ECLI:NL:GHDHA:2024:932

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
200.317.188-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mislukt samenwerkingsverband tussen bollenveredelaar en bollenkwekers; afwikkeling na voortijdig einde; geen schadeplichtigheid

In deze zaak gaat het om een mislukt samenwerkingsverband tussen Flowerbulbs V.O.F. (hierna: appellante) en de Coöperatieve Kwekersvereniging Dutch Tulip Selections U.A. (hierna: DTS). De samenwerking, die op 6 februari 2015 werd aangegaan, had als doel de exploitatie van door appellante veredelde tulpenrassen. De overeenkomst liep tot 6 maart 2022, maar werd voortijdig beëindigd. De rechtbank oordeelde dat appellante tekortgeschoten was in haar verplichtingen en veroordeelde haar tot schadevergoeding. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij betoogde dat zij niet schadeplichtig was en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij tekortgeschoten was.

Het hof oordeelt dat appellante niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank op dit punt en oordeelt dat de overeenkomst per 12 juni 2020 is ontbonden. Het hof wijst de vorderingen van DTS af, waaronder de schadevergoeding, en kent appellante een gedeeltelijke vergoeding toe voor de werkzaamheden die zij heeft verricht. Het hof benadrukt dat de samenwerking tussen partijen niet succesvol was en dat de verwachtingen niet zijn uitgekomen, maar dat dit niet automatisch leidt tot schadeplichtigheid van appellante. De proceskosten worden toegewezen aan appellante, aangezien DTS als de in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.317.188/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/602078 / HA ZA 20-1071
Arrest van 18 juni 2024
in de zaak van
[…] Flowerbulbs V.O.F.,
gevestigd in [vestigingsplaats],
appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S. Jansen, kantoorhoudend in Alkmaar,
tegen
Coöperatieve Kwekersvereniging Dutch Tulip Selections U.A.,
gevestigd in Lisse,
verweerster in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.A.J. Nieuwmans, kantoorhoudend in Leiden.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellante] (of de Veredelaar) en DTS (of de Coöperatie).

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat in de kern over een mislukt samenwerkingsverband tussen (bollenveredelaar) [appellante] en (kwekersvereniging) DTS. Partijen zijn verdeeld over de afwikkeling van de voortijdig beëindigde overeenkomst. Volgens de rechtbank is [appellante] tekortgeschoten. Daarom heeft de rechtbank haar veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, op te maken bij staat.
1.2
Het hof kijkt hier anders tegenaan en oordeelt dat [appellante] niet schadeplichtig is. Het hof vernietigt het vonnis op dit onderdeel.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2022;
  • de memorie van grieven van [appellante] van 20 december 2022 tevens wijziging van eis, met producties A1 t/m A32;
  • de memorie van antwoord van DTS van 28 februari 2023 tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep tevens wijziging van eis, met producties G43 t/m G54;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellante] van 9 mei 2023 tevens akte uitlaten tevens wijziging van eis, met producties A33 t/m A45;
  • de akte uitlaten, met producties 55 tot en met 59, die DTS op 22 maart 2024 ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
  • de akte indienen nadere producties, met producties A46 tot en met A54, die [appellante] op 28 maart 2024 ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 8 april 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

De betrokken partijen

3.1
[appellante], een vennootschap onder firma, exploiteert een tulpenveredelingsbedrijf en is tevens tulpenkweker. De heer [vennoot 1] en zijn zonen [vennoot 2] en [vennoot 3] zijn vennoten in [appellante].
3.2
DTS is opgericht op 19 februari 2015 en heeft sinds de oprichting de volgende leden (afgezien van de veredelaar [appellante] allemaal tulpenkwekers):
- [appellante]
- […] Bloemen B.V.
- Rainbow Colors B.V.
- Ronico B.V.
- VOF […]
- VOF […].
3.3
De Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale U.A. (hierna: CNB) is een marktplaats voor de handel in, onder meer, bloembollen. Zij is bij de oprichting van DTS en het tot stand komen van de hierna beschreven overeenkomst betrokken geweest en zou de exclusieve bemiddelaar zijn voor de handel in de uit de overeenkomst voortvloeiende bloembollen.
De Overeenkomst
3.4
Op 6 februari 2015 hebben [appellante] en DTS een overeenkomst getekend omtrent de exploitatie van door [appellante] veredelde tulpenrassen (hierna: de Overeenkomst). Hierin is onder meer het volgende opgenomen (waarbij [appellante] als `Veredelaar' is aangeduid en DTS als ‘de Coöperatie’):
"IN AANMERKING NEMENDE DAT:A. Veredelaar een onderneming betreft die zich bezighoudt met het veredelen van nieuwe tulpenrassen;B. Veredelaar voor haar veredelingsdoeleinden in de loop der jaren een Tulpenkraam heeft opgebouwd partijen genoegzaam bekend. Een beschrijving van de Tulpenkraam is opgenomen inbijlage 1van deze overeenkomst.C. De Coöperatie een onderneming betreft met als doelstelling het testen, selecteren en exploiteren van nieuwe kwekersrechtelijk te beschermen tulpenrassen;D. CNB een onderneming betreft die advies- en bemiddelingsdiensten verleent aan partijen in met name de bloembollensector;E. Veredelaar te kennen heeft gegeven dat hij de Tulpenkraam wenst te exploiteren in exclusieve samenwerking met de Coöperatie en CNB;F. Door Veredelaar aan de Coöperatie in dat kader een exclusieve licentie is verstrekt onder de hierna omschreven voorwaarden;G. Partijen overeenstemming hebben bereikt en hun afspraken als volgt wensen vast te leggen.VERKLAREN TE ZIJN 0VEREENGEKOMEN ALS VOLGT.1.DefinitiesIn deze overeenkomst wordt verstaan onder:‘Tulpenkraam’ het (uitgangs)materiaal als genoemd en omschreven inBijlage 1vandeze overeenkomst;‘Ras/Rassen’ De soorten die voortkomen uit de Tulpenkraam en zijn geselecteerddoor de Coöperatie en opgenomen inBijlage 2van deze overeenkomst;‘plantgoed’ bollen onder de maat 11, ongeraapt;‘leverbaar’ bollen van en vanaf maat 10;‘teeltmateriaal’ Plantgoed en Leverbaar en voorts al het (uitgangs)materiaal dat doormiddel van uitplant, uitzaai of op enige andere wijze voor de teelt envermeerdering van de Rassen dient.2.Object2.1 Veredelaar verleent aan de Coöperatie het exclusieve licentierecht tot exploitatie van de Tulpenkraam welk recht de Coöperatie bij deze aanvaardt.2.2 De Tulpenkraam blijft eigendom van Veredelaar die zijn veredelingswerkzaamheden voor eigen rekening en risico en op eigen kosten maar exclusief voor de Coöperatie zal (blijven) verrichten. Veredelaar zal daarbij handelen zoals 'een goed veredelaar betaamt' en zich ten behoeve van [de] Coöperatie maximaal inspannen teneinde een optimaal (veredelings)resultaat te realiseren. Veredelaar houdt de Coöperatie zeker vier keer per jaar op de hoogte van de ontwikkelingen en resultaten en verder zo veel als de Coöperatie dat wenselijk vindt.2.3 De Coöperatie zal voor eigen rekening en risico en op eigen kosten materiaal afkomstig uit de Tulpenkraam testen met als doel Rassen te selecteren voor exploitatie.2.4 De Coöperatie heeft het exclusieve recht om gedurende de looptijd van deze overeenkomst uit de Tulpenkraam een onbeperkt aantal Rassen voor exploitatie te selecteren en indien zulks het geval is, draagt Veredelaar de eigendom van dat (uitgangs)materiaal om niet over aan de Coöperatie aan wie vervolgens de kwekersrechten (en/of merkrechten) zullen toekomen en welke rechten op naam van de Coöperatie of een door de Coöperatie aan te wijzen derde, in de daartoe bestemde registers zullen worden ingeschreven. De verdere (exploitatie)kosten zijn vanaf dat moment voor rekening en risico van de Coöperatie.2.5 Indien de Coöperatie besluit een Ras niet te selecteren voor exploitatie of daarmee tussentijds niet door te gaan dan zal de Coöperatie dat Ras aanbieden aan Veredelaar. Veredelaar krijgt dan een termijn van maximaal 4 weken nadat de aanbieding hem schriftelijk is gedaan om te besluiten het Ras zelf in exploitatie te nemen. Besluit Veredelaar niet op de aanbieding in te gaan dan zal het Ras op kosten van de Coöperatie worden vernietigd. Besluit Veredelaar wel op de aanbieding in te gaan dan zal de Coöperatie het Ras om niet retour leveren aan Veredelaar die gerechtigd is het Ras op eigen kosten te exploiteren inclusief eventuele kwekersrechten (en/of merkrechten). Indien de Coöperatie nadien van mening is dat het Ras toch goede exploitatiemogelijkheden heeft, dan zal Veredelaar dit Ras inbrengen in de Coöperatie volgens de afspraken uit deze overeenkomst met het recht op een vergoeding van de Coöperatie van alle feitelijke kosten die Veredelaar tot dat moment heeft moeten maken.3.Vergoeding3.1 De Coöperatie betaalt Veredelaar voor het exclusieve licentierecht en als vergoeding voor de veredelings- en testwerkzaamheden jaarlijks een bedrag van€ 100.000,-- exclusief btw welk bedrag CNB in opdracht van Veredelaar in gelijke delen op de betaaldata 1 juli, 15 september en 1 november aan de Coöperatie zal factureren. Daarnaast heeft Veredelaar recht op een royaltyvergoeding voor een gedeelte van 1/3 van de jaarlijks door de Coöperatie daadwerkelijk ontvangen royalties ten aanzien van de Rassen die voortvloeien uit de samenwerking tussen Veredelaar en de Coöperatie. Deze component van de vergoeding zal door partijen nog nader worden uitgewerkt.(... )5.Duur, opzegging en beëindiging5.1 Het exclusieve exploitatierecht als omschreven in artikel 2 van deze overeenkomst geldt voor de duur van 8 jaar, ingaande 6 maart 2014 en eindigend op 6 maart 2022. Tussentijdse opzegging (op neutrale gronden) is niet mogelijk. Indien partijen niet uiterlijk 6 maart 2020 schriftelijk jegens elkaar hebben aangegeven de overeenkomst per 6 maart 2022 te willen beëindigen loopt deze voor nog eens 8 jaar op dezelfde voorwaarden door.5.2 Deze overeenkomst eindigt evenwel onmiddellijk van rechtswege indien of Veredelaar of de Coöperatiea. in staat van faillissement wordt verklaard of aan één van hen surseance van betaling wordt verleend of ten aanzien van Veredelaar de Wet Schuldsanering voor Natuurlijke Personen op hem van toepassing wordt verklaard;b. zijn of haar activiteiten onherroepelijk staakt en/of de onderneming wordt ontbonden;c. enige voor hen uit deze overeenkomst voortspruitende verplichtingen niet nakomt binnen 30 dagen na een aangetekend schrijven van de andere partij, waarin deze tekortkoming wordt geconstateerd en deswege wordt aangekondigd dat deze overeenkomst dan is beëindigd.5.3 (.. . )5.4 Bij beëindiging van deze overeenkomst op één van de gronden als genoemd in artikel 5.2 sub a. of sub b. aan de zijde van Veredelaar[hof: dus bij beëindiging ingeval van faillissement e.d en bij het staken van de onderneming]
vervallen alle bij of krachtens deze overeenkomst aan Veredelaar toegekende of voortkomende rechten en bevoegdheden en heeft de Coöperatie het recht van eerste koop ten aanzien van de Tulpenkraam. (…)6.Evaluatie/overleg6.1 Partijen zullen uiterlijk 6 maart 2020 in goed onderling overleg hun samenwerking evalueren en zijn vrij om binnen het bepaalde in artikel 5.1 van deze overeenkomst hun samenwerking te beëindigen. De afspraken blijven evenwel altijd gelden voor die Rassen die binnen de looptijd van deze overeenkomst door [de] Coöperatie in exploitatie zijn genomen en zijn opgenomen inBijlage 2van deze overeenkomst.(…)”
De Overeenkomst is overgelegd als productie 4 bij inleidende dagvaarding. Bijlage 1 is op 27 januari 2020 door partijen geactualiseerd en getekend. [1]
De looptijd van de Overeenkomst en de verschillen van inzicht
3.5
Tijdens de looptijd van de Overeenkomst zijn tussen partijen verschillen van inzicht ontstaan over de precieze inhoud en de wijze van uitvoering van de Overeenkomst, zoals ook naar voren komt in de notulen van de halfjaarlijkse vergaderingen van DTS.
3.6
Partijen hebben onder meer stappenplannen (betreffende planning van de werkzaamheden), laatstelijk van 11/3-2019, en plannen van aanpak ‘veredeling [appellante]’, laatstelijk van 6/11-2017, opgesteld. Blijkens de notulen van DTS is in de loop van de jaren gesproken over het opzetten en vullen van een ‘database’ betrekking hebbend op (i) de (geteste/te testen) bollen, (ii) de resultaten daarvan (notulen 1/10-2014, 26/9-2016 en 15/3-2018), (iii) het bijhouden van de database (notulen 15/3-2018), (iv) en het opschonen ervan (notulen 25/9-2018 en 11/3-2019). Ter vergadering van 24/9-2019 is blijkens de notulen besloten dat [medewerker] (tegen betaling van € 50,- per uur) ondersteuning komt leveren om data sluitend te krijgen. In dezelfde notulen is vermeld dat [betrokkene] ([appellante]) de database heeft bijgewerkt en dat dit gebruikt zal worden door [medewerker]; dat [medewerker] ook zal zorgen voor een goed overzicht van de soorten waarop DTS exploitatierecht heeft.
3.7
Uit de notulen blijkt verder dat in de vergaderingen van DTS daarnaast onder meer discussie is geweest over (i) het moment van rooien van de bollen door [appellante] en eerder leveren, (ii) het verminderen van het areaal van [appellante] om het economisch interessant te houden en dat de kernvraag blijft of voldoende wordt weggegooid, (iii) de criteria waaraan de soorten van [appellante] voor DTS moeten voldoen, (iv) het (voor testen benodigde) minimum gewicht (vanaf 2018 3 kilogram), (v) het moment waarop de teeltkosten voor rekening van DTS zijn (na twee keer goedkeuring), (vi) de volgens DTS noodzakelijke sturing van [appellante] omdat het voor DTS belangrijk is dat het goed gaat bij [appellante], (vii) het bezoek van DTS bij [appellante] in 2018 en de herhaalde uitnodigingen van [appellante] (onder meer op 11/3-2019) om te komen kijken, en (viii) de wens van DTS om de veredeling door [appellante] breder te doen omschrijven in een rapportage, zoals een samenvatting van wat er is gedaan. Het hof verwijst in dit verband naar enkele hierna (deels samengevat weergegeven) passages in de notulen [2] .
3.8
De notulen van 5/6-2015:
Het huidige areaal zaailingen is 7 ha. Men vraagt zich af welke ontwikkeling er te verwachten is. De eisen aan nieuwe soorten nu zijn veel strenger dan voorheen en de wens bestaat om de 7 ha. niet uit te breiden maar eerder te doen krimpen. Wenselijk naar ca. 3 ha. indien het meer is dan 3 ha. Dan kan niet meer kostendekkend worden gewerkt. Soorten die afgekeurd zijn door [vennoot 1]/DTS zoals aparte kleuren en vormen kunnen verkocht worden ten behoeve van de droogverkoop. Indien een soort kan worden verkocht dan kan [vennoot 1] zijn teeltkosten in mindering brengen, volgens een nog te bepalen staffel.
De notulen van 29/6-2016:
[vennoot 1] zal voor de toekomst de bollen tussen half augustus en half september leveren bij […].
De notulen van 24/2-2017:
[vennoot 1] gaat de geselecteerde soorten eerder rooien en daardoor eerder leveren.
De notulen van 26/9-2017:
Er wordt op aangedrongen dat het areaal bij [appellante] zou moeten worden verkleind om het economisch interessant te houden. De kernvraag blijft of voldoende wordt weggegooid. Soorten die van [appellante] naar de groep gaan voldoen aan de volgende criteria:
• Soort moet twee keer goedgekeurd zijn.
• Groeifactor moet minimaal twee zijn.
• Soort moet TVX/TBV goedgekeurd zijn.
• Mits boven de 500 kilogram.
De notulen van 15/3-2018:
- Stand gewas nog niet bekend, er is nu geen gewas.
Areaal: overzicht is verstrekt met wat geplant is. Er staat totaal ca 7 ha. zaailingen incl. dat van [appellante]. Zonder de [appellante] zaailingen is het ca. 4-5 ha. Vorig jaar is veel gesaneerd; [appellante] is niet gegroeid in areaal.
- Teeltkosten. [appellante] informeert naar het moment dat de kosten voor [appellante] of voor DTS zijn. Indien een soort twee keer is goedgekeurd worden de kosten voor DTS, anders zijn de kosten nog voor [appellante].
Na twee keer testen en twee keer voldoende is het soort voor DTS.
- 4 ha. telen is prima maar dan moet het ook 4 ha. zijn waar toekomst in zit. Bij twijfel weg doen.
- DTS vindt het belangrijk dat het goed gaat bij [appellante] en denkt dat sturing nodig is.
De notulen van 25/9-2018:
Men is op bezoek geweest bij [appellante] en was blij verrast dat de te testen
rassen klaarstonden.
“Vorig jaar zijn 500 soorten getest en dit jaar worden 150 getest bij […]. Waarom zijn er veel minder? Dit kwam door miscommunicatie over wat er getest moet worden. De overige staan bij [appellante] maar worden ook meegenomen in de test. ([vennoot 3] doet bij de overige een eerste selectie waarna door de groep finaal geoordeeld wordt. dit laatste geldt tevens voor de selectie vanuit test bij […]). Voortaan gaan we alles testen vanaf 3 kilo. Dat zullen ca. 500 soorten zijn. Jaren erna testen we naar verwachting 200/300 soorten en de goedgekeurde soorten van de jaren ervoor.(…)We willen de veredeling breder omschreven hebben in een rapportage. Zoals een samenvatting met wat is er gedaan.”De notulen van 11/3-2019:
De eigendom van de kraam blijft bij [appellante], tenzij goedgekeurd en vermeld in bijlage 2 dan wordt het eigendom van DTS. Het exploitatierecht ligt bij DTS.
In de rondvraag komt naar voren dat [betrokkene] de database gaat vullen en dat zij hoopt dat de leden hier dan ook naar zullen gaan kijken. [vennoot 1] en [vennoot 3] zeggen dat iedereen van harte welkom is om te komen kijken bij [appellante]. […]/[vennoot 1]/[betrokkene]:
“er speelt e.e.a. bij fam. [appellante]. Er is weinig krediet. Het is een lastig jaar. Gevraagd is of er hulp nodig is en de zorg is uitgesproken dat alle werkzaamheden zoals spuiten goed op kwaliteit blijven worden uitgevoerd. Het wordt gewaardeerd dat dit met elkaar gedeeld is.(…)”De notulen van 24/9-2019:
De database is bijgewerkt door [betrokkene]. [medewerker] zal dit gebruiken en exporteren
naar Excel voor zijn overzicht.
Actie Evalueren Stappenplan: DTS uit zorgen over de stengel aal, het risico
daarvan en de mogelijke aanpak ervan. Zij dringen verder aan op aanpassing van de
werkwijze bij [appellante] conform afspraken in het stappenplan. DTS heeft het
gevoel dat ze niet weet hoe het gaat. De kwaliteit moet goed bewaakt worden, de communicatiemomenten uitvoeren moet beter. Niet alles was op tijd.
“Er wordt nu naar een nieuw dan wel gewijzigd contract gewerkt. Formeel wordt het huidige contract[hof: met [appellante], dat op 6 maart 2022 eindigt]
opgezegd. Het nieuwe contract vervangt dan het oude.”
3.9
Ter vergadering van
12/12-2019zijn de door [medewerker] gemaakte lijsten besproken, respectievelijk genoemd bijlage 1 (zoals vermeld in de Overeenkomst) en bijlage 2 (met rassen die eigendom zijn van DTS). Deze lijsten zijn nog niet compleet. Daarna volgt een discussie over de opbouw van de lijsten, de gewenste eenduidige naam en nummer van de soorten, het weggooien van soorten door [appellante], de wens van de aanwezige leden om ook de groeifactor van een ras te vermelden, de kleur, bijzonderheid, de opmerking of een ras is weggegooid/goedgekeurd/afgekeurd, de kleurcodering, de testresultaten van [appellante].
3.1
In de notulen van 12/12-2019is verder onder meer opgenomen dat DTS unaniem heeft besloten de Overeenkomst niet voort te zetten, waarmee volgens artikel 5.1 de Overeenkomst uiterlijk op 6 maart 2022 wordt beëindigd. In dit verband heeft [appellante] opgemerkt:
“[appellante] ([vennoot 3] en [vennoot 2]) geeft aan dat ze niet tegemoet kunnen komen aan de wensen zoals in diverse notulen en stappenplan is verwoord van de overige leden van DTS. Wat bij [appellante] zwaar op de maag ligt is, dat er een keer door de andere leden, achter de rug van [appellante] om, is vergaderd. [appellante] vindt dat de overige leden niet naar [appellante] willen luisteren.”Vervolgens noemt de vergadering twee voorstellen over de manier waarop partijen vroegtijds uit elkaar kunnen gaan:
1) De rassen uit bijlage 2 worden door DTS terug overgedragen aan [appellante] tegen betaling door [appellante] van alle kosten die DTS haar heeft betaald vanaf de dagtekening van de Overeenkomst (6 februari 2015).
2) De nog niet geteste rassen van bijlage 1 worden rond februari 2020, 2021 en 2022 nog getest door DTS [hof: volgens de notulen zou het gaan om 1867 rassen, die aldus bijlage 1 van [medewerker] nog niet zijn getest] .
Een vervolgafspraak wordt voorgesteld op 15 januari 2020 om verder te spreken over de wijzen waarop de beëindiging van de samenwerking tussen DTS en [appellante] kan worden uitgevoerd.
3.11
Op 15 januari 2020 hebben partijen een verklaring ondertekend, met als strekking dat de Overeenkomst per 6 maart 2022 zal worden beëindigd en dat ze nog in overleg zijn over de wijze waarop.
3.12
Bij brief van 30 januari 2020 heeft DTS aan [appellante] geschreven:
“Geachte heren [appellante],Op 6 februari 2015 zijn wij een overeenkomst aangegaan met betrekking tot de exclusieve exploitatie van de tulpenkraam van [appellante] Bloembollen V.O.F. (hierna: Tulpenkraam) en het exclusief veredelen door [appellante] ten behoeve van de Coöperatieve Kwekersvereniging 'Dutch Tulip Selections' U.A. (hierna: DTS). In de afgelopen jaren zijn er helaas regelmatig afspraken uit de overeenkomst en de daarop aanvullend gemaakte notulen niet nagekomen. Om de samenwerking in een goede verstandhouding voort te zetten zijn wij daar destijds altijd coulant in geweest en hebben wij geen officiële schriftelijke ingebrekestelling gestuurd. Recent zijn er echter wederom een aantal zaken aan het licht gekomen welke niet conform afspraak zijn nagekomen en die ons zorgen baren. Hierbij stellen wij u daarom in gebreke met betrekking tot de volgende zaken.Wij hebben vernomen dat er door [vennoot 3] al een aantal jaar veredelingswerkzaamheden van tulpen worden verricht welke niet aan DTS worden aangeboden. Op 7 januari 2020 heeft [vennoot 3] per e-mail bevestigd dat hij voor de toetreding tot [appellante] Bloembollen V.O.F. tulpen veredelde op hobbymatige basis. [vennoot 3] is op 01-01-2016 toegetreden tot [appellante] Bloembollen V.O.F. Op grond van de overeenkomst mag [appellante] Bloembollen V.O.F. uitsluitend veredelen ten behoeve van DTS en door de toetreding van [vennoot 3] tot [appellante] Bloembollen V.O.F. is [vennoot 3] ook aan deze eerder gesloten overeenkomst verbonden. Ten tijde van de toetreding door [vennoot 3] is er nimmer melding gemaakt van aparte veredelingswerkzaamheden. Wij concluderen dan ook dat deze veredelingswerkzaamheden vallen onder de Tulpenkraam en wij ontvangen daarom graag binnen twee weken een overzicht van deze veredelingswerkzaamheden.Recent is er een voorlopige Bijlage 1 opgesteld waarop alle nog niet goedgekeurde rassen van de Tulpenkraam opgenomen zouden moeten zijn. Uit deze voorlopige Bijlage 1 blijkt dat wij voor broeiseizoen 2019/2020 veel minder rassen aangeboden hebben gekregen om te testen dan volgens de afspraken zou moeten. Alles dat boven de 3 kilo wordt geoogst zou namelijk aangeboden moeten worden. Nakoming van dit punt is helaas niet meer mogelijk voor het broeiseizoen 2019/2020.Wij stellen u daarom in de gelegenheid om het komende broeiseizoen aan te bieden en te leveren conform afspraak. Mocht u komend broeiseizoen wederom niet aanbieden en leveren volgens afspraak behouden wij het recht voor om op basis van bovengemeld verzuim voor broeiseizoen 2019/2020 alsnog een schadevergoeding te eisen.Uit de registratiedatabase van de KAVB blijkt dat er recent door [appellante] Bloembollen V.O.F. namen zijn geregistreerd voor tulpen uit de Tulpenkraam. Dit betreft de volgende namen:•17 oktober 2019 Tunezo Parrot•19 november 2019 C Dalby•5 december 2019 Fiep Westendorp en Growing Together•17 december 2019 Loba•18 december 2019 Schwalbe•19 december 2019 Royal Celebration en General Stanislaw SosabowskiDTS heeft het exclusieve exploitatierecht van de Tulpenkraam en daarbij is ook inbegrepen dat DTS het exclusieve recht heeft om eventueel kwekersrecht en/of merkenrecht voor de daaruit voortkomende tulpen aan te vragen. Door het aanvragen van een registratie bij de KAVB doet u automatisch afstand van een eventueel merkrecht. Het is u dus niet toegestaan tenaamstellingen van tulpen uit de Tulpenkraam aan te vragen bij de KAVB. Voor de hiervoor gemelde soorten dient de tenaamstelling bij de KAVB overgezet te worden op naam van DTS. Wij rekenen hiervoor op uw vlotte medewerking.Vriendelijk verzoeken wij u om binnen twee weken na de datum van deze brief schriftelijk te reageren.Met vriendelijke groet,Coöperatieve Kwekersvereniging 'Dutch Tulip Selections' U.A.”
3.13
Op 4 mei 2020 hebben drie DTS-leden de teeltlocaties van [appellante] bezocht. Daar hebben zij volgens hun verslag geconstateerd dat de plantvolgorde niet volgens afspraak was en dat op de percelen zeer veel onkruid werd aangetroffen (perceel Nieuweweg overwoekerd met stekels).
3.14
[appellante] heeft op 28 mei 2020 (in reactie op het in de notulen van 12 december 2019 weergegeven voorstel van DTS) een tegenvoorstel gedaan. De strekking hiervan was:
(a) de complete kraam wordt aan DTS geleverd, inclusief de afgekeurde soorten, (b) DTS betaalt voor komend seizoen 20/21 € 100.000,- aan [appellante] als genoegdoening in de gebruikelijke drie termijnen, (c) alle soorten komen in bijlage 2, (d) einde Overeenkomst per 1 juli 2020 of zoveel later als het rooiseizoen is afgelopen.
3.15
Op 29 mei 2020 heeft DTS aan [appellante] geschreven:
”Op 4 mei 2020 heeft een afvaardiging van (…) DTS een bezoek gebracht aan de door u gebruikte teeltlocaties voor de DTS rassen. Dit bezoek is tevoren bij u aangemeld met het verzoek het bezoek te begeleiden.. (…) Een verslag van dit bezoek treft u in deze brief aan (…).In de overeenkomst van 6 februari 2015 is afgesproken dat u zult handelen zoals ‘een goed veredelaar betaamt’ en dat u zich ten behoeve van DTS maximaal zult inspannen teneinde een (optimaal) veredelingsresultaat te realiseren. De stand van het gewas zoals aangetroffen en beschreven in het bijgevoegde verslag komt niet overeen met deze afspraak. De omstandigheden waaronder de rassen zijn geplant zijn verre van optimaal en in strijd met de overeenkomst.Daarnaast is in de bovengenoemde overeenkomst afgesproken dat DTS zoveel als wenselijk op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen en de resultaten. Het niet bereid zijn om het bezoek te begeleiden komt niet overeen met deze gemaakte afspraak. Het beoordelen van de rassen op de teeltlocaties was zonder uw begeleiding niet goed mogelijk aangezien de afgesproken plantvolgorde niet door u is aangehouden en er niet bij alle rassen naambordjes zijn geplaatst waardoor wij thans geen goed zicht hebben op wat er staat.Wij zullen een afspraak met u inplannen om over twee weken wederom de teeltlocaties te bezoeken, waarbij wij verwachten dat wij dan wel door u worden begeleid. Wij stellen u hierbij in de gelegenheid om voordien het onkruid tussen de planten te wieden en alle planten van het juiste naambordje te voorzien. Indien u dit nalaat is DTS gehouden haar verplichtingen jegens u op te schorten en is zij gerechtigd om tot een ontbinding van de overeenkomst over te gaan (…).”
3.16
DTS heeft ter vergadering van 13 juni 2020 besloten om haar betalingsverplichting (ex artikel 3.1 van de Overeenkomst) jegens [appellante] op te schorten
“totdat er overeenstemming is bereikt over het voorstel dat door DTS is gedaan aan [appellante]”. Aansluitend heeft DTS de teeltlocatie van [appellante] (aan de Nieuweweg) bezocht. Daar is door DTS geconstateerd dat afgekeurde en goedgekeurde rassen door elkaar staan en dat er teveel onkruid op het perceel staat.
3.17
[appellante] is sindsdien niet meer betaald en is op 23 oktober 2020 deze bodemprocedure begonnen.
3.18
Gedurende de bodemprocedure hebben partijen kort gedingen gevoerd. Deze hebben geleid tot regelingen, die partijen deels zijn nagekomen. Onder meer heeft [appellante] in de zomer van 2021 ongeveer de helft van de jaarvergoeding (ex artikel 3.1 van de Overeenkomst) voor het seizoen 2019/2020 ontvangen van DTS. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in kort geding op 10 augustus 2021 (voortzetting) hebben partijen onder meer afgesproken (i) dat [appellante] zal zorgen dat de bollen uiterlijk op 31 augustus 2021 uit de grond zijn en (ii) dat gezamenlijk gezorgd zal worden voor bemonstering, waarna (iii) DTS de tweede helft van de jaartermijn (feitelijk 5/6e daarvan) zal betalen aan [appellante]. DTS heeft, nadat [appellante] had gerooid en de bollen klaarstonden, geweigerd om de bollen te bemonsteren en heeft evenmin betaald. Naar het hof (blijkens de mondelinge uitspraak in kort geding van 26 augustus 2020) begrijpt, hield dit verband met de stelling van DTS dat alle bij [appellante] aanwezige bollen (zoals vermeld op de ‘Plantlijst’ en de ‘Voorlopige Bijlage 1’) tot de Tulpenkraam behoren, waaruit DTS kan kiezen, en dat [appellante] aan DTS van al deze bollen monsters zou moeten verstrekken.
3.19
Het lidmaatschap van [appellante] van DTS is per 14 oktober 2022 tot een einde gekomen.

4.Procedure bij de rechtbank

De vorderingen van [appellante] in eerste aanleg op hoofdlijnen, kort samengevat en voor zover in hoger beroep van belang

4.1
[appellante] heeft (in conventie) gevorderd veroordeling van DTS tot:
(i) nakoming van de Overeenkomst;
(ii) het achterwege laten van schending van het eigendomsrecht van [appellante] op de
Tulpenkraam;
(iii) betaling van schadevergoeding op te maken bij staat wegens misgelopen
royalties (door verwaarlozing van soorten door DTS);
(iv) betaling van de vergoeding (ex artikel 3.1 van de Overeenkomst) van
€ 100.883,33 over het seizoen 2019/2020;
(v) betaling van een groot aantal (contract)teeltkosten;
(vi) betaling van € 6.995,29 aan buitengerechtelijke kosten;
(vii) betaling van € 60.601,08 aan volledige proceskosten;
(viii) betaling van deskundigenkosten, verwerkingskosten en ten onrechte verrekende
advocaatkosten.
4.2
Daarnaast heeft [appellante] nog diverse verklaringen voor recht gevorderd.
De vorderingen van DTS in eerste aanleg op hoofdlijnen, kort samengevat en voor zover in hoger beroep van belang
DTS heeft (in reconventie) gevorderd:
(a) een verklaring voor recht dat [appellante] toerekenbaar tekortgeschoten is in de
nakoming van de Overeenkomst en aansprakelijk is voor de daardoor
veroorzaakte schade van DTS, met veroordeling van [appellante] tot betaling van
schadevergoeding, op te maken bij staat;
(b) ontbinding van de Overeenkomst;
(c) veroordeling van [appellante] tot betaling van ongedaanmakingsvergoedingen van
in totaal (afgerond) een bedrag van € 629.000,-.
Beslissingen van de rechtbank (kort samengevat) en in hoger beroep nog van belang
4.3
De rechtbank heeft (in reconventie)
(a) voor recht verklaard dat [appellante] jegens DTS toerekenbaar tekort is geschoten
in de nakoming van haar verplichtingen ex artikel 2.2 van de Overeenkomst en
daarom aansprakelijk is voor de schade en [appellante] veroordeeld tot betaling van
schadevergoeding nader op te maken bij staat;
(b) voor recht verklaard dat de Overeenkomst partieel is ontbonden, en wel per 12
juni 2020.
4.4
De rechtbank heeft (in conventie) diverse schadevorderingen van [appellante] toegewezen, waaronder de helft van de overeengekomen teeltvergoeding 2019/2020 zoals bedoeld in overweging 3.18. [appellante] had die inmiddels ontvangen.
4.5
De rechtbank heeft daarbij DTS veroordeeld in de proceskosten in conventie en [appellante] veroordeeld in de proceskosten in reconventie, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde. De rechtbank heeft het vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.6
Volgens de rechtbank is [appellante] tekortgekomen in haar informatieverplichtingen, zoals die volgen uit de Overeenkomst en de latere stappenplannen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] in ieder geval in het jaar 2020 ten aanzien van de onkruidbestrijding niet heeft gehandeld als een goed veredelaar betaamt.
4.7
De rechtbank heeft niet de hele Overeenkomst (vanaf het begin) ontbonden maar heeft aanleiding gezien om de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW toe te passen en heeft daarom de Overeenkomst pas ontbonden per 12 juni 2020. Daarbij heeft de rechtbank het verweer van [appellante], inhoudende dat sprake was van schuldeisersverzuim van DTS wegens opschorting van de betalingen in 2020, verworpen.

5.Vorderingen in hoger beroep en de grieven van partijen

De vorderingen van partijen

5.1
[appellante] vordert bij memorie van grieven vernietiging van het vonnis, voor zover zij daartegen grieven heeft gericht, met dien verstande dat zij geen grieven richt tegen de verklaring voor recht (in overweging 5.9 van het vonnis) dat de Overeenkomst is ontbonden per 12 juni 2020. Daarnaast vermeerdert zij haar vordering tot betaling door DTS van de werkelijke advocaatkosten, die van het hoger beroep daaronder begrepen (tot dat moment een bedrag van ruim € 153.000,-).
5.2
DTS vordert bij memorie van antwoord/grieven in incidenteel appel vernietiging van het vonnis, voor zover zij daartegen grieven heeft gericht. Daarnaast vermeerdert zij haar vordering met een bedrag van € 1.000.000,- als voorschot op de door [appellante] te betalen schadevergoeding.
5.3
[appellante] heeft bij memorie van antwoord in incidenteel appel haar eis weer gewijzigd (i) met de werkelijke advocaatkosten die inmiddels zijn opgelopen tot omstreeks
€ 173.000,-. Verder vordert zij (ii) niet langer verwijzing naar de schadestaatprocedure, maar veroordeling van DTS tot betaling van een bedrag van € 201.260,98.
De grieven van partijen
5.4
De grieven van [appellante] (in principaal appel) richten zich tegen
(I) onderdelen van de feitenvaststelling,
(II) het oordeel van de rechtbank dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar
informatie- en administratieverplichting,
(III) het oordeel van de rechtbank dat [appellante] ten aanzien van de onkruidbestrijding
niet heeft gehandeld als een goed veredelaar,
(IV) afwijzing van het beroep van [appellante] op schuldeisersverzuim van DTS,
(V) de veroordeling van [appellante] tot betaling van schadevergoeding op te maken bij
staat,
(VI) de verdere gevolgen van de ontbinding,
(VII) de afwijzing van het tweede deel van de gevorderde vergoeding over het
seizoen 2019/2020,
(VIII) de afwijzing van de vordering van € 24.062,94 wegens contractteelt over het
seizoen 2021/2022,
(IX) de afwijzing van de vorderingen van € 12.930,50 en € 4.907,77 wegens
contractteelt van de Van der Berg soorten,
(X) de afwijzing van de vordering van [appellante] wegens misgelopen royalties,
(XI) de afwijzing van het door [appellante] (als lid van DTS) meebetaalde deel van de
advocaatkosten van € 8.109,78 en
(XII) de proceskostenveroordeling.
5.5
De grieven van DTS (in incidenteel appel) richten zich tegen
(1) de niet als zelfstandige tekortkoming van [appellante] beoordeelde ‘overige
verwijten’ ([appellante] heeft jaarlijks geen 500 soorten aangeleverd; de ten
onrechte aangenomen afname van de Tulpenkraam door natuurlijk verloop; de
vermeende onduidelijkheid aangaande de precieze afspraken omtrent
aanleveren, selectie-, afkeur- en weggooiproces; het verkopen en dopen van
soorten),
(2) het moment van ontbinding van de Overeenkomst (volgens DTS had dat 6
februari 2015 moeten zijn),
(3) de toewijzing van de vorderingen van [appellante] betreffende de contractteelt van
€ 10.516,-, € 12.511,02, € 736,- en € 354,25,
(4) de proceskostenveroordeling van DTS in conventie.
De vorderingen waarover het hof moet oordelen
5.6
Blijkens het voorgaande moet het hof dus de volgende vorderingen beoordelen.
a)Het einde van de Overeenkomst en de grondslag daarvan:
[appellante]legt zich in dit verband neer bij de verklaring voor recht dat de
Overeenkomst per 12 juni 2020 partieel is ontbonden (maar meent wel dat de
ontbinding niet gerechtvaardigd is en geeft haar hiermee verband houdende
rechten niet prijs).
DTSmeent dat het ontbindingsmoment veel eerder moet liggen, namelijk op 6
februari 2015 (het moment van het ondertekenen van de Overeenkomst), en
handhaaft de daarmee verband houdende ongedaanmakingsvordering.
b)De door beide partijen gevorderde schadevergoeding wegens toerekenbare
tekortkoming van de wederpartij:
[appellante]vordert niet langer verwijzing naar de schadestaatprocedure, maar
vordert:
- een bedrag van € 201.260,98 (de vergoeding van € 151.249,99 over seizoenen
2019/2020 tweede deel en 2020/2021),
- bedragen aan afgewezen contractteeltkosten van € 24.062,94, € 12.930,50 en
€ 4.907,77, en afgewezen meebetaalde advocaatkosten van € 8.109,78, plus
- de werkelijke advocaatkosten van € 173.000,-.
DTSvordert een verklaring voor recht dat [appellante] toerekenbaar
tekortgeschoten is in de nakoming van de Overeenkomst en aansprakelijk is
voor de daardoor ontstane schade, met veroordeling van [appellante] tot betaling
van schadevergoeding, op te maken bij staat.
c) DTSbestrijdt de door de rechtbank (in overweging 5.1, 5.2 en 5.3) toegewezen
vorderingen van [appellante], namelijk het toewezen bedrag van € 50.416,66
(eerste deel jaarvergoeding seizoen 2019/2020), de bedragen € 10.516,- en
€ 12.511,02 als vergoeding voor contractteelt en de bedragen € 736,- en € 54,25
aan kruisingskosten. Over deze posten moet het hof dus ook oordelen.
d) DTSvordert in hoger beroep verder een voorschot van € 1.000.000,- op de
gevorderde schadevergoeding.
e)De proceskostenveroordelingen.
5.7
Te onderscheiden vallen globaal:
I. Vorderingen betrekking hebbend op de gestelde wanprestatie van [appellante], en
II. Vorderingen van [appellante] uit contractteelt.

6.Beoordeling in hoger beroep van I (de gestelde wanprestatie van [appellante])

Inleidende overwegingen
Goede intenties; een weinig specifiek contract
6.1
Duidelijk is, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, dat partijen met goede intenties een samenwerking zijn aangegaan, in de verwachting dat de veredelingswerkzaamheden van [appellante] uiteindelijk een succesvolle exploitatie door DTS met bijkomende royalties zouden opleveren. Deze verwachting is niet uitgekomen. De kosten overstegen de opbrengsten. Er ontstonden steeds meer spanningen en verwijten tussen partijen. Nog vóórdat de eerste acht jaren van de Overeenkomst (ingaande 6 maart 2014 en eindigend op 6 maart 2022) voorbij waren, is het tot een breuk gekomen tussen partijen. Opbrengsten uit royalties voor partijen zijn bij lange na niet in zicht gekomen, mede gelet op de lange looptijd van het veredelingsproces, dat pas na ongeveer 20-25 jaar tot royalties leidt en los van het feit dat dit punt blijkens de Overeenkomst nog nader moest worden uitgewerkt.
6.2
Uitgangspunt is de tussen partijen gesloten duurovereenkomst (de Overeenkomst) van 6 februari 2015 die, behoudens verlenging, zou eindigen op 6 maart 2022. Het hof constateert (i) dat de Overeenkomst ‘levende materie’ betreft (veredeling van tulpenbollen met alle ongewisheden die daarbij horen) en (ii) dat de doelstelling van de Overeenkomst was het uiteindelijk genereren van forse winst uit exploitatie en royalties. Daarnaast constateert het hof (iii) dat de Overeenkomst is gesloten tussen twee partijen, maar dat al snel de verhoudingen in die zin veranderden dat feitelijk aan de ene kant vijf tulpenkwekers (als betalers) stonden en aan de andere kant [appellante] (als veredelaar met de cruciale taak om met haar werk de betalingen de moeite waard te maken). Een dergelijke overeenkomst kan onder deze omstandigheden naar haar aard al snel tot onevenwichtigheden en moeilijk oplosbare situaties leiden. Daarom is begrijpelijk en terecht (in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid die de contractuele verhoudingen beheersen) dat partijen jarenlang ‘voorzichtig’ met elkaar zijn omgegaan, zoals ook DTS stelt. De ‘bom is echter gebarsten’ nadat partijen op 15 januari 2020 schriftelijk hadden vastgelegd dat zij de Overeenkomst na 6 maart 2022 niet zouden verlengen. Dit hield, zeker aanvankelijk, met name verband met de omstandigheid dat partijen er niet in slaagden om op een behoorlijke manier hun zaken af te wikkelen.
6.3
Het valt, juist in deze constellatie, te betreuren dat de Overeenkomst op diverse onderdelen onduidelijkheden bevat en dat deze evenmin gedetailleerde, oplossingsgerichte, beëindigingsafspraken bevat. Hierdoor moet worden teruggevallen op in de loop der jaren gemaakte aanvullende afspraken, die deels multi-interpretabel zijn en door partijen niet steeds zijn gehandhaafd. Hier komt bij dat partijen na 15 januari 2020 kennelijk geen reden meer zagen om nog langer voorzichtig met elkaar om te gaan. Dit alles heeft voor een onvruchtbare escalatie van standpunten gezorgd. Hoe dan ook willen partijen niet meer met elkaar verder.
Voortijdig einde Overeenkomst staat vast
6.4
De rechtbank heeft de Overeenkomst per 12 juni 2020 (partieel) ontbonden. [appellante] heeft uitdrukkelijk niet geklaagd over dit
voortijdigeeinde van de Overeenkomst. DTS wil evenmin na die datum samen verder, maar betoogt wél dat het hof het einde van de Overeenkomst aanzienlijk eerder moet bepalen, namelijk per 6 februari 2015 (de datum van de getekende Overeenkomst).
6.5
Het hof stelt vast (i) dat de Overeenkomst in ieder geval
voortijdig(en niet later dan 12 juni 2020) tot een einde is gekomen, nu partijen daarover in hoger beroep niet klagen. Wél klaagt DTS (ii) over het
momentvan voortijdige beëindiging dat zij wegens tekortschieten van [appellante] op 6 februari 2015 bepaald wil zien, terwijl [appellante] (iii) (kort samengevat) klaagt over het oordeel van de rechtbank dat zij schadeplichtig is geworden. Het hof zal deze punten (ii) en (iii) later bespreken.
6.6
Anders dan DTS stelt, heeft zij na afloop van de Overeenkomst geen recht meer op selectie van soorten uit de Tulpenkraam. De Overeenkomst spreekt immers in artikel 2.4 uitdrukkelijk over
“(…) het exclusieve recht omgedurende de looptijd van deze overeenkomstuit de Tulpenkraam een onbeperkt aantal Rassen voor exploitatie te selecteren en indien zulks het geval is, draagt Veredelaar de eigendom van dat (uitgangs)materiaal om niet over aan de Coöperatie (…)”.
6.7
Daarnaast verwerft DTS blijkens het voorgaande pas ná selectie de eigendom van dat materiaal. Aangezien gedurende de looptijd van de Overeenkomst is afgesproken dat tweemaal selecteren nodig was, gaat de eigendom dus pas na de tweede selectie over naar DTS (zie onder meer de notulen van 15 maart 2018 en 11 maart 2019).
Geen schuldeisersverzuim DTS
6.8
Het hof verwerpt het beroep van [appellante] op schuldeisersverzuim van DTS, nu laatstgenoemde op het moment van opschorting van haar betalingsverplichtingen op 13 juni 2020 zelf nog niet in verzuim was. Blijkens de Overeenkomst hoefde DTS immers pas vanaf 1 juli aan [appellante] te betalen. De gebruikelijke werkwijze waarop [appellante] zich beroept (de in het voorjaar te verzenden koopbrieven) leveren nog geen verplichting op van DTS om eerder dan op 1 juli te betalen.
De schadevordering van DTS. Toerekenbare tekortkoming van [appellante] in de nakoming van de Overeenkomst/verzuim?
6.9
De kern van het hoger beroep in deze zaak is de vraag of DTS aanspraak heeft op schadevergoeding. Volgens DTS is [appellante] toerekenbaar tekortgekomen en in verzuim geraakt. DTS stelt dat [appellante] zich niet ‘als een goed veredelaar’ heeft gedragen, niet heeft voldaan aan haar informatieplicht en aan haar, DTS, onvoldoende bollen ter selectie heeft aangeboden, met schade als gevolg. [appellante] betwist dit en verwijt op haar beurt DTS dat deze zich ten onrechte in vergaande mate met de (exclusief aan haar als veredelaar voorbehouden) veredelingswerkzaamheden heeft bemoeid en ten onrechte betalingen voor (voorgeschoten) werkzaamheden heeft opgeschort. In het verlengde hiervan liggen de (almaar uitdijende) vorderingen van partijen en de steeds groter wordende verwijten over en weer.
6.1
De vraag of [appellante] toerekenbaar is tekortgekomen wordt met de grieven over en weer, mede gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep, in volle omvang aan het hof voorgelegd. De stelplicht en de bewijslast hiervan rusten op DTS. Vast staat immers dat DTS haar betalingsverplichtingen uit de Overeenkomst voortijdig heeft stopgezet en schadevergoeding vordert met een beroep op toerekenbare tekortkomingen van [appellante]. De vorderingen van [appellante] zijn een uitvloeisel hiervan.
6.11
Volgens DTS heeft [appellante] onvoldoende informatie verschaft en heeft [appellante] zich niet als een ‘goed veredelaar’ gedragen. Meer specifiek stelt DTS (samengevat) dat [appellante]:
(a) onvoldoende informatie heeft verstrekt (over groei en aantallen);
(b) onvoldoende bollen heeft aangeleverd om te testen;
(c) onkruid op de bollenpercelen heeft laten staan en bollen te laat heeft gerooid;
(d) zonder toestemming bollen heeft weggegooid;
(e) zonder toestemming bollen heeft ‘gedoopt’;
(f) zonder toestemming bollen aan derden heeft verkocht.
Te weinig bollen aangeleverd (b, d, e en f)?
6.12
DTS stelt in dit verband:
(1) dat [appellante] geen 500 soorten per jaar ter selectie aanbood uit de (bij aanvang uit 3.000 soorten – cultivars - bestaande) Tulpenkraam, maar aanzienlijk minder; dat bovendien het aantal van omstreeks 2.400 soorten (vermeld op de laatst geactualiseerde bijlage 1 van 27 januari 2020) bij het kort geding van 29 augustus 2021 bleek te zijn teruggebracht tot 1.541 soorten;
(2) dat het een feit van algemene bekendheid is dat de Tulpenkraam door veredeling groeit, niet krimpt;
(3) dat de hobbymatige teelt van [vennoot 3] door zijn toetreding tot [appellante] onder de Tulpenkraam is komen te vallen;en
(4) dat [appellante] zonder toestemming soorten heeft weggegooid, heeft ‘gedoopt’ en heeft verkocht.
DTS vermoedt dan ook dat [appellante] sjoemelt met de aantallen. Volgens DTS was [appellante] al geruime tijd in verzuim, vormden de stappenplannen fatale termijnen en heeft [appellante] bovendien blijkens de notulen van 12 december 2019 verklaard dat ze niet zou nakomen, zodat geen ingebrekestelling was vereist om in verzuim te raken (artikel 6:83c BW).
6.13
[appellante] voert gemotiveerd verweer.
6.14
Het hof stelt voorop dat blijkens de Overeenkomst (artikel 2.2) sprake is van een inspanningsverplichting van [appellante], inhoudende dat [appellante] zal handelen als ‘een goed veredelaar’ en ‘zich maximaal zal inspannen om een goed veredelingsresultaat te verkrijgen.’ Anders dan DTS stelt, bevat de Overeenkomst geen afspraak dat de Tulpenkraam bij aanvang bestond uit 3.000 (te selecteren) soorten en evenmin dat jaarlijks 500 soorten ter selectie zouden worden aangeboden. Wél is door [appellante] erkend dat deze aantallen door haar als een grove schatting zijn genoemd bij aanvang van de veredeling (conclusie van antwoord in reconventie 2.25 en memorie van antwoord in incidenteel appel 3.3). Dit betekent echter nog niet dat DTS rechtens aanspraak kan maken op deze aantallen. Wél dat DTS in redelijkheid mocht uitgaan van een Tulpenkraam van een aanzienlijke omvang en jaarlijks een flink aanbod van te selecteren soorten.
6.15
Het hof verwerpt ook de stelling van DTS (bij brief van 30 januari 2020) dat de hobbymatige veredelingswerkzaamheden van [vennoot 3] voorafgaande aan zijn toetreding tot [appellante] per 1 januari 2016 tot de Tulpenkraam zijn gaan behoren. In de Overeenkomst is daarvoor geen grondslag te vinden.
6.16
Het hof volgt DTS evenmin in haar stelling dat
dezeTulpenkraam door veredeling groeit. Blijkens de notulen heeft (het overige vijftal kwekers binnen) DTS immers aangedrongen op het weggooien van soorten en inkrimpen van het areaal, juist uit economische overwegingen.
6.17
Het dopen van soorten heeft betrekking op niet tot de Tulpenkraam behorende soorten, althans soorten die door DTS waren afgekeurd. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, kan het intellectueel eigendomsrecht bovendien desgevraagd worden terug- geleverd.
6.18
[appellante] heeft als verweer aangevoerd dat zij tijdens de looptijd van de Overeenkomst alleen afgekeurde soorten verkocht voor de droogverkoop, hetgeen was toegestaan (ALV 5 juni 2015 onder 9). DTS heeft deze afspraak niet betwist.
6.19
Volgens [appellante] (memorie van antwoord in incidenteel appel overweging 1.1 en 3.6; conclusie van antwoord in reconventie 2.25) heeft DTS bovendien in werkelijkheid ruim 2.800 soorten kunnen testen (daaronder begrepen de soorten die zij in 2021/22 had kunnen testen bij reguliere beëindiging van de Overeenkomst) en heeft DTS daaruit 20 soorten (na tweemaal goedkeuring) in eigendom verworven, welke soorten mogelijk ooit royalties kunnen gaan opleveren. Bij de start van de Overeenkomst bestond de Tulpenkraam, aldus nog steeds [appellante], naar schatting inderdaad uit circa 3.000 soorten, die tijdens de opstartjaren door [appellante] moesten worden uitgeselecteerd op geschiktheid en die bij aanvang grotendeels nog niet testwaardig waren (want < 3 kg). Alle soorten die daarna door [appellante] zijn veredeld bereiken pas na 10 jaar de gewenste testomvang en zijn wel toegevoegd aan de Tulpenkraam maar konden binnen de Overeenkomst nog niet worden getest.
6.2
DTS heeft bij de mondelinge behandeling in hoger beroep (pleitnota 23) benadrukt dat [appellante] bij lange na geen 2.800 soorten heeft aangeleverd om te testen en heeft daarnaast aangevoerd dat [appellante] na 2019 helemaal geen soorten meer heeft aangeleverd. Voor het overige heeft zij het betoog van [appellante] in overweging 6.13 niet bestreden.
6.21
Hoe dit ook zij, volstrekte duidelijkheid over de aantallen blijkt noch uit de Overeenkomst noch uit de stellingen over en weer. Dit is voor een groot deel op het conto van beide partijen te schrijven, nu partijen in de Overeenkomst niet hebben geregeld hoe de ontwikkeling van de Tulpenkraam (het uitselecteren en aanbieden van geschikte soorten) praktisch vorm moest krijgen. De stelling van DTS (pleitnota nummer 19 mondelinge behandeling 8 april 2024) dat zij volledig afhankelijk is van wat [appellante] (toevallig) wel of niet laat zien, wordt verworpen. DTS heeft niet uitgelegd waarom zij zelf niet óók een deugdelijke administratie kon bijhouden van de aantallen en de soorten die aan haar werden aangeboden.
6.22
Alles afwegende is het hof van oordeel dat uit het geheel van de door partijen gepresenteerde feiten niet kan worden afgeleid dat [appellante] is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichting om zich maximaal in te spannen om zoveel als mogelijk bollen aan te bieden voor verdere ontwikkeling. Daaraan voegt het hof nog toe dat DTS uit het oog lijkt te verliezen dat [appellante] daar ook zelf (economisch) belang bij had, omdat [appellante] voor een succesvolle exploitatie van een nieuwe soort bollen afhankelijk was van deze kwekers. Van een tekortkoming van [appellante] op deze grond is daarom geen sprake.
Niet voldaan aan informatieverplichting (a)?
6.23
DTS stelt in dit verband:
(1) dat sprake is van een gebrek aan zelfreflectie bij [appellante];
(2) dat [appellante] ondanks aanmaningen de stappenplannen niet volledig nakwam, geen groeicijfers aanleverde, geen (volledige) plantlijsten aanleverde en de database niet volledig en deugdelijk invulde.
6.24
[appellante] voert gemotiveerd verweer en betoogt onder meer dat zij DTS toereikend heeft geïnformeerd en dat de Overeenkomst geen
schriftelijkekwartaalrapportage eist. [appellante] heeft DTS naar haar zeggen steeds op de hoogte gehouden, onder meer in de ALV’s en met haar berichten in de WhatsApp-groep.
6.25
Het hof oordeelt als volgt.
De Overeenkomst zegt hierover:
“Veredelaar houdt de Coöperatie zeker vier keer per jaar op de hoogte van de ontwikkelingen en resultaten en verder zo veel als de Coöperatie dat wenselijk vindt.”Ook hier wreekt zich weer dat de Overeenkomst summier van aard is en dat de nadere invulling ervan pas later heeft plaatsgevonden, nota bene in een situatie die feitelijk neerkwam op vijf tegen één.
6.26
Uit de notulen (deels weergegeven in overwegingen 3.6 tot en met 3.9) en de stellingen van DTS komt in dit verband naar voren dat binnen DTS in de loop der jaren herhaaldelijk is gesproken over de uitleg/invulling van deze (vage) afspraak, onder meer in de vorm van stappenplannen met concrete data, een database en de invulling daarvan. Duidelijk is daarmee dat de (invulling/uitleg van de) oorspronkelijke afspraak in de Overeenkomst al jaren de aandacht had van DTS. Ook is duidelijk dat deze eveneens de aandacht had van [appellante]; zie onder meer de notulen van 24 september 2019
(…)
De database is bijgewerkt door [betrokkene]. [medewerker] zal dit gebruiken en exporteren naar Excel voor zijn overzicht.”.
Onduidelijk is evenwel gebleven welke informatieverplichtingen uiteindelijk op [appellante] zijn komen te rusten. Echter, veronderstellenderwijs aannemende dat [appellante] haar informatieverplichtingen niet toereikend is nagekomen, moet het hof onderzoeken of dit heeft geleid tot een tekortkoming van [appellante]. Het hof vindt van niet, omdat geen sprake is van verzuim en evenmin van de situatie van artikel 6:83c BW.
6.27
Anders dan DTS stelt, kunnen de stappenplannen niet als evenzovele fatale termijnen gelden. De stappenplannen gaan over een planning van de werkzaamheden, niet zozeer over een verplichting van [appellante] om DTS behoorlijk te informeren; in ieder geval gaat het te ver om deze planning als fatale termijnen aan te merken, althans dat [appellante] dat redelijkerwijs had moeten begrijpen als overeengekomen invulling/uitleg van de Overeenkomst. Het hof verwerpt ook de stelling van DTS dat de situatie van artikel 6:83c BW zich voordeed op 12 december 2020. De opmerking van [appellante], gemaakt in het kader van de discussie of de Overeenkomst na de reguliere looptijd moest worden voortgezet, heeft niet deze vergaande strekking. Dat alles betekent dat [appellante] pas na een deugdelijke ingebrekestelling in verzuim heeft kunnen komen (artikel 6:74 lid 2 BW in samenhang met artikel 6:82 lid 1 BW). Hiervan is geen sprake. Weliswaar is, zoals gezegd, over de behoefte aan informatie bij herhaling gesproken in de ALV’s, maar dit kan naar het oordeel van het hof niet gelden als een ingebrekestelling, waarbij [appellante] een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en waarbij sprake is van verzuim als nakoming binnen deze termijn uitblijft. De brief van 30 januari 2020 kan evenmin als zodanig gelden. Dit sluit ook aan bij de stellingen van DTS zelf dat aanvankelijk de tekortkomingen van [appellante] ‘met de mantel der liefde’ werden bedekt. De brief van 29 mei 2020 vormt geen ingebrekestelling ten aanzien van de informatieverplichting van [appellante], nog los van het feit dat de Overeenkomst kort daarna (op 12 juni 2020) tot een einde is gekomen.
6.28
Kortom: er is geen aanwijzing dat [appellante] op dit punt in verzuim is geraakt, hetgeen nodig is wil sprake zijn van tekortkomen.
Onkruid en te laat rooien (c)?
6.29
DTS stelt dat [appellante] niet als een goed veredelaar heeft gehandeld onder meer door het laten overwoekeren van het areaal met onkruid, het bespuiten van de Tulpenkraam met niet toegestane bestrijdingsmiddelen en het te laat rooien van de bollen. [appellante] bestrijdt dit.
6.3
[appellante] erkent dat in 2020 op een deel van het perceel onkruid stond. Dit was, aldus [appellante], een uitzonderlijk jaar. Zij betwist dat zij zich daarmee niet als een goed veredelaar heeft gedragen. Zij heeft naar haar zeggen geen verboden bestrijdingsmiddel gebruikt, maar het toegestane bestrijdingsmiddel (Asulam). Daarnaast is, aldus nog steeds [appellante], het onkruid zo laat in de ontwikkelingsfase van de bol (de groei is begin juli voltooid) niet zo nadelig als DTS stelt. De DTS-soorten waren bovendien op instructie van DTS al voor 1 juni 2020 gerooid. Er stonden slechts bijlage1 soorten, die nog twee keer geselecteerd hadden moeten worden om te kunnen overgaan naar bijlage 2 om eigendom van DTS te worden.
6.31
Het hof oordeelt als volgt. [appellante] heeft niet betwist dat in 2020 sprake was van onkruidgroei, zij het dat hiervan volgens haar pas voor het eerst dat jaar en bovendien aan het eind van de bollengroei sprake was. Nu er geen aanwijzing is dat op eerdere momenten en in voorgaande jaren sprake is geweest van onkruidgroei op de percelen – de mogelijkheid om de percelen van [appellante] te bezoeken bestond toen wel degelijk; DTS heeft de percelen ook herhaaldelijk bezocht – rechtvaardigt deze incidenteel voorgekomen onkruidgroei niet de conclusie dat [appellante] zich niet als ‘een goed veredelaar’ heeft gedragen.
6.32
Dit geldt ook voor het verwijt dat [appellante] de bollen te laat heeft gerooid. [appellante] heeft met kracht van argumenten betoogd dat het latere rooien de kans op infecties vermindert. De omstandigheid dat in de stappenplannen werd uitgegaan van eerdere rooimomenten werd ingegeven door economische motieven van (de overige vijf kwekers binnen) DTS en is naar zijn aard ontoereikend om dit redelijkerwijs aan [appellante] toe te rekenen. Ook ten aanzien hiervan is [appellante] niet tekortgekomen.
Slotsom ten aanzien van I
6.33
Aangezien niet is komen vast te staan dat [appellante] niet heeft gehandeld als een goed veredelaar en/of zich niet maximaal heeft ingespannen om een optimaal veredelingsresultaat te bewerkstelligen is geen sprake van tekortkomingen van [appellante] (laat staan van toerekenbare tekortkomingen). Aldus is de grondslag ontvallen aan de door DTS gevorderde schadevergoeding, op te maken bij staat. Voor een ontbinding van de Overeenkomst per 6 februari 2015 (en ongedaanmaking) is hierom evenmin grond.
6.34
Overigens wijst het hof erop dat de gevorderde schadevergoeding in feite is gebaseerd op de stelling van DTS dat door de wanprestatie van [appellante] sprake is van verlies van een kans (kort samengevat, gemiste royalties/exploitatiemogelijkheden). Het hof schat deze kans uiterst klein in (en daarom niet/moeilijk op geld waardeerbaar). Immers, (i) het – overigens ongewisse – proces van veredeling en uiteindelijk verkrijging van royalties beslaat 20 tot 25 jaar, terwijl (ii) de Overeenkomst bij reguliere beëindiging slechts acht jaar zou hebben geduurd en (iii) het daarom maar de vraag is of, de door DTS gestelde wanprestatie weggedacht, in deze periode van acht jaar voldoende kiemen zouden zijn gelegd voor financiële successen met de veredeling.
6.35
Dit betekent voor de vorderingen (betrekking hebbend op I) het volgende:
(i) Het hof wijst de door DTS gevorderde verklaring voor recht af, evenals de ongedaanmakingsvordering.
(ii) Het hof wijst daarom ook de schadevordering van DTS af, evenals het gevorderde voorschot daarop van € 1.000.000,-.
(iii) Het hof wijst daarnaast af de door [appellante] gevorderde werkelijke advocaatkosten van € 173.217,-, nu het hof geen misbruik van procesrecht aanneemt.
(iv) Het hof stelt het einde van de Overeenkomst op 12 juni 2020 (zie ook overwegingen 6.4 en 6.5).
(v) Het hof wijst af de door [appellante] gevorderde jaarvergoeding over 2020/2021 (van omstreeks € 100.000,-), aangezien de Overeenkomst toen al tot een einde was gekomen en partijen zich daar ook naar hebben gedragen.
(vi) Het hof wijst het tweede deel van de door [appellante] gevorderde jaarvergoeding over 2019/2020 schattenderwijs gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2023 (de datum van de eiswijziging die het hof redelijkerwijs als aanvangsmoment hanteert). Vast staat immers dat [appellante] (tevergeefs) tenminste een deel van de werkzaamheden over dat jaar is blijven verrichten door ingevolge de afspraak in kort geding van 10 augustus 2020 bollen te rooien en deze klaar te zetten voor DTS.
(vii) De toegewezen jaarvergoeding over het eerste deel van 2019/2020 blijft in stand. De klachten daartegen van DTS worden verworpen.
(viii) Aangezien [appellante] bij haar laatste wijziging van eis niet langer royalties vordert, hoeft de voordien aangevoerde grief X van [appellante] betreffende de afwijzing van de door [appellante] (bij staat) gevorderde royalties niet meer besproken te worden.
(ix) Het hof zal later de proceskosten bespreken.
6.36
Aan bewijslevering komt het hof niet toe, aangezien geen concrete feiten te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
7.
Beoordeling in hoger beroep van II (de vorderingen uit contractteelt en de mee- betaalde advocaatkosten)
7.1
Zoals in overweging 5.6 overwogen, zijn de volgende vorderingen van [appellante] aan het hof ter beoordeling voorgelegd:
1) € 24.062,94, contractteelt DTS
2) € 12.930,50, contractteelt Van der Berg soorten
3) € 4.907,77, contractteelt Van der Berg soorten
4) € 8.109,78, advocaatkosten
5) €10.516,-, contractteelt DTS
6) € 12.511,02, contractteelt DTS
7) € 736,- en € 354,25, kruisingskosten.
7.2
De rechtbank heeft 5, 6 en 7 toegewezen. Daar klaagt DTS over. De rechtbank heeft de rest afgewezen. Daar klaagt [appellante] over. Het hof oordeelt als volgt.
Posten 5 en 6, contractteelt DTS seizoenen 2019/2020 en 2020/2021 (grief 3 DTS in incidenteel appel)
7.3
Zoals de rechtbank met juistheid en in hoger beroep onweersproken heeft geoordeeld, gaat het hierbij om contractteelt van tweemaal goedgekeurde soorten, waarvan de verdere kosten voor rekening van DTS zijn.
7.4
DTS klaagt over de verwerping van haar beroep op opschorting wegens onvoldoende samenhang tussen deze werkzaamheden en het verzuim van [appellante] op grond van de Overeenkomst. Blijkens het voorgaande is deze afweging niet meer aan de orde en heeft DTS geen recht op opschorting. De grief faalt in zoverre.
Post 7, kruisingskosten (grief 3 DTS in incidenteel appel)
7.5
De klacht over toewijzing van deze kosten is niet deugdelijk onderbouwd en deelt hetzelfde lot.
Post 1, contractteelt DTS (grief VIII [appellante] in principaal appel)
7.6
[appellante] klaagt over de afwijzing hiervan. Volgens de rechtbank heeft [appellante] deze vordering onvoldoende onderbouwd, omdat (i) zij slechts heeft verwezen naar een eigen, lege factuur waarin niet is omschreven op welke soorten de kosten betrekking hebben, (ii) het seizoen 2021/2022 nog niet was afgerond en (iii) als de factuur ziet op de 17 soorten waarop ook de toegewezen contractteeltfacturen 2019/2020 en 2020/2021 betrekking hebben, onduidelijk is waarom het bedrag voor het nieuwe seizoen bijna tweemaal zo hoog is.
7.7
[appellante] onderkent in haar grief dat zij per abuis heeft verwezen naar een lege factuur. Zij heeft op 30 augustus 2022 aan DTS een nadere specificatie gezonden (productie A28), opgesteld conform de vaste staffel en betrekking hebbend op de 17 goedgekeurde soorten. De factuur voor dit seizoen is aanzienlijk hoger, omdat de op contract geteelde soorten jaarlijks aanzienlijk toenemen. DTS heeft inmiddels de 17 soorten op 13 oktober 2022 in ontvangst genomen, maar weigert desondanks te betalen, aldus nog steeds [appellante].
7.8
DTS heeft ten verwere aangevoerd dat [appellante] maar wat doet, ten onrechte heeft gefactureerd voordat het seizoen was afgelopen, zij (DTS) een beroep op opschorting heeft, terwijl [appellante] als contractteler evenmin heeft gehandeld als een goed veredelaar, gelet op het hoge viruspercentage. Daarnaast is de factuur bij gebreke van groeicijfers niet controleerbaar.
7.9
Het hof verwerpt deze weren. Inmiddels is het seizoen afgelopen. DTS heeft blijkens het voorgaande geen beroep op opschorting. De overige weren zijn onvoldoende onderbouwd.
7.1
Het hof verwijst voor de volledigheid ten aanzien van het beroep op gebrek aan kwaliteit mede naar het voorgaande. De nieuwe klachten over het te hoge viruspercentage in de bollen zijn door [appellante] bovendien terecht bestreden met verwijzing naar de teeltomstandigheden elders, die niet aan haar kunnen worden toegerekend. Omtrent het beroep op oncontroleerbaarheid van de factuur overweegt het hof het volgende. Onbestreden staat vast dat DTS de betreffende bollen op 13 oktober 2022 in ontvangst heeft genomen. Daarom mag zij geacht worden te weten om welke hoeveelheden het ging. Onder deze omstandigheden had DTS niet mogen volstaan met een ‘blote betwisting’ van de omvang van de factuur. De grief van [appellante] slaagt, met dien verstande dat het hof de wettelijk rente over deze vordering zal toewijzen vanaf de datum van het hoger beroep.
Posten 2 en 3, contracteelt Van der Berg soorten (grief IX [appellante] in principaal appel)
7.11
Volgens de rechtbank staat vast dat de door DTS gekochte soorten door [appellante] op contract werden geteeld, maar is onduidelijk wat partijen hierover hebben afgesproken. [appellante] heeft, aldus de rechtbank, niet aan haar stelplicht voldaan, terwijl bovendien het seizoen nog niet is afgelopen.
7.12
[appellante] klaagt hierover. Zij stelt dat zij recht heeft op een vergoeding conform de vaste staffel, maar dat partijen jarenlang deze contractteeltafspraak over het hoofd hebben gezien. In het kader van het losrukken van de banden met DTS heeft zij ([appellante]) op 2 november 2022 de Van der Berg soorten afgeleverd op locatie van Ronico (een van de DTS-kwekers).
7.13
DTS heeft deze stellingen van [appellante] niet bestreden. Volgens haar is ook hier zichtbaar dat [appellante] maar wat doet. DTS vindt het bovendien, evenals de rechtbank, vreemd dat allemaal facturen van dezelfde datum nu opeens tevoorschijn komen. Ook hier stelt DTS dat [appellante] onherstelbaar tekort is gekomen.
7.14
Het hof verwerpt ook dit verweer van DTS, gelet op de niet bestreden stellingen van [appellante], die een verklaring bieden voor de late facturering. Verder verwijst het hof naar overweging 7.9, die naar strekking ook ten aanzien van deze posten geldt.
De grief van [appellante] slaagt. Ook hier zal het hof de wettelijke rente toekennen vanaf het tijdstip van de appeldagvaarding.
Post 4, de meebetaalde (advocaat)kosten (grief XI [appellante] in principaal appel)
7.15
Het hof verwerpt de grief. De grondslag voor het meebetalen van de advocaatkosten van DTS door [appellante] is gelegen in het toenmalige lidmaatschap van DTS.
Grief 4 van DTS in incidenteel appel (niet gericht tegen toegewezen buitengerechtelijke kosten)
7.16
Voor de volledigheid wijst het hof erop dat DTS noch [appellante] inhoudelijk heeft geklaagd over het (in overweging 5.6 van het dictum) toegewezen bedrag van € 1.520,34 aan buitengerechtelijke kosten van [appellante] (minder dan door [appellante] was gevorderd). Bij de toelichting op grief 4 (in incidenteel appel) bespreekt DTS alleen de proceskostenveroordeling, die het hof later aan de orde zal stellen.

8.Conclusie en proceskosten

8.1
De conclusie is dat het principale hoger beroep van [appellante] grotendeels slaagt en het incidentele hoger beroep van DTS faalt.
8.2
Dit betekent dat het vonnis
in reconventiezal worden vernietigd en dat de vorderingen van DTS in reconventie alsnog zullen worden afgewezen, met dien verstande dat het hof begrijpt dat [appellante] inmiddels heeft voldaan aan de veroordeling vermeld in overweging 5.10 (in het dictum van het vonnis) en dat deze kwestie in hoger beroep niet meer aan de orde is (geen grief). Daarom zal het hof overweging 5.10 bekrachtigen. Het door DTS in hoger beroep gevorderde voorschot van € 1.000.000,- zal het hof afwijzen.
8.3
Het hof zal het vonnis
in conventie(de beslissingen vermeld in overwegingen 5.1 tot en met 5.7) bekrachtigen, omdat de daartegen gerichte grieven van DTS falen. Daarnaast zal het hof de door [appellante] gevorderde vergoeding voor contractteelt over 2021/2022 en de vergoeding voor de Van der Berg teelt toewijzen, alsmede een bedrag van € 25.000,- (wegens geschat deel van de werkzaamheden in het tweede deel van het seizoen 2019/2020 (zie overweging 6.35 onder vi). De vorderingen van [appellante] zullen voor het overige worden afgewezen (dus ook die omtrent de in hoger beroep gevorderde werkelijke advocaatkosten).
8.4
DTS zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij de proceskosten in eerste aanleg en in (zowel het principale als incidentele) hoger beroep moeten dragen. Het hof tekent hierbij aan dat [appellante] als voormalig DTS-lid niet meer hoeft bij te dragen aan de proceskosten in hoger beroep, nu deze zijn ontstaan na beëindiging van haar lidmaatschap.
8.5
De proceskosten worden in het principale hoger beroep begroot op:
dagvaarding € 108,41
griffierecht € 5.689,-
salaris advocaat € 21.759,50 (3,5 punten × tarief VIII van € 6.217,-)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 27.734,91
8.6
Die proceskosten worden in het incidentele hoger beroep begroot op:
salaris advocaat € 3.108,50 (0,5 punt × tarief VIII van € 6.217,-)
Totaal € 3.108,50.

9.Beslissing

Het hof:
9.1
vernietigthet vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2022
in reconventie(de overwegingen 5.8, 5.9 en 5.11) met uitzondering van overweging 5.10 in het vonnis, welke laatstgenoemde overweging het hof bekrachtigt,
9.2
en opnieuw rechtdoende:wijst af het door DTS gevorderde, daaronder begrepen de in hoger beroep vermeerderde vordering bestaande uit een voorschot van € 1.000.000,- op de schadevergoeding;
9.3
bekrachtigthet vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2022
in conventie(de overwegingen 5.1 tot en met 5.7);
9.4
veroordeelt DTS om tevens aan [appellante] te betalen:
1) € 24.062,94;
2) € 12.930,50;
3) € 4.907,77;
genoemde drie bedragen telkens vermeerderd met de wettelijk rente vanaf de datum van het hoger beroep (20 juni 2022);
9.5
veroordeelt DTS daarnaast om aan [appellante] te betalen € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2023;
9.6
wijst af het door [appellante] (in hoger beroep) meer of anders gevorderde;
9.7
veroordeelt DTS in de kosten van de procedure bij de rechtbank
in reconventie, aan de zijde van [appellante] begroot op € 6.428,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum (30 maart 2022);
9.8
veroordeelt DTS in de kosten van de procedure in hoger beroep, in
het principale hoger beroepaan de zijde van [appellante] begroot op € 27.734,91 en in
het incidentele hoger beroepaan de zijde van [appellante] begroot op € 3.108,50;
9.9
bepaalt dat als DTS niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, DTS de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
9.1
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, I. Brand en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.productie G2 (tevens productie G22; omgezet naar een excelbestand)
2.De cursieve passages zijn letterlijk uit de notulen overgenomen.