ECLI:NL:GHDHA:2024:889

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
200.314.792/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag over de minderjarigen. De vader, die in hoger beroep is gegaan, heeft verzocht om gezamenlijk gezag. Het hof heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende belangen zijn die een wijziging van het gezag rechtvaardigen. De communicatie tussen de ouders laat te wensen over, maar het hof is van oordeel dat de vader een betrokken ouder is die zijn verantwoordelijkheden wil nemen. De moeder heeft gesteld dat de vader niet meewerkt en dat er een patroon van slechte communicatie is, maar het hof heeft niet voldoende bewijs gezien dat de vader zich niet meewerkend opstelt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag afgewezen. Het hof heeft wel voorwaarden gesteld aan de vader om de communicatie met de moeder te verbeteren en actief betrokken te blijven bij de opvoeding van de kinderen. De kosten van het geding zijn tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.314.792/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-3325
zaaknummer rechtbank : C/09/612120
beschikking van de meervoudige kamer van 29 mei 2024
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T. Kahya-Ekinci te Delft.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
Als informant in deze zaak is aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere procesverloop in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 22 november 2023, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
1.2
Bij die beschikking heeft het hof, alvorens verder te beslissen, de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot zaterdag 27 januari 2024, in afwachting van de berichten van partijen, zoals onder rechtsoverweging 5.5 van die beschikking is opgenomen; iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.3
Nadien zijn de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- een e-mailbericht van 29 januari 2024, ingekomen op diezelfde dag;
- een e-mailbericht van 1 februari 2024, ingekomen op diezelfde dag;
van de zijde van de moeder:
- een e-mailbericht van 26 januari 2024 met bijlagen, ingekomen op diezelfde dag;
- een e-mailbericht van 30 januari 2024 met bijlage, ingekomen op diezelfde dag.
1.4
Op 23 april 2024 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger gecertificeerde instelling] en mevrouw [vertegenwoordiger gecertificeerde instelling] .

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
Het hof handhaaft al hetgeen is overwogen en beslist in zijn beschikking van 22 november 2023. Het hof moet beslissen over de vraag of voortaan alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2
Blijkens de overgelegde beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 19 oktober 2023 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 19 oktober 2023 tot 19 oktober 2024. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3
De vader heeft ter zitting verklaard dat er reeds veel procedures zijn gevoerd over de omgangsregeling, welke samenhangen met het gezag. Volgens hem is er een patroon bij de moeder zichtbaar dat de omgang na een gerechtelijke uitspraak wordt opgestart, maar na verloop van tijd weer wordt stopgezet. Daardoor is de vader genoodzaakt om steeds weer een rechtszaak aan te spannen. De vader heeft eerder dwangsommen verzocht en er is een proceskostenveroordeling uitgesproken, maar dit heeft niets uitgehaald. De rechtbank overwoog in de bestreden beschikking te hopen dat er rust zou komen als de moeder met het eenhoofdig gezag zou worden belast, maar daarvan is niets gebleken. De vader heeft sinds de Kerst 2023 de kinderen niet meer gezien. De GI doet haar best, maar is beperkt, omdat de moeder niet meewerkt. De vader meent dat het uitgangspunt gezamenlijk gezag is en dat het gezag bij hem is weggehaald om oneigenlijke redenen. Verder krijgt hij weinig tot geen informatie van de moeder over de minderjarigen. Hij krijgt ook geen bericht waarom de kinderen niet naar regulier onderwijs kunnen. De vader zit nu met lege handen en het voelt voor hem alsof hij buitenspel wordt gezet. Hij wil graag gezamenlijk gezag, zodat hij betrokken kan zijn bij belangrijke beslissingen omtrent de minderjarigen en bijvoorbeeld medische informatie kan opvragen. Hij meent dat de communicatie tussen partijen wel moet verbeteren, en staat daar voor open. Hij is blij dat partijen ter zitting afspraken hebben kunnen maken over hervatting van de omgang.
2.4
De moeder stelt dat partijen een belaste voorgeschiedenis hebben. Feit is dat er twee kinderen zijn die beide ouders nodig hebben. Maar de neuzen staan niet dezelfde kant op. Volgens de moeder wordt er veelvuldig gecommuniceerd over de omgang, maar de vader reageert niet op de e-mails van de moeder. Hij stuurt dan wel eens een email naar de GI. De vader wil van alles, maar in de praktijk pakt dat anders uit. De vader blokkeert alle communicatie met de moeder. Zij wordt weggezet als de moeder die de kinderen weghoudt van de vader, hetgeen niet het geval is. De moeder stelt dat de vader zelf geen initiatieven neemt bij het communiceren, terwijl de moeder daar wel voor openstaat. Ook wil hij geen gesprek aangaan over het thuisonderwijs dat de minderjarigen volgen. Volgens haar kunnen partijen gezamenlijk geen beslissingen nemen over de minderjarigen. De basis is dat de vader gaat reageren op e-mails die de moeder stuurt. Volgens de moeder is het een patroon dat er gecommuniceerd wordt, maar als dan na enige tijd een voorval plaatsvindt komt er geen communicatie meer van de kant van de vader. Als partijen gezamenlijk belast worden met het ouderlijk gezag, dan vreest de moeder dat de vader overal nee tegen zegt. Zij hoopt dat de vader het gesprek met haar aan wil gaan, omdat partijen veel zouden kunnen verbeteren aan de situatie.
2.5
De GI vindt het lastig om zich een mening te vormen over het gezag. De GI begrijpt dat de vader zich buitenspel gezet voelt, maar voor gezamenlijk gezag is communicatie nodig. De minderjarigen zijn nu zes jaar, en de ouders moeten meer doen om de communicatie te verbeteren. Het is de GI inmiddels wel duidelijk geworden dat zij meer de regie moet pakken.
2.6
De raad stelt zich op het standpunt dat er nog steeds een zorgelijke situatie is die al jaren loopt. Er is al veel hulpverlening ingezet en er is al eerder een ondertoezichtstelling geweest. Dit heeft niets opgeleverd. De ouders moeten bij zichzelf te rade gaan. De raad heeft geen oplossing voor het geschil en kan het hof met de voorhanden informatie waarin de meningen van de ouders ver uiteenlopen niet adviseren. Of er nu wel of geen gezamenlijk gezag komt, de ouders moeten een modus vinden voor gezamenlijk ouderschap, en zij moeten de omgangsregeling nakomen, aldus de raad.
Overwegingen hof
2.7
Het hof stelt vast dat de doelstelling van de rechtbank, inhoudende dat het belasten van de moeder met het eenhoofdig gezag voor de nodige rust zal zorgen voor zowel de ouders als de minderjarigen en dat zij zich kunnen focussen op de omgang tussen de vader en de minderjarigen, niet behaald is.
2.8
Het uitgangspunt in de wet is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat er geen zwaarwegende belangen of ernstige bezwaren zijn gebleken voor de minderjarigen die moeten leiden tot eenhoofdig gezag. Weliswaar laat de communicatie tussen de ouders nog steeds te wensen over, maar niet, althans onvoldoende is gebleken dat de vader zich niet meewerkend heeft opgesteld. Het is het hof gebleken dat de vader een betrokken vader is die evenals de moeder zijn ouderlijke verantwoordelijkheid wil nemen ten behoeve van de minderjarigen. Ter zitting heeft de vader blijk gegeven van voldoende inzicht in het vooropstellen van de belangen van de minderjarigen, ook wat betreft de wijze waarop vader het gezamenlijk gezag (weer) wil uitoefenen. Hierbij benadrukt het hof dat partijen als ouders in staat moeten worden geacht hun verantwoordelijkheid zowel individueel als samen daarin te nemen. Dat er in de toekomst mogelijk spanningen, problemen of onenigheden kunnen ontstaan (bijvoorbeeld over het al dan niet volgen van thuisonderwijs van de minderjarigen), zoals de moeder aanvoert, is eveneens onvoldoende om tot een andere beslissing te komen. De huidige spanningen tussen de ouders lijken met name te worden veroorzaakt door de afspraken over de omgangsregeling en het niet reageren op e-mails van moeder door de vader. Deze spanningen zullen niet worden weggenomen door de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders, zoals is gebleken in de periode na de bestreden beschikking. Positief is dat partijen ter zitting afspraken hebben kunnen maken over de omgangsregeling. Teneinde de zorgen van de moeder weg te nemen, dient de vader naar het oordeel van het hof in dit kader wel te voldoen aan bepaalde voorwaarden. Zo dient de vader in contact te blijven met de moeder, ook als de omgangsregeling stagneert. Er dienen derhalve geen radiostiltes te vallen aan de zijde van de vader en hij dient zich actief op te stellen. De vader dient zich verder open te stellen om naar de hockey en de zwemles van de minderjarigen te gaan, ook als het op zijn dag van omgang valt.
2.9
Nu op grond van het voorgaande niet is komen vast te staan dat er een onaanvaardbaar risico is dat bij handhaving van het gezamenlijk gezag van partijen de minderjarigen klem of verloren raken tussen de ouders en ook overigens geen sprake is van feiten en omstandigheden die er toe leiden dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is, is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat beide ouders met het gezag over de minderjarigen belast dienen te zijn. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook in zoverre vernietigen en het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag alsnog afwijzen.
2.1
Het hof verwacht daarbij wel dat de GI als aanspreekpunt kan dienen bij geschillen tussen de ouders, het verloop kan monitoren en daarbij desnoods kan bemiddelen.
Proceskosten
2.11
Het hof ziet geen aanleiding de vader in de proceskosten in hoger beroep te veroordelen, zoals door de moeder verzocht, en zal deze kosten tussen partijen compenseren.
2.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 20 mei 2022, voor zover daarbij is bepaald dat alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst alsnog af het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, H.J.M. Smid-Verhage en G.G.B. Boelens, bijgestaan door F.L. Lekahena als griffier en is op 29 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.