ECLI:NL:GHDHA:2024:832

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
BK-23/419
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van aanslag onroerendezaakbelasting door Gerechtshof Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag onroerendezaakbelasting (ozb) die aan belanghebbende was opgelegd. De Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had de waarde van de onroerende zaak, een loods, vastgesteld op € 56.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende, eigenaar van de loods, had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daarop gebaseerde aanslagen, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard door de Heffingsambtenaar. Hierop volgde een beroep bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 werd duidelijk dat het geschil zich voornamelijk richtte op de vraag of belanghebbende als gebruiker van de loods kan worden aangemerkt. De Heffingsambtenaar stelde dat belanghebbende de eigenaar is en dat er bedrijvigheid bij de loods plaatsvond, wat erop wijst dat hij ook gebruiker is. Belanghebbende betwistte dit en voerde aan dat hij geen huurovereenkomst had en niet ingeschreven stond in de Kamer van Koophandel.

Het Gerechtshof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat belanghebbende ook gebruiker van de loods was, en bevestigde daarmee de uitspraak van de Rechtbank. De aanslag ozb gebruiker werd terecht aan belanghebbende opgelegd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/419

Uitspraak van 7 mei 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: D.A.N. Bartels)
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland,

de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 9 maart 2023, nummer SGR 22/426.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2020 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de loods) voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 56.000 (de beschikking). Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2021 voor de loods opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting (ozb) eigenaren en gebruiker (de aanslagen).
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikking en de aanslagen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend, ingekomen op 23 mei 2023, 13 februari 2024 en 20 maart 2024.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 maart 2024. Partijen zijn verschenen. De gemachtigde heeft deelgenomen aan de zitting via een digitale video-verbinding. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de loods.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“9. Wat eiser heeft aangevoerd, doet aan het hier boven gegeven oordeel niet af. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij geen gebruiker is van de onroerende zaak. Dit standpunt faalt naar het oordeel van de rechtbank. Verweerder heeft immers daar tegenover gesteld dat de onroerende zaak sinds 2016 op eisers naam staat en eiser zowel een aanslag onroerende zaakbelasting eigenaar als gebruiker heeft ontvangen. Eiser heeft deze stellingen van verweerder niet weersproken. Bovendien is nergens uit op te maken dat iemand anders gebruiker is van de onroerende zaak.
(…)
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de onroerende zaak alsmede de daarop gebaseerde aanslagen niet te hoog zijn vastgesteld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
De gemachtigde van belanghebbende heeft in (de motivering van) het hogerberoepschrift en de nadere stukken (onder meer een “pinpoint brief”) volstaan met het aanvoeren van algemeen geformuleerde vragen en grieven waarvan vele niet van toepassing zijn in de onderhavige zaak. Daarom is de gemachtigde ter zitting gevraagd welke hoger beroepsgronden hij concreet in dit geschil aanvoert en verder of hij ermee instemt dat al het andere wat hij in de gedingstukken aanvoert, niet in de beoordeling van het geschil wordt betrokken. Daarop heeft de gemachtigde verklaard dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op de vraag of belanghebbende gebruiker is van de loods.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de aanslag ozb gebruiker en tot toekenning van een proceskostenvergoeding.
4.3.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld dat hij geen gebruiker is van de loods en heeft daartoe aangevoerd dat hij geen huurovereenkomst heeft en niet staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel.
5.2.
Op de Heffingsambtenaar rust de last te bewijzen dat belanghebbende terecht als gebruiker in de heffing is betrokken. Hij heeft aangevoerd dat belanghebbende de eigenaar is van de loods. De Heffingsambtenaar heeft onderzocht of de loods te huur heeft gestaan, maar daarvan is hem niet gebleken. Hij beschikt ook niet over andere gegevens op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de loods wordt verhuurd of anderszins bij een ander dan belanghebbende in gebruik is. De Heffingsambtenaar heeft erop gewezen dat hij met enige regelmaat langs de schuur komt en geconstateerd heeft dat er bedrijvigheid is bij de loods en dat de loods dus in gebruik is. Daarnaast is hem op Street Smart (van Cyclomedia) gebleken dat er een oplegger op de oprit staat en dat sprake is van ‘reuring’. Belanghebbende heeft dit alles niet weersproken. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat belanghebbende tevens gebruiker is van de loods, zodat de aanslag ozb gebruiker terecht aan hem is opgelegd. De enkele stelling dat belanghebbende voor de kalenderjaren na 2021 geen aanslag ozb gebruiker heeft gekregen, maakt dit oordeel niet anders.
5.3.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, Chr.Th.P.M. Zandhuis en A.P. Bliek-Monsma, in tegenwoordigheid van de griffier A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 7 mei 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.