ECLI:NL:GHDHA:2024:865

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
2200149723
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling met omzetting van voorwaardelijke gevangenisstraf naar taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen voor mishandeling, gepleegd op 20 februari 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten. Het hof heeft echter het subsidiair tenlastegelegde, namelijk mishandeling, bewezen verklaard. De verdachte had in beschonken toestand een oudere vrouw, die hem hielp, in haar gezicht gestompt, wat leidde tot een blauw oog voor het slachtoffer. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor geweldsdelicten. De verdachte was nog in proeftijd van een eerdere veroordeling en heeft de voorwaarden daarvan niet nageleefd. Het hof heeft de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van 120 uren, subsidiair 28 dagen hechtenis, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de LOVS-afspraken en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001497-23
Parketnummers: 09-053725-23 en 10-116905-21 (TUL)
Datum uitspraak: 2 april 2024
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 mei 2023 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen op/tegen het gezicht (op/nabij een oog) heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, [slachtoffer] heeft mishandeld door op/tegen het gezicht (op/nabij een oog) te stompen/slaan.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen, met aftrek van het voorarrest. Voorts is de vordering tenuitvoerlegging zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring, de wettelijke voorschriften en de bewijsvoering dienen te worden aangepast. Ook zal het hof een andere beslissing nemen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op ofomstreeks 20 februari 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, [slachtoffer] heeft mishandeld door op
/tegenhet gezicht (
op/nabij een oog) te stompen
/slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in beschonken toestand een oudere vrouw, die hem nota bene te hulp schoot toen verdachte van zijn barkruk viel, uit het niets in haar gezicht gestompt. Dat is een zeer naar feit. Het slachtoffer heeft hier pijn van ondervonden en liep een blauw oog op. De verdachte liep op het moment van het plegen van dit feit zelfs nog in een proeftijd in verband met het plegen van een soortgelijk feit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ook geweldsdelicten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat uitsluitend een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormt. Een andere strafmodaliteit doet onvoldoende recht aan de aard en ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2021 onder parketnummer 10-116905-21 is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 3 jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van drie jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, net als de officier van justitie in eerste aanleg, tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf verzocht op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Zij vordert, anders dan in eerste aanleg, dat die niet-tenuitvoergelegde gevangenisstraf van 4 weken wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 56 uren, subsidiair 28 dagen hechtenis.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
In plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken zal het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 28 dagen hechtenis gelasten. Het hof heeft daarbij mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, en de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het hof ziet geen reden om van het in deze zaak toepasselijke oriëntatiepunt af te wijken. Door omzetting in een taakstraf van langere duur wordt allereerst beoogd een straf op te leggen die qua zwaarte meer in overeenstemming is met de oorspronkelijk (voorwaardelijk) opgelegde vrijheidsstraf. Voorts wordt daarmee tot uitdrukking gebracht dat bij de omzetting van een voorwaardelijke vrijheidsstraf naar een taakstraf in feite een gunst wordt verleend, nadat dus is gebleken dat de verdachte de voorwaarden bij de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf niet heeft nageleefd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2021 met parketnummer 10-116905-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 3 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. K.I. de Jong, mr. B.P. de Boer en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier mr. E.R.J. Heuvelman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2024.