Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 12 december 2022, met herstelexploot van 14 december 2022, waarmee de man in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 augustus 2021 (hierna ook: het bestreden tussenvonnis) en het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 september 2022 (hierna ook: het bestreden eindvonnis) (beide vonnissen gezamenlijk te noemen: de bestreden vonnissen);
- de memorie van grieven van de man, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de vrouw tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep, met bijlagen;
- een memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van de man.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- € 15.500,- terzake van het spaargeld en het saldo op de kinderrekening van het kind;
- € 2.250,- in verband met de op de bankrekening ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind gereserveerde bedragen;
- € 1.024,- ter zake van het voor het kind sinds 10 februari 2020 tot en met september 2020 door de man op zijn bankrekening ontvangen kindgebonden budget;
- € 256,- per maand terzake van het voor het kind vanaf oktober 2020 door de man op zijn bankrekening nog te ontvangen kindgebonden budget;
- de man veroordeeld om aan de vrouw te betalen € 5.275,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dat bedrag vanaf 29 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- de man veroordeeld om aan de vrouw in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige te betalen € 7.200,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 29 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
- Kan de man een geslaagd beroep doen op de buitengerechtelijke vernietiging van het echtscheidingsconvenant op grond van bedrog/dwaling? En zo nee, zijn er gronden voor het hof om dit convenant te vernietigen?
- Wat zijn de gevolgen van de intrekking in de procedure tot ontkenning van het vaderschap van het verzoek van de vrouw tot terugbetaling door de man van de geldbedragen van de bankrekeningen van het kind en de kinderrekening?
- Is de man ongerechtvaardigd verrijkt door de geldbedragen van de bankrekening van het kind en de kinderrekening naar zijn eigen bankrekening over te boeken?
- Heeft de vrouw een onrechtmatige daad gepleegd door haar twijfel over het biologisch vaderschap te verzwijgen?
- kinderopvang
- kleding en schoeisel
- sport
- kapper
- kosten van orthodontie (voor zover niet vergoed)
- tandartskosten (voor zover niet vergoed)
- medische kosten (voor zover niet vergoed)
- bijzondere school-/studiekosten (…)”
€ 17.477,93 aan kosten voor het kind heeft betaald, ofwel meer dan hij heeft verrekend. Hij verwijst daarbij naar de bij Akte van 15 september 2021 overgelegde bewijsstukken. Verder stelt de man in onderdeel 4 van grief IV dat de kantonrechter ten onrechte heeft beslist dat de man niet meer dan in totaal € 1.400,- heeft mogen verrekenen, aangezien i) het ging om alle kosten en niet enkel de in het echtscheidingsconvenant expliciet benoemde kosten; de man heeft een bedrag van € 20.379,- aan boodschappen betaald waarvan hij slechts een bedrag van € 2.522,- heeft opgevoerd (de man verwijst daarbij naar de Conclusie na Enquête van 30 maart 2022), ii) als het al zou gaan over de periode van 5 december 2016 tot 4 maart 2021 heeft de kantonrechter slechts een bedrag van € 1.400,- verrekend in plaats van € 8.811,70, namelijk het bedrag dat de man daadwerkelijk heeft uitgegeven conform het convenant, en iii) de kantonrechter ten onrechte heeft getwijfeld aan het door de man geleverde bewijs en het ongeloofwaardige relaas van de vrouw voor waar aangenomen.
€ 7.200,- privévermogen van het kind betrof. Door de onttrekking van het vermogen van het kind en het storten op privérekening van de man, is dan ook het kind verarmd en de man verrijkt. Aan de orde is de vraag of deze verrijking gerechtvaardigd heeft plaatsgevonden. Tot 4 maart 2021 oefenden de man en de vrouw gezamenlijk het gezag over het kind uit en voerden daarmee ook gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en dus het beheer over zijn goederen (artikel 1:253i lid 1 BW). De man had dan ook toestemming van de vrouw nodig om het bedrag van € 7.200,- over te maken.Verder is het vaste jurisprudentie dat het vermogen van het kind, behoudens bijzondere omstandigheden, niet bedoeld is voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Het bestaan van dergelijke bijzondere omstandigheden, zoals een gebrek aan inkomsten bij één van de ouders, is gesteld noch gebleken. Er was dan ook geen grond voor verrekening met de door de man voldane kosten van verzorging en opvoeding. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de man zonder enige grondslag, ongerechtvaardigd en daarmee, onrechtmatig, heeft gehandeld door zonder toestemming van de vrouw het bedrag van
€ 7.200,- van de bankrekening van het kind over te schrijven.