ECLI:NL:GHDHA:2025:1026

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
22-003703-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na verstrekking van bankgegevens aan bekende persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte had toegang tot zijn bankrekening verschaft aan een bekende, met de bedoeling om geld over te maken zonder transactiekosten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen financieel voordeel heeft behaald en dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld met betrekking tot het witwassen van geld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en veroordeeld tot een taakstraf voor het subsidiair tenlastegelegde. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, en heeft de verdachte vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling in strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003703-24
Parketnummer: 10-276902-21
Datum uitspraak: 20 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
BRP-adres: [woonadres], [[woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2021 tot en met 31 januari 2021 te Maassluis en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal
van geldbedragen van in totaal € 24.998,68, althans enig geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 19 januari 2021 tot en met
31 januari 2021 te Maassluis en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van geldbedragen van in totaal
€ 24.998,68, althans enig geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl die onbekend gebleven mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 19 januari 2021 tot en met 31 januari 2021 te Maassluis en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op verzoek van die onbekend gebleven personen accounts aan te maken bij Coinbase en/of aan die onbekend gebleven personen zijn, verdachtes, inloggegevens van Coinbase en/of zijn telefoon (met daarop internetbankieren) (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nu de vrijspraak overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en in overeenstemming met het standpunt van de verdediging is, behoeft die geen nadere motivering.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, staat het hof voor de vraag of de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het behulpzaam zijn bij en/of tot het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag.
Naar het oordeel van het hof dient die vraag ontkennend te worden beantwoord en overweegt het hof daartoe als volgt.
Volgens de steller van de tenlastelegging zou de verdachte opzettelijk behulpzaam zijn bij en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen hebben verschaft door voor onbekend gebleven personen accounts aan te maken bij Coinbase en/of aan die onbekend gebleven personen zijn, verdachtes, inloggegeven van die Coinbase en/of zijn telefoon (met daarop internetbankieren) te geven en/of ter beschikking te stellen. De verdachte heeft over de hem verweten gedragingen van meet af aan bij de politie uitvoerig verklaard over de gang van zaken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte in aanvulling daarop verklaard dat de man die hem had benaderd niet een voor de verdachte volslagen onbekende was. De verdachte had de man toegang tot zijn bankrekening bij KNAB verschaft door hem ook zijn bankpas en pincode te geven. De man zou hem namelijk helpen gemakkelijk en zonder transactiekosten geld over te maken van de ene wallet naar de andere wallet. Bovendien zou de verdachte dan sneller zijn geld kunnen opnemen en niet – zoals voorheen - vier of vijf werkdagen op de overboeking van de bank hoeven te wachten. Dat was voor de verdachte reden om met de man in zee te gaan, waarbij hij ervan uitging dat een en ander snel afgehandeld zou worden. De verdachte heeft geen financieel voordeel van zijn handelen gehad. Achteraf gezien, is de verdachte zich ervan bewust dat hij naïef is geweest. Hij is er naar eigen zeggen ingeluisd.
Gelet op de specifieke context waarin de feitelijke gedragingen hebben plaatsgevonden, kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte daarbij opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij en/of tot het verschaffen van gegevens, middelen en/of inlichtingen tot het witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag dan wel dat hij de kans daarop bewust heeft aanvaard.
Het voorgaande brengt mee dat het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij ook hiervan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, als voorzitter, mr. H.C. Wiersinga en mr. M.A.C.L.M. Bonn, leden, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 mei 2025.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.