ECLI:NL:GHDHA:2024:946

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
2200024620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en veroordeling voor winkeldiefstal met geweld

Op 14 juni 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak waarin de verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling, maar wel werd veroordeeld voor winkeldiefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 mei 2019, waarbij de verdachte en de aangeefster, na een avond van alcoholgebruik, betrokken raakten bij een val van een balkon. De verklaringen van de aangeefster over de toedracht van de val waren wisselend en er was onvoldoende steunbewijs om de verdachte te veroordelen voor de zware mishandeling. Het hof oordeelde dat de toedracht niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de zware mishandeling.

In de tweede zaak, diefstal met geweld, werd de verdachte wel veroordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden. Het hof oordeelde echter dat de verdachte een gevangenisstraf van 35 dagen moest krijgen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarvan één met geweld, wat het hof als ernstig beschouwde. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat ook meegewogen werd in de strafmaat. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de zware mishandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000246-20
Parketnummers: 09-132210-19 en 09-101992-19
Datum uitspraak: 14 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte en namens de benadeelde partij naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 2 primair en het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Partiële niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de verdachte in het hoger beroep jegens het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 1 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het hoger beroep van het openbaar ministerie – hoewel dat onbeperkt is ingesteld – niet is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 1 tenlastegelegde.
Nu het openbaar ministerie geen belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van dat feit en het hof evenmin ambtshalve redenen ziet voor een inhoudelijke behandeling van dat feit in het hoger beroep, zal het hof het openbaar ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 1 tenlastegelegde.
Het hoger beroep is namens de verdachte eveneens onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 1 tenlastegelegde.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-132210-19:
2.
Primair:
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te 's-Gravenhage aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken en/of rugletsel, heeft toegebracht door: - een (vuur)wapen op die [aangeefster] te richten en/of (daarbij) (meermalen) de woorden toe te voegen: 'jij gaat dood vanavond' en/of 'ik ga je dood maken', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, tengevolge waarvan die [aangeefster] zich genoodzaakt zag van het balkon (op de 3e etage) naar beneden te klimmen/springen en/of is gevallen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te 's-Gravenhage
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een (vuur)wapen op die [aangeefster] te richten en/of (daarbij) (meermalen) de woorden toe te voegen: 'jij gaat dood vanavond ' en/of 'ik ga je doodmaken', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of Strekking;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te 's-Gravenhage
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig [aangeefster]:
- wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden
en/of
- heeft bedreigd met een (vuur)wapen en/of (daarbij) (meermalen) de woorden heeft toegevoegd: 'jij gaat dood vanavond' en/of 'ik ga je doodmaken', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [aangeefster] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken en/of rugletsel, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of
verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Zaak met parketnummer 09-101992-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 omstreeks 15:25 uur te Zoetermeer een hoeveelheid verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Kruidvat (filiaal Dorpsstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangeefster 2] op de pols, althans op de hand te stompen/slaan;
2.
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 omstreeks 14:14 uur te Zoetermeer een hoeveelheid verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Kruidvat (filiaal Dorpsstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 2 primair en het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 2 tenlastegelegde
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
De verdachte en aangeefster hadden op 29 mei 2019 een afspraak. De verdachte heeft aangeefster omstreeks 20.00 uur opgehaald in Schoonhoven en zij zijn vervolgens naar een café in Den Haag gereden, waar zij een aantal drankjes hebben gedronken.
Op 30 mei 2019, omstreeks 00.15 uur, zijn verdachte en aangeefster naar de woning van de verdachte in Den Haag gegaan. Deze woning bevindt zich op de tweede verdieping van een flatgebouw. In de woning hebben zij wederom alcohol gedronken en hasj gerookt.
Op 30 mei 2019 omstreeks 02.00 uur is aangeefster vanaf het balkon van de woning van de verdachte op straat gevallen, aan welke val zij ernstige verwondingen heeft opgelopen.
Aangeefster heeft meerdere verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen in de woning die zouden hebben geleid tot haar val van het balkon. Op belangrijke onderdelen, die relevant zijn voor de beoordeling van het tenlastegelegde, verschillen deze verklaringen van elkaar en sluiten ze elkaar uit. Overtuigend steunbewijs voor één van deze door aangeefster geschetste scenario’s ontbreekt en kan ook niet worden gevonden in de verklaringen van de verdachte, die evenzeer wisselend en weer andersluidend zijn. Daarbij komt dat enige invloed van alcohol- en drugsgebruik op de toedracht en/of op de herinneringen daaraan niet kan worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wat zich voorafgaande aan de val van aangeefster heeft afgespeeld in de betreffende woning en kan hetgeen hierover aan de verdachte ten laste is gelegd daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair aan hem tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-101992-19 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks31 augustus 2018 omstreeks 15:25 uur te Zoetermeer een hoeveelheid verzorgingsproducten
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te wetentoebehorendeaan Kruidvat (filiaal Dorpsstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangeefster 2] op de pols
, althans op de handte
stompen/slaan.
2.
hij op
of omstreeks31 augustus 2018 omstreeks 14:14 uur te Zoetermeer een hoeveelheid verzorgingsproducten,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te wetentoebehorendeaan Kruidvat (filiaal Dorpsstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Diefstal met geweld
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde geweld.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op de beelden – die eveneens ter terechtzitting in hoger beroep zijn afgespeeld – heeft het hof waargenomen dat de verdachte een slaande beweging maakt in de richting van de pols van [aangeefster 2] op het moment dat hij, de aangeefster en een andere medewerker van de Kruidvat om de tas heen staan en deze vasthouden.
Het hof is van oordeel dat dit voldoende ondersteunend bewijs oplevert voor de verklaring van aangeefster dat zij door deze slaande beweging op haar pols is geraakt.
Het verweer van de raadsvrouw wordt aldus verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarvan één gevolgd van geweld. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat winkeliers schade berokkent en voor overlast zorgt. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven een gebrek aan respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Wanneer een winkeldiefstal gepaard gaat met geweld, zoals bij het onderhavige feit, wordt nog een grens overschreden. Dergelijke feiten zijn voor het betrokken winkelpersoneel en het winkelend publiek dat er getuige van is, verontrustend en beangstigend.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is van oordeel dat in beginsel een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren een passende en geboden reactie vormt.
Gelet op de door het hof geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, in hoger beroep met 2 jaren en 5 maanden komt het hof tot een lagere straf.
Aan de verdachte zal – in plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf – een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
[aangeefster] heeft zich gevoegd als benadeelde partij in de zaak met parketnummer 09-132210-19 ter zake van een vordering tot schadevergoeding, na vermindering van eis in hoger beroep in totaal belopende € 44.230,00, betreffende materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie
niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing
ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-132210-19 onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-101992-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) dagen.
Bepaaltdat een gedeelte van de
gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. V.M. de Winkel, mr. M.A.J. van de Kar en mr. A.H.T. de Haas, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Huynh.
mr. A.H.T. de Haas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2024.