In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een appartement in Alphen aan den Rijn. De Heffingsambtenaar had de waarde van het appartement vastgesteld op € 354.000, maar de Rechtbank had deze waarde verlaagd naar € 300.000. De Heffingsambtenaar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De belanghebbende, eigenaar van het appartement, had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke waarde en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, en dat de vergelijkingsobjecten niet voldoende vergelijkbaar waren met het appartement vanwege (brand)onveiligheid en constructiefouten. In hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat de Heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen het appartement en de vergelijkingsobjecten. Het Hof concludeerde dat de waarde van het appartement niet op een te hoog bedrag was vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de Heffingsambtenaar. De proceskosten werden niet vergoed.