ECLI:NL:GHDHA:2024:790

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
22-001937-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met ernstige gevolgen voor slachtoffers in verkeersongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is veroordeeld voor roekeloos rijgedrag dat heeft geleid tot een ernstig verkeersongeval op 31 juli 2021 in Boskoop. De verdachte reed met een snelheid van ten minste 60 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 30 km/u was, en hield niet voldoende rechts op een onoverzichtelijke plaats. Dit resulteerde in een aanrijding met een bromfiets, waarbij twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen, waaronder een amputatie van een been. De verdachte heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden aan de slachtoffers. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor twee jaren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001937-23
Parketnummer: 09-340159-21
Datum uitspraak: 17 mei 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1998,
adres: [woonadres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 1 jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 31 juli 2021 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Colijnstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar met een (veel) te hoge, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 30 kilometer per uur gereden en/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij met hoge snelheid tegen een aldaar rijdende/bevindende bromfiets is gebotst, waardoor (een) ander(en) (genaamd A) [slachtoffer 1] en/of B) [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten A) breuken in twee middenvoetsbeentjes en/of een breuk aan een voetwortelbeentje en/of B) meerdere botbreuken van het linkerbeen waarvoor een amputatie boven de knie noodzakelijk was, of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2021 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Burgemeester Colijnstraat, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar met een (veel) te hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane dan de aldaar toegestane snelheid van 30 kilometer per uur gereden en/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij met hoge snelheid tegen een aldaar rijdende/bevindende bromfiets is gebotst, waardoor (een) ander(en) (genaamd A) [slachtoffer 1] en/of B) [slachtoffer2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten A) breuken in twee middenvoetsbeentjes en/of een breuk aan een voetwortelbeentje en/of B) meerdere botbreuken van het linkerbeen (met als gevolg amputatie boven de knie), heeft hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden gehinderd;
2.
dat hij als degene door wiens gedraging als bestuurder van een motorrijtuig een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden aan de Burgemeester Colijnstraat te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, op 31 juli 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een of meer ander(en) (te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd(en) achtergelaten;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Nu het hof -zoals hierna weergegeven- van oordeel is dat het lichamelijk letsel dat door het verkeersongeval aan de twee slachtoffers is toegebracht van aard verschilt, zal het hof ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest dat onderscheid in de bewezenverklaring tot uitdrukking brengen door een hernummering van het onder 1 primair tenlastelegde in 1a en 1b. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
1a
hij op
of omstreeks31 juli 2021 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Colijnstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar
met een (veel) te hoge, althansmet een hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 30 kilometer per uur gereden en
/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en
/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij met hoge snelheid tegen een aldaar rijdende
/bevindendebromfiets is gebotst, waardoor
(een
)ander
(en) (genaamd
A) [slachtoffer 1] en/of B)[slachtoffer 2]
)zwaar lichamelijk letsel, te weten
A) breuken in twee middenvoetsbeentjes en/of een breuk aan een voetwortelbeentje en/of B)meerdere botbreuken van het linkerbeen waarvoor een amputatie boven de knie noodzakelijk was
, of zodanig lichamelijk letselwerd
(en)toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;.
1b
hij op
of omstreeks31 juli 2021 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Colijnstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar
met een (veel) te hoge, althansmet een hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 30 kilometer per uur gereden en
/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en
/of (vervolgens)
- hij heeft aldaar de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij met hoge snelheid tegen een aldaar rijdende
/bevindendebromfiets is gebotst, waardoor
(een
)ander
(en) (genaamd
A)[slachtoffer 1]
en/of B) [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten A) breuken in twee middenvoetsbeentjes en/of een breuk aan een voetwortelbeentje en/of B) meerdere botbreuken van het linkerbeen waarvoor een amputatie boven de knie noodzakelijk was, ofzodanig lichamelijk letsel werd
(en)toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
dat hij als degene door wiens gedraging als bestuurder van een motorrijtuig een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden aan de Burgemeester Colijnstraat te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, op 31 juli 2021, de
(voornoemde)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden,
een of meerander
(en
) (te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
)aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd
(en
)achtergelaten
.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om bewezen te kunnen verklaren dat de verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plekke geldende maximumsnelheid van 30 km heeft gereden. Zij heeft voorts betoogd dat er sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
De raadsman van de verdachte heeft zich wat betreft de mate van schuld van de verdachte gerefereerd aan het oordeel van het hof. Wel heeft hij in zijn pleidooi opgemerkt dat hij -anders dan de advocaat-generaal- van oordeel is dat er geen sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag maar van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
Het hof gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep uit van het volgende.
Op 31 juli 2021 heeft in Boskoop op de Burgemeester Colijnstraat een aanrijding plaatsgevonden tussen de door de verdachte bestuurde auto, een [auto], en een bromfiets [bromfiets]. De bromfiets werd bestuurd door slachtoffer [slachtoffer 1]. Slachtoffer [slachtoffer 2] zat bij hem achterop.
De verdachte reed als bestuurder van de [auto] vanuit de richting van de Badhuisweg in de richting van het Torenpad op de Burgemeester Colijnstraat ter hoogte van nummer 189 tegen de tegemoetkomende bromfiets aan waarop beide slachtoffers zaten. Na de aanrijding is de verdachte ongeveer 750 meter doorgereden, heeft hij zijn auto geparkeerd en vervolgens is hij verder doorgereden.
Op de Burgemeester Colijnstraat geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer. De weg bestaat uit één rijbaan voor verkeer in beide richtingen. Ter hoogte van perceelnummer 189 -de plek van het ongeval- is eerst een versmalling van de weg aan de linkerzijde en daarna een versmalling aan de rechterzijde van de rijbaan. De versmallingen zijn voorzien van een attentieschild. In het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse wordt het volgende geconstateerd:
Gezien in de rijrichting van de personenauto had de botsing met de bromfiets kort voorbij de eerste versmalling plaatsgevonden waarbij, gezien de sporen op het wegdek, de personenauto niet aan de uiterst rechterzijde van de rijbaan reed.
Voorts beschrijft dit proces-verbaal het volgende met betrekking tot de snelheid waarmee de verdachte gereden heeft:
Om aan de hand van de schade iets over een snelheid te kunnen zeggen hebben wij de databank van Crash testservice te Duitsland geraadpleegd. Dit bedrijf voert in opdracht botsproeven uit met diverse voertuigen onder verschillende omstandigheden. In de databank waren geen botsproeven beschikbaar die representatief waren voor dit ongeval.
Echter gezien de schade aan de beide voertuigen waarbij de bromfiets zeer zwaar was beschadigd hebben wij de indruk dat de gereden snelheid van de personenauto ten tijde van de botsing met de bromfiets beduidend hoger moet zijn geweest dan de ter plaatse geldende snelheid van 30 km/h.
Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat wettig en overtuigd bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval.
De vraag rijst in welke mate de verdachte daaraan schuld heeft gehad. Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) houdt in dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Wanneer er sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit gekwalificeerd worden als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. Of sprake is van dergelijke schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten die op 1 januari 2020 in werking is getreden, is de reikwijdte van roekeloosheid als vorm van schuld als bedoeld in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, gewijzigd. Het tweede lid van artikel 175 WVW bepaalt dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, lid 1, WVW kan worden aangemerkt. In artikel 5a WVW is strafbaar gesteld het opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate geschonden worden, indien daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is te duchten. Als zodanige verkeersgedragingen worden in artikel 5a WVW onder andere genoemd het onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen (lid 1 sub a) en het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid (lid 1 sub g).
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft erkend dat hij harder heeft gereden dan de vastgestelde maximumsnelheid van 30 kilometer. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij denkt dat hij 50 heeft gereden of zo. In het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse wordt geconcludeerd dat de snelheid waarmee de verdachte reed beduidend hoger was dan de geldende maximumsnelheid van 30 km/u. Getuige [getuige] heeft de verdachte zien rijden vlak voor de aanrijding. Hij heeft verklaard dat hij een auto voorbij zag komen met een onnoemelijke snelheid. Hij schatte de snelheid tussen de 80 en 100 km/u.
Gelet op de bevindingen inzake de gereden snelheid in het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse en gelet op de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van de verdachte zelf, is het hof van oordeel dat de verdachte ten minste met een snelheid van 60 km/u heeft gereden, hetgeen een overschrijding van 100% van de ter plaatse geldende maximumsnelheid is.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan twee van de in het eerste lid van artikel 5a WVW genoemde gedragingen: hij heeft niet voldoende rechts gehouden op een onoverzichtelijke plaats -er was sprake van een wegversmalling- (lid 1 sub a) en hij heeft de krachtens de WVW vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate overschreden (lid 1 sub g). Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich aldus opzettelijk zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in dusdanig ernstige mate zijn geschonden dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. Op grond van het bepaalde in artikel 175 lid 2 WVW is daarmee sprake van roekeloosheid.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:

De eendaadse samenloop van:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

en

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is, door zijn roekeloze rijgedrag, met zijn auto tegen een bromfiets gebotst en heeft daarmee een ernstig verkeersongeval met grote schade veroorzaakt. De twee slachtoffers die door de verdachte zijn geraakt, hebben door het ongeval lichamelijk letsel opgelopen. Voor het 20-jarige slachtoffer [slachtoffer 2] is dat zelfs zwaar lichamelijk letsel. Het ongeval heeft uiteindelijk geleid tot het verlies van haar linker been tot boven haar knie. Dit heeft een grote, permanente impact op haar verdere leven, waarin zij dagelijks geconfronteerd wordt met de complicaties en beperkingen die zij ondervindt ten gevolge van het ongeval. Ter terechtzitting in hoger beroep is dit ook duidelijk gebleken uit de slachtofferverklaring die toen is voorgedragen.
De verdachte is na de aanrijding doorgereden en heeft zijn auto ongeveer 750 meter verder achtergelaten. Hoewel de verdachte blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep gezien heeft dat er sprake was van aanzienlijke schade aan zijn auto en hij bovendien gezien heeft dat er bloed op zijn auto zat, is hij niet teruggegaan naar de plaats van het ongeval en heeft hij zich op geen enkele wijze bekommerd om beide slachtoffers, van wie er een ernstig aan toe was.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Bij bepaling van de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het LOVS-oriëntatiepunt behorend bij artikel 6 WVW. Het hof acht – anders dan de rechtbank – bewezen dat de verdachte roekeloos heeft gereden. Het hof zoekt gelet op het voorgaande aansluiting bij de schuldgradatie "zeer hoge mate van schuld". Voorts heeft het hof acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Het hof is van oordeel dat de door de verdediging verzochte strafafdoening geen recht doet aan de ernst van de gedragingen van de verdachte en de ernst van de gevolgen hiervan.
Het hof is - alles afwegende en gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten - van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en dat de op te legen gevangenisstraf passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. D.M. Thierry en mr. F.W. Pieters, in bijzijn van de griffier mr. E.E.N. Birkhoff.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 mei 2024.