zal de doodstraf volgen. Als ze doorgaan met het misbruiken van de jeugd”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
- deze gedragingen te filmen en/of hiervan video beelden op een twitter / internet van account “onrecht tv” te plaatsen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf en maatregel en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvulling en verbetering aanbrengt.
Aanvulling bewijsoverweging feit 1
Namens de verdachte is bepleit – op gronden zoals nader vermeld in de pleitnota van de raadsvrouw – dat het enkel filmen van de gebeurtenissen bij de woning van aangeefster [slachtoffer 1] onvoldoende is voor bewezenverklaring van het medeplegen van bedreiging met brandstichting.
In aanvulling op hetgeen de politierechter reeds heeft overwogen, overweegt het hof dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat van het enkel filmen geen sprake is geweest. Zo heeft de verdachte tijdens het filmen de gebeurtenissen becommentarieerd en deze verbale uitingen kunnen gelet op de inhoud daarvan naar het oordeel van het hof niet anders worden gezien dan als het aanmoedigen van de medeverdachte [medeverdachte]. De verdachte heeft aldus op geen enkele wijze afstand genomen van de gedragingen van de medeverdachte, integendeel, zij heeft hem door hem te filmen en aan te moedigen mogelijk zelfs nog bewogen verder te gaan dan hij misschien anders gedaan zou hebben. Daarnaast is het zo dat de gebeurtenissen voor en deels in de woning van de aangeefster via een internet livestream zichtbaar zijn geweest voor derden, en daardoor ook voor de aangeefster, en heeft de aangeefster ter plekke gezien dat er foto’s werden gemaakt en werd gefilmd. Dat heeft het bedreigende en intimiderende karakter van deze gedragingen versterkt. De gedragingen kregen door de livestream bovendien een meer opruiend karakter. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Verbetering
De inhoud van bewijsmiddel 6 is afkomstig uit het losbladige proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag d.d. 18 januari 2022 met BHV nummer 2022005261, betreffende PV Twitter.
De inhoud van bewijsmiddel 8 is afkomstig uit het eveneens losbladige proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Den Haag d.d. 13 januari 2022 met BHV nummer 2022005261, betreffende PV van video [medeverdachte].
Conclusie
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve -behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling en verbetering van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof, met de politierechter, in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op 5 januari 2022 een destijds landelijk bekend politicus, lid van de Tweede Kamer, bedreigd. Zij is met een groep van ongeveer tien personen ’s avonds onaangekondigd naar het woonadres van deze politicus gegaan. Deze was op dat moment thuis, met haar gezin. Vervolgens is haar mededader door de straat gelopen met een grote brandende fakkel in zijn hand, terwijl hij tegen die politicus gerichte leuzen schreeuwde. De mededader is met de fakkel in zijn hand naar de voordeur gelopen en heeft geprobeerd contact te zoeken. Hij heeft geschreeuwd dat de politicus naar buiten moest komen. De verdachte heeft het hele incident gefilmd, van commentaar voorzien en uitgezonden, waarbij zowel zij als haar mededader door de ramen van de woning naar binnen heeft gefilmd. Zonder enige twijfel is dit voor het slachtoffer en haar gezin een zeer beangstigende ervaring geweest. Het thuis opzoeken en bedreigen van politici is volstrekt ongeoorloofd. Ook politici hebben recht op een privéleven en moeten hun werk kunnen doen zonder angst dat hen iets wordt aangedaan. Daarbij komt dat de verdachte de actie heeft gefilmd, becommentarieerd en uitgezonden en daaraan dus ruchtbaarheid heeft gegeven. Hierdoor kunnen anderen op gevaarlijke ideeën worden gebracht.
Verder is de verdachte betrokken geweest bij de bedreiging van een voormalig topambtenaar, die zij verdacht van pedofilie. Hierdoor heeft de verdachte voor eigen rechter willen spelen en ook hierdoor kunnen anderen op gevaarlijke ideeën zijn gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 mei 2025, waaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 15 mei 2025. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte zich gedurende de afgelopen periode en gaandeweg het toezicht constructiever heeft opgesteld in het contact met de reclassering. Zij heeft gedurende het toezicht meer en meer afstand genomen van haar oude, risicovolle netwerk en is de focus gaan leggen op positieve, ondersteunende contacten met haar kinderen en kleinkinderen en haar werk. Zij voorziet in haar eigen inkomen en er is sprake van een stabiele woon- en leefsituatie. Ze is vastbesloten niet meer met justitie in aanraking te komen. Het risico op recidive wordt laag ingeschat.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen een passende en geboden reactie vormt.
Sinds het plegen van de onderhavige feiten is inmiddels sprake van aanzienlijk tijdsverloop. Het hof is bovendien van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden voor de behandeling in hoger beroep is geschonden, nu na het instellen van het hoger beroep op 28 januari 2022 eerst op 4 juni 2025 arrest wordt gewezen. Hieruit volgt dat de redelijke termijn voor de behandeling in hoger beroep is overschreden met ongeveer 1 jaar en 4 maanden. Gelet op deze overschrijding zal het hof – in plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen - een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen opleggen, waarmee de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het door de verdachte reeds ondergane voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
106 (honderdzes) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Heft op het door de politierechter gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de door de politierechter opgelegde maatregel.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, als voorzitter, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. K. Versteeg, leden, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 juni 2025.
Mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.