ECLI:NL:GHDHA:2025:1064

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
22-003529-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van onderzoeksresultaat van een peilbaken bij vervolging van overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en voorwaardelijke hechtenis voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De zaak betreft de toelaatbaarheid van het bewijs verkregen door een peilbaken dat door de politie op de auto van de verdachte was geplaatst. Het hof oordeelde dat de inzet van het peilbaken gerechtvaardigd was op basis van de Politiewet 2012, gezien de eerdere overtredingen van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de kantonrechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het rijden zonder rijbewijs en heeft de eerdere veroordeling bevestigd, met een geldboete en verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003529-23
Parketnummer: 96-295039-20
Datum uitspraak: 6 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 13 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair acht dagen hechtenis, alsmede tot hechtenis voor de duur van één week, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is een inbeslaggenomen personenauto verbeurdverklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep is de zaak na aanvang van het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer verwezen naar de meervoudige kamer.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 april 2020 te Stolwijk, gemeente Krimpenerwaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Nijverheidsweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair acht dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de onder de verdachte inbeslaggenomen personenauto zal worden verbeurdverklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, bepleit dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hiertoe heeft de raadsman gesteld dat:
  • artikel 3 van de Politiewet 2012 niet een toereikende grondslag biedt voor de inzet van het in de onderhavige zaak gebruikte technische hulpmiddel, te weten een aan de in de tenlastelegging bedoelde personenauto bevestigd peilbaken, in aanmerking genomen dat het gaat om een overtreding en geen ‘geofence’ werd gebruikt;
  • ten onrechte niet de schriftelijke toestemming van de officier van justitie tot inzet van het technische hulpmiddel is opgenomen in het dossier;
  • met de inzet van het technische hulpmiddel reeds vooraf werd beoogd om de personenauto in beslag te nemen, zodat sprake is van ‘détournement de pouvoir’.
Het resultaat van het onderzoek dat door dit vormverzuim is verkregen - te weten dat na staandehouding bleek dat de verdachte de auto had bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven - mag derhalve niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 3 van de Politiewet 2012 weliswaar niet een toereikende grondslag biedt voor de inzet van genoemd technisch hulpmiddel, zodat sprake is van een vormverzuim in de in zin van artikel 359a Sv, doch dat compensatie van een door het verzuim veroorzaakt nadeel dient te geschieden door zijn ten opzichte van het bestreden vonnis lagere strafeis.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het strafdossier blijkt dat de tenlastegelegde overtreding kon worden geconstateerd door de inzet van een technisch hulpmiddel, te weten een peilbaken, dat door de politie was bevestigd op de auto waarmee de overtreding werd begaan. De politie heeft besloten tot inzet van dit peilbaken na een zogeheten operationele analyse, waarbij de politie heeft betrokken dat de verdachte in het verstreken tijdsbestek van één jaar al drie maal was geverbaliseerd ter zake van het rijden zonder een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Uit de analyse bleek de politie dat er een grote kans was dat de verdachte opnieuw een dergelijke overtreding zou begaan. De politie heeft het peilbaken geplaatst op het voertuig waarvan men vermoedde dat de verdachte het zou gaan besturen. Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte ten tijde van de plaatsing van het peilbaken niet beschikte over een geldig rijbewijs.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het plaatsen van een peilbaken aan de auto dienstbaar is aan de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde zodat het plaatsen van dat peilbaken werd gelegitimeerd door de algemene taakstelling van de politie die voortvloeit uit artikel 3 van de Politiewet 2012. Het hof neemt daarbij in overweging dat dit peilbaken ertoe bestemd was om de politie te alarmeren zodra het in beweging kwam, direct waarop volgend de politie daaraan opvolging zou geven met als doel het stoppen van een strafbaar feit, de opsporing daarvan en de aanhouding van de verdachte op heterdaad. Gelet op deze voorgenomen aanpak - waarin de waarborging van het belang dat niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands privéleven ontstaat besloten ligt doordat de verkeersveiligheid dadelijk ingrijpen en daarmee beëindiging van de gegevensverzameling zou vergen - welke aanpak, zoals blijkt uit het dossier, ook daadwerkelijk is gevolgd, kan aan het onderhavige optreden niet de door de raadsman gehanteerde eis worden gesteld dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een zogenoemde geofence.
Nu artikel 3 van de Politiewet 2012 voldoende grondslag biedt voor de inzet van bedoeld peilbaken, was voorafgaande toestemming van de officier van justitie noch verslaglegging daarvan noodzakelijk.
De op de constatering van de overtreding volgende inbeslagneming van de auto berust op een strafvorderlijke bevoegdheid, namelijk artikel 94 Sv. Die inbeslagneming kan niet leiden tot het oordeel dat de inzet van het peilbaken daarop was gericht en dat derhalve sprake was van ‘détournement de pouvoir’.
Naar het oordeel van het hof is dus geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks19 april 2020 te Stolwijk, gemeente Krimpenerwaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Nijverheidsweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd zonder dat daarvoor aan hem een rijbewijs was afgegeven. Door zo te handelen heeft de verdachte het belang van de verkeersveiligheid, dat het overtreden voorschrift beoogt te beschermen, geschonden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat als hoofdstraf een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Die straf strekt er mede toe de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan. Het hof betrekt bij de oplegging van deze straf dat de verdachte in zijn vermogen wordt getroffen door oplegging van de hierna vermelde bijkomende straf.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, bezien in het licht van de justitiële documentatie van de verdachte, kan naar het oordeel van het hof - anders dan door de raadsman subsidiair is bepleit - niet worden volstaan met de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast acht het hof de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven, aan de verdachte toebehorende, personenauto, merk Mercedes-Benz, vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het bewezenverklaarde is begaan met behulp van die personenauto. Het hof zal daarom bij wijze van bijkomende straf dit voorwerp verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, alsmede met de taxatiewaarde van de auto, te weten 500 euro.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto, vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten: [personenauto].
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, voorzitter, mr. B.W. Mulder en mr. E.J. Henrichs, leden, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 mei 2025.
Mr. E.J. Henrichs is buiten staat dit arrest te ondertekenen.