ECLI:NL:GHDHA:2024:79

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
200.317.425/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de geldigheid van overeenkomsten voor voertuigtracking tussen C-Track Benelux B.V. en BAR-Organisatie

In deze zaak gaat het om de vraag of er tussen C-Track Benelux B.V. en het openbaar lichaam BAR-Organisatie rechtsgeldige overeenkomsten zijn gesloten voor de duur van tien jaar met betrekking tot apparatuur en softwareabonnementen voor voertuigtracking. C-Track stelt dat op 10 december 2019 twee nieuwe overeenkomsten zijn gesloten, terwijl BAR-Organisatie dit betwist en aanvoert dat de overeenkomsten niet bevoegdelijk zijn gesloten. De rechtbank heeft de vorderingen van C-Track afgewezen, maar het hof vernietigt dit vonnis. Het hof oordeelt dat de parafen van de wagenparkbeheerder van BAR-Organisatie op de overeenkomsten voldoende zijn om aan te nemen dat er een overeenkomst is gesloten. Het hof concludeert dat C-Track erop mocht vertrouwen dat de wagenparkbeheerder de bevoegdheid had om de overeenkomsten te sluiten, en dat BAR-Organisatie gebonden is aan deze overeenkomsten. De vorderingen van C-Track tot nakoming en betaling van openstaande facturen worden toegewezen. Het hof veroordeelt BAR-Organisatie tot betaling van een bedrag van € 13.484,66, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 909,85. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van C-Track toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.317.425/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/627225 / HA ZA 21-920
Arrest van 6 februari 2024
in de zaak van
Inseego Benelux B.V., voorheen genaamd
C-Track Benelux B.V.,
gevestigd in Papendrecht,
appellante,
advocaat: mr. L.P.J. Krijgsman, kantoorhoudend in Hardinxveld-Giessendam,
tegen
het openbaar lichaam op basis van gemeenschappelijke regeling
BAR-Organisatie,
gevestigd in Ridderkerk,
verweerder,
advocaat: mr. A. Thissen, kantoorhoudend in Capelle aan den IJssel.
Het hof zal partijen hierna noemen C-Track en BAR.

1.De zaak in het kort

1.1
BAR is een publiekrechtelijke rechtspersoon, hij beheerde op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen onder meer het wagenpark van drie gemeenten. C-Track heeft apparatuur en softwareabonnementen voor voertuigtracking geleverd voor het wagenpark van BAR. Volgens C-Track hebben partijen op 10 december 2019 twee nieuwe overeenkomsten gesloten voor de duur van tien jaar. Op basis van deze overeenkomsten vordert C-Track een verklaring voor recht en nakoming, waaronder betaling van openstaande facturen. BAR heeft verweer gevoerd en hij betwist onder meer dat de overeenkomsten (bevoegdelijk) zijn gesloten. Voor zover deze overeenkomsten al zijn gesloten, heeft BAR deze opgezegd. De rechtbank heeft de vorderingen van C-Track afgewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 september 2022, waarmee C-Track in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2022 (hierna: het bestreden vonnis);
  • de memorie van grieven van C-Track, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van BAR;
  • de akte overlegging producties met producties 47 tot en met 49 die C-Track ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 28 november 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de meervoudige kamer. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in r.o. 2.1 tot en met 2.6.2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Grief 1 is gericht tegen r.o. 2.3 waarin staat dat de zakelijke relatie die de gemeente Albrandswaard had met C-Track vanaf januari 2014 is voortgezet door BAR. Volgens C-Track heeft deze overgang plaatsgevonden tussen 18 juli en 7 oktober 2014. Met grief 2 betoogt C-Track dat de rechtbank in r.o. 2.5 onjuist als feit heeft opgenomen dat voorafgaand aan het overleg op 10 december 2019 over het doel en de inhoud van dit overleg niet is gecommuniceerd. Volgens C-Track was dit wel het geval. Deze door de rechtbank vastgestelde feiten staan tussen partijen dus niet vast. Het hof zal ze daarom niet tot uitgangspunt nemen. Tegen de overige door de rechtbank vastgestelde feiten hebben partijen geen grieven gericht. Deze feiten zijn daarom ook voor het hof het uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.2
C-Track is een onderneming die gespecialiseerd is in voertuigtracking en
fleet management. Hieronder moet onder meer worden verstaan het inbouwen van apparatuur voor live plaatsbepaling van voertuigen, de registratie van ritten van deze voertuigen en de registratie van het aantal kilometers dat met deze voertuigen is gereden.
3.3
BAR is een publiekrechtelijke rechtspersoon, een openbaar lichaam, waarin de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk sinds medio 2013 op basis van een gemeenschappelijke regeling samenwerken als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.
3.4
Op enig moment heeft BAR het wagenparkbeheer van de drie deelnemende gemeenten overgenomen. Op dat moment waren de wagens van de gemeente Albrandswaard uitgerust met apparatuur van C-Track. De gemeente had hiertoe overeenkomsten met C-Track gesloten. De gemeente Barendrecht werkte met een volgsysteem van TomTom. De gemeente Ridderkerk gebruikte geen volgsysteem.
3.5
Het wagenpark van Ridderkerk (25 wagens) werd door BAR (eveneens) uitgerust met C-Track apparatuur. De heer [naam] tekende daartoe op 16 juli 2014 een opdrachtbevestiging, waarin was opgenomen “Looptijd minimaal 36 maanden”. Ook de zakelijke relatie die de gemeente Albrandswaard al had met C-Track is in juli 2014 voor minimaal 36 maanden voortgezet. De heer [wagenparkbeheerder] (toenmalig wagenparkbeheerder) tekende daartoe namens de gemeente op 18 juli 2014 een opdrachtbevestiging. Op beide opdrachtbevestigingen was vermeld: “
Op alle overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van Ctrack Benelux BV van toepassing zoals afgedrukt op de achterzijde van het briefpapier.” In artikel 3.2 van de algemene voorwaarden van C-Track staat het volgende met betrekking tot opzegging van overeenkomsten:

3.2 Een overeenkomst op grond waarvan Ctrack voor de opdrachtgever de hosting verzorgd, wordt aangegaan voor een periode van ten minste 36 maanden, te rekenen vanaf de dag van installatie, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Opzegging van de overeenkomst door opdrachtgever kan uitsluitend plaatsvinden tegen het einde van een contractsperiode, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste drie maanden. Opzegging door opdrachtgever dient te geschieden middels een aangetekend schrijven. Indien de overeenkomst niet rechtsgeldig wordt opgezegd, wordt de overeenkomst automatisch met 12 maanden verlengd. De hiervóór vermelde regels met betrekking tot opzegging blijven op die overeenkomst onverminderd van kracht.
3.6
In 2019 heeft BAR besloten van een eigen wagenpark over te stappen op een geleased wagenpark. Pon Lease (verder: Pon) won de aanbesteding, waarna de eigen wagens werden uitgefaseerd en vervangen door van Pon geleasde wagens.
3.7
In de ochtend van 10 december 2019 heeft een overleg plaatsgehad op het kantoor van BAR tussen de heer [beheerder BAR] (hierna: [beheerder BAR]), beheerder van het wagenpark van BAR, en de heer [aftersales manager C-Track] (hierna: [aftersales manager C-Track]), aftersales manager van C-Track.
3.8
Tijdens dit overleg heeft [beheerder BAR] twee bestelformulieren geparafeerd. De bestelformulieren bestaan elk uit twee pagina’s. Telkens is op de beide pagina’s waaruit de formulieren bestaan een paraaf in de rechteronderhoek geplaatst. Op de eerste pagina’s zijn telkens met de hand bedragen en aantallen ingevuld of aangepast bij voorgedrukte bestelmogelijkheden. Tevens is de op het formulier aangegeven minimale looptijd van 36 maanden met de hand gewijzigd in 120 maanden. De formulieren zijn hieronder opgenomen, waarbij het hof vanwege publicatie van dit arrest bezoekadressen en de namen van contactpersonen heeft geblokt. Op beide formulieren is onderaan bij “Contactpers.” links ingevuld “[aftersales manager C-Track]” en rechts “[beheerder BAR]”.
3.8.1
Hieronder het eerste bestelformulier (hierna: formulier 1):
(…)
3.8.2
Hieronder het tweede bestelformulier (hierna: formulier 2):
3.9
BAR heeft op 30 september 2020 aan C-Track een brief gestuurd en daarin de samenwerking tussen partijen opgezegd tegen 31 december 2020.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
C-Track heeft BAR gedagvaard en, na herhaalde wijziging van eis, samengevat, gevorderd:
Primairi. dat voor recht wordt verklaard dat tussen partijen twee overeenkomsten van 10 december 2019 bestaan (zoals blijkend uit formulier 1 en formulier 2);
ii. dat BAR wordt veroordeeld tot nakoming van deze overeenkomsten, waaronder dient te worden verstaan: - gedurende tien jaar na 10 december 2019, althans na 1 januari 2020, voor rekening van BAR door C-Track (opnieuw) laten uitrusten met C-Track-voertuig-units van alle voertuigen die toebehoren aan BAR en van alle voertuigen die BAR leaset van PON voor zover deze units gede-installeerd zijn, om (weer) mogelijk te maken dat deze voertuigen gebruik maken van het C-Track Online Lite abonnement; - gedurende tien jaar na 10 december 2019, althans na 1 januari 2020, afnemen van een C-Track Online Lite abonnement voor alle voertuigen die toebehoren aan BAR en voor alle voertuigen die BAR leaset van PON; iii. dat BAR wordt veroordeeld tot betaling van € 6.281,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.622,89 vanaf de vervaldata van de facturen tot aan volledige betaling;
Subsidiairdat BAR wordt veroordeeld tot betaling aan C-Track van een schadevergoeding van € 47.382,84 wegens het onregelmatig opzeggen van de overeenkomsten;
Primair en subsidiairdat BAR wordt veroordeeld in de proceskosten, inclusief nakosten, en vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en C-Track in de proceskosten veroordeeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Kort gezegd kwam de rechtbank op de volgende gronden tot dit oordeel. Niet kan worden vastgesteld dat [beheerder BAR] de wil had de overeenkomsten aan te gaan. Daarvoor zijn de volgende omstandigheden van belang. Uit niets blijkt dat [beheerder BAR] erop bedacht moest of kon zijn dat [aftersales manager C-Track] twee samenhangende overeenkomsten met een looptijd van tien jaar wilde afsluiten. [beheerder BAR] was volgens de binnen BAR geldende mandaatregeling niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten met een dergelijke lange looptijd. Dat had C-Track kunnen weten, want de mandaatregeling is gepubliceerd. De formulieren zijn alleen door [beheerder BAR] geparafeerd. De handgeschreven wijzigingen en toevoegingen op de formulieren zijn door geen van beiden geparafeerd. Dat is wel gebruikelijk om te doen. C-Track mocht ook niet uit de parafering van [beheerder BAR] afleiden dat BAR de wil had overeenkomsten aan te gaan. De formulieren zijn door [beheerder BAR] niet ondertekend, hij heeft alleen zijn naam vermeld. De stelling van C-Track dat de wilsovereenstemming volgt uit de feitelijke uitvoering van de overeenkomsten wordt verworpen. Partijen deden namelijk al jaren zaken met elkaar en de wijze waarop partijen zaken met elkaar deden is na 10 december 2019 niet significant gewijzigd. De conclusie is dat er geen sprake is van overeenkomsten.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
C-Track is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. C-Track heeft haar eis gewijzigd en vordert onder primair iii. dat BAR wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.394,51, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 13.484,66 vanaf de vervaldata van de facturen tot aan volledige betaling, met veroordeling van BAR in de kosten van de procedure in beide instanties. Voor het overige vordert C-Track hetzelfde als bij de rechtbank.
5.2
BAR heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van C-Track in de kosten van het hoger beroep. BAR heeft de grieven van C-Track gemotiveerd bestreden.

6.Beoordeling in hoger beroep

C-Track en [beheerder BAR] hebben op 10 december 2019 overeenkomsten gesloten

6.1
C-Track stelt zich op het standpunt dat partijen overeenkomsten hebben gesloten op 10 december 2019 met een looptijd van tien jaar en verwijst naar formulier 1 (3.8.1) en formulier 2 (3.8.2) (hierna ook: de Overeenkomsten (1 en 2)). BAR betwist dat hij de Overeenkomsten heeft gesloten.
6.2
Naar het oordeel van het hof hebben [aftersales manager C-Track] (namens C-Track) en [beheerder BAR] namens BAR) de Overeenkomsten gesloten. Het volgende is daarvoor redengevend.
6.3
Tussen partijen staat vast dat [beheerder BAR] de formulieren van parafen heeft voorzien en ondertekend heeft met (handgeschreven) zijn naam. De formulieren zijn onderhandse akten in de zin van artikel 157 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en leveren tussen partijen dwingend bewijs op dat hetgeen in de formulieren staat tussen partijen is overeengekomen (vgl. HR 5-10-2012, ECLI:NL:2012:BV6698). Dit betekent dat het hof verplicht is voorshands de inhoud van de formulieren voor waar aan te nemen, behoudens tegenbewijs. Met andere woorden: het is aan BAR om het bewijsvermoeden te ontzenuwen.
6.4
BAR heeft aangevoerd dat [beheerder BAR] niet de wil had om de Overeenkomsten met C-Track te sluiten door het zetten van parafen op de formulieren. [aftersales manager C-Track] heeft aan [beheerder BAR] medegedeeld dat hij de parafen nodig had voor de administratie om te bewijzen dat hij bij BAR was geweest. Uitsluitend voor dat doel heeft [beheerder BAR] de parafen gezet. Bovendien heeft [beheerder BAR] de formulieren niet van een handtekening voorzien. Dat ondersteunt de stelling dat hij niet doorhad dat het ging om exclusieve contracten voor tien jaar, aldus BAR.
6.5
Het hof is van oordeel dat BAR met het voorgaande niet aannemelijk heeft gemaakt dat de wil bij [beheerder BAR] ontbrak om de Overeenkomsten te sluiten. C-Track heeft immers betwist dat [aftersales manager C-Track] heeft gevraagd te tekenen voor aanwezigheid en opgemerkt dat [aftersales manager C-Track] ook bij eerdere bezoeken nooit om een paraaf of handtekening als bewijs van aanwezigheid heeft gevraagd. Dat [aftersales manager C-Track] een handtekening nodig heeft om voor C-Track aanwezigheid te bewijzen komt het hof ook niet logisch voor, omdat C-Track onbestreden heeft gesteld dat de aanwezigheid van [aftersales manager C-Track] bij BAR door haar kan worden gecontroleerd door de tracking unit in zijn auto uit te lezen. Bovendien heeft [beheerder BAR] op de formulieren maar liefst vier parafen gezet en deze tweemaal ondertekend met zijn naam. Bij gebreke van een andersluidende verklaring duidt ook dit erop dat [beheerder BAR] heeft willen tekenen voor de inhoud van de formulieren in plaats van voor aanwezigheid van [aftersales manager C-Track].
6.6
Volgens BAR hoefde [beheerder BAR] er niet op bedacht te zijn dat C-Track tijdens de afspraak twee overeenkomsten met een looptijd van tien jaar wilde afsluiten, omdat BAR niet eerder met C-Track overeenkomsten met een dergelijke looptijd heeft afgesloten en er ook geen reden was om een overeenkomst voor deze duur af te sluiten. Het hof gaat hieraan voorbij, omdat op de formulieren duidelijk een (afwijkende) termijn van 120 maanden is aangegeven. Daarbij komt dat C-Track – onweersproken – heeft gesteld dat zij vanwege de langere looptijd van tien jaar een lagere prijs aan BAR kon geven.
6.7
BAR heeft er verder op gewezen dat vreemd is dat de formulieren handgeschreven wijzigingen en toevoegingen bevatten waarbij geen parafen zijn gezet en hij geen afschrift van de Overeenkomsten heeft ontvangen. Voor zover BAR bedoelt dat de formulieren na ondertekening nog zijn gewijzigd door [aftersales manager C-Track], oordeelt het hof dat hij dit – gelet op de gemotiveerde betwisting door C-Track – niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Volgens C-Track heeft [aftersales manager C-Track] de getekende overeenkomsten gescand met zijn telefoon en aan haar verstuurd terwijl hij nog bij [beheerder BAR] aan tafel zat. De originelen zijn bij [beheerder BAR] achtergebleven. Ter onderbouwing heeft C-Track een productie overgelegd waarop foto’s van de overeenkomsten met de handgeschreven wijzigingen zijn te zien en een gedeelte van een tafel. Ook heeft C-Track de rittenadministratie van [aftersales manager C-Track] overgelegd. [aftersales manager C-Track] was tussen 11:04:52 en 11:52:36 bij BAR en heeft de getekende formulieren om 11:46 uur en 11:48 uur naar C-Track gestuurd. C-Track heeft verder gesteld dat geen scan naar BAR is gestuurd, omdat de formulieren bij BAR zijn achtergebleven. BAR heeft een en ander niet gemotiveerd weersproken.
6.8
Naar het oordeel van het hof heeft BAR, gelet op het voorgaande, onvoldoende gesteld om het voorshands geleverde bewijs (dat hetgeen in de formulieren is neergelegd, overeenkomt met hetgeen C-Track en [beheerder BAR] zijn overeengekomen) te ontkrachten. Voor nadere bewijslevering is geen plaats. BAR heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. Het bewijsaanbod van BAR in de memorie van antwoord wordt daarom als niet ter zake dienend gepasseerd op dit punt.
Schijn van volmachtverlening
6.9
Het voorgaande brengt mee dat moet worden beoordeeld of BAR is gebonden aan de door [beheerder BAR] getekende Overeenkomsten. BAR heeft zich, onder verwijzing naar het geldende mandaatsbesluit, op het standpunt gesteld dat [beheerder BAR] niet bevoegd was om haar bij dit soort overeenkomsten te vertegenwoordigen en hij daardoor niet gebonden is. Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven of [beheerder BAR] bevoegd was BAR te vertegenwoordigen. C-Track heeft namelijk als primair standpunt aangevoerd dat zij op grond van verklaringen of gedragingen van BAR heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend.
6.1
Uit het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat als [beheerder BAR] een rechtshandeling in naam van BAR heeft verricht, aan BAR geen beroep toekomt op onvoldoende volmacht als [aftersales manager C-Track]/C-Track op grond van een verklaring of gedraging van BAR heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Het gaat hierbij om bescherming tegen de schijn van volmachtverlening.
6.11
Naast het geval dat deze schijn stoelt op verklaringen of gedragingen van BAR, kan ook plaats zijn voor toerekening van schijn van volmachtverlening ingeval [aftersales manager C-Track]/C-Track gerechtvaardigd heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van BAR komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van volmachtverlening kan worden afgeleid.
6.12
Het is aan C-Track als partij die de in artikel 3:61 lid 2 BW geboden bescherming tegen de schijn van volmachtverlening wil verkrijgen, om te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen: a. feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat zij redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend; en b. dat zij op grond van die feiten en omstandigheden daadwerkelijk heeft aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend.
6.13
In dat kader heeft C-Track onder meer aangevoerd dat [beheerder BAR] jarenlang haar vaste contactpersoon was en zij met niemand anders contact had. [beheerder BAR] gaf ook jarenlang opdrachten aan C-Track tot de inbouw van units in voertuigen en het afnemen van abonnementen. Het ging hier steeds om contracten voor meerdere jaren (te weten de standaard termijn van minimaal 36 maanden) voor in totaal 36 voertuigen. Door BAR is altijd uitvoering gegeven aan de afspraken die C-Track met [beheerder BAR] maakte. Facturen die door C-Track aan BAR werden gestuurd op basis van door [beheerder BAR] verstrekte opdrachten werden altijd betaald. Ook heeft [beheerder BAR] abonnementen voor voertuigen opgezegd en tevens verzocht om creditnota’s. BAR heeft C-Track er nooit op geattendeerd dat [beheerder BAR] geen toereikende volmacht zou hebben om BAR te vertegenwoordigen of dat hij toestemming zou moeten hebben van zijn manager of directie voor het aangaan van rechtshandelingen.
6.14
BAR heeft hiertegen ingebracht dat [beheerder BAR] op basis van de mandaatregeling niet bevoegd was tot het aangaan van overeenkomsten met een dergelijke lange looptijd. [beheerder BAR] had over prijswijzigingen en dergelijke steeds overleg met zijn manager. C-Track had dit kunnen en moeten weten, omdat de mandaatregeling is gepubliceerd, en omdat dit ook blijkt uit het handelsregister waarin vertegenwoordigingsbevoegdheden staan opgenomen. Het lag op de weg van C-Track om gelet op de looptijd van de Overeenkomsten van tien jaar onderzoek te doen naar de volmacht van [beheerder BAR]. Het hof volgt deze stellingen van BAR niet.
6.15
Het Algemeen Mandaatbesluit BAR-organisatie 2019 (verder: het mandaatbesluit) is gepubliceerd met twee bijlagen. Artikel 2 lid 3 van bijlage 2 – Beperking verlening ondermandaat luidt als volgt: “
Aan een afdelingshoofd, manager en teamleider wordt geen ondermandaat verleend voor de volgende privaatrechtelijke bevoegdheden: (..) b. meerjarige overeenkomsten.” Dit duidt erop dat [beheerder BAR] inderdaad niet bevoegd was meerjarige overeenkomsten aan te gaan. C-Track heeft er echter terecht op gewezen dat artikel 4 lid 3 van het eveneens gepubliceerde Algemeen onder-mandaatbesluit Directieraad BAR-organisatie 2019 (verder: het ondermandaatbesluit) bepaalt dat
“Met inachtneming van de in de bijlage bij dit besluit vermelde beperkingen (…) de directieraad een ondermandaat[kan, hof]
verlenen aan niet als directeur, afdelingshoofd, manager of teamleider bij de BAR-organisatie werkzame personen.”Het ondermandaatbesluit is gepubliceerd zonder bijlagen, zodat moet worden aangenomen dat deze bepaling zonder beperkingen geldt. Dit betekent dat de directieraad van BAR een ondermandaat heeft kunnen verlenen aan [beheerder BAR] als wagenparkbeheerder. Een dergelijk mandaat is niet zichtbaar in het handelsregister of in de hiervoor genoemde besluiten. BAR heeft hiertegen ingebracht dat zo’n ondermandaat alleen bedoeld is voor uitzonderlijke situaties en dat [beheerder BAR] alleen uitvoerende taken had. Verder heeft BAR aangevoerd dat met “dit besluit” in artikel 4 lid 3 van het ondermandaatbesluit, niet het ondermandaatbesluit bedoeld is, maar het mandaatbesluit.
6.16
Wat hiervan ook zij, naar het oordeel van het hof had C-Track dit niet hoeven te begrijpen. Onvoldoende weersproken is immers dat [beheerder BAR] vanaf 1 november 2016 de enige contactpersoon is geweest van BAR voor C-Track en dat hij namens BAR meerjarige verplichtingen is aangegaan. Daarvoor heeft C-Track aan de voorganger van [beheerder BAR] bij BAR en/of de gemeente Albrandswaard ([wagenparkbeheerder]) op eenzelfde manier opdrachtbevestigingen gestuurd voor meerjarige overeenkomsten. BAR heeft niet duidelijk kunnen maken of de voorganger van [beheerder BAR] bij BAR een (onder)mandaat had om dergelijke overeenkomsten te sluiten, maar heeft aangegeven dat de handelsrelatie met C-Track in het verleden “praktisch” geregeld was. Uit het door C-Track overgelegde uittreksel van de inschrijving van BAR in het Handelsregister blijkt bovendien niet wie bevoegd was BAR te vertegenwoordigen. Gelet op deze gang van zaken is het hof van oordeel dat – voor zover [beheerder BAR] niet bevoegd was om de Overeenkomsten namens BAR aan te gaan – C-Track dit niet had hoeven te begrijpen en van haar niet verwacht had kunnen worden hiernaar verder onderzoek te doen.
6.17
Het hof acht dit alles voldoende om te concluderen dat er sprake was van feiten en omstandigheden die in de risicosfeer van BAR liggen die rechtvaardigen dat C-Track redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend aan [beheerder BAR]. C-Track heeft ook aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend. C-Track kan ten opzichte van BAR dus een beroep doen op de bescherming van de schijn van volmachtverlening van [beheerder BAR]. Grief 3 en grief 3.2 (in zoverre) slagen.
6.18
Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of BAR (ook) gebonden is aan de Overeenkomsten doordat hij deze heeft bekrachtigd in de zin van artikel 3:69 BW (het subsidiaire standpunt van C-Track). Ten overvloede overweegt het hof dat de omstandigheid dat partijen tot 1 januari 2021 uitvoering hebben gegeven aan de Overeenkomsten erop duidt dat BAR deze Overeenkomsten – voor zover deze onbevoegd zouden zijn gesloten – heeft bekrachtigd en daardoor rechtsgevolg heeft verschaft in de zin van artikel 3:69 BW.
Beroep op bedrog en dwaling slagen niet
6.19
BAR heeft een beroep op vernietiging van de Overeenkomsten gedaan wegens bedrog en (oneigenlijke of eigenlijke) dwaling. Het beroep van BAR op deze vernietigingsgronden slaagt niet. Daarvoor is het volgende van belang.
6.2
De stelplicht en eventuele bewijslast van de feiten en omstandigheden die een beroep op bedrog of dwaling kunnen rechtvaardigen rusten op BAR.
6.21
Voor zowel zijn beroep op bedrog als (eigenlijke) dwaling heeft BAR aangevoerd dat [beheerder BAR] opzettelijk op het verkeerde been is gezet. [aftersales manager C-Track] heeft gezegd dat de parafen op de Overeenkomsten bedoeld waren als intern bewijs voor zijn bezoek aan BAR. Het was voor [beheerder BAR] op geen enkele manier duidelijk dat hij met het zetten van zijn paraaf contracten zou sluiten. [beheerder BAR] heeft bewust niet ondertekend maar alleen een paraaf gezet, aldus BAR. Voorts heeft BAR aangevoerd dat [aftersales manager C-Track] deze Overeenkomsten aan C-Track heeft gemaild en vervolgens verborgen heeft gehouden voor BAR. Hij heeft pas een kopie van de Overeenkomsten ontvangen toen hij de samenwerking per 31 december 2020 had opgezegd. Het hof volgt deze stellingen niet en verwijst naar 6.5-6.7.
6.22
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [aftersales manager C-Track] opzettelijk onjuiste mededelingen aan [beheerder BAR] heeft gedaan of informatie heeft verzwegen voorafgaand aan het sluiten van de Overeenkomsten, en dus ook niet dat [aftersales manager C-Track] [beheerder BAR] daardoor heeft bewogen tot het sluiten van de Overeenkomsten. Kortom, zowel het beroep op bedrog als op dwaling slaagt daarom niet.
6.23
Het beroep op oneigenlijke dwaling, waarbij [beheerder BAR] zich er niet van bewust zou zijn dat zijn verklaring niet overeenstemde met zijn wil, stuit af op wat hiervoor in 6.1 tot en met 6.8 is overwogen.
BAR heeft de Overeenkomsten niet rechtsgeldig opgezegd
6.24
BAR heeft voorts aangevoerd dat de Overeenkomsten door opzegging zijn geëindigd tegen 1 januari 2021 en dat de vorderingen van C-Track om die reden niet kunnen worden toegewezen. C-Track heeft betwist dat sprake is van een rechtsgeldige opzegging.
6.25
Naar het oordeel van het hof heeft BAR de samenwerking tussen partijen niet rechtsgeldig opgezegd bij brief van 30 september 2020 (3.9). Het volgende is daarvoor redengevend.
6.26
Het gaat hier om een duurovereenkomst voor bepaalde tijd zonder een tussentijdse beëindigingsregeling. Dergelijke overeenkomsten zijn in beginsel niet opzegbaar behoudens bijzondere omstandigheden. In de Overeenkomsten staat namelijk 120 maanden als minimale looptijd (zie 3.8.1 en 3.8.2). Ook staat in de Overeenkomsten dat de algemene voorwaarden van C-Track van toepassing zijn zoals afgedrukt op de achterzijde. BAR heeft niet weersproken dat de algemene voorwaarden op de achterzijde van de Overeenkomsten stonden afgedrukt. Artikel 3.2 van deze algemene voorwaarden bepaalt dat opzegging door de opdrachtgever (hier: BAR) alleen kan plaatsvinden tegen het einde van een contractperiode, door middel van een aangetekend schrijven en met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden (zie 3.5). Gelet op het voorgaande heeft BAR de Overeenkomsten niet rechtsgeldig opgezegd. Ook is geen sprake van bijzondere omstandigheden. BAR heeft weliswaar aangevoerd dat hij niet tevreden was over de lange codes van de gps-transponders van C-Track en daarom de samenwerking heeft opgezegd, maar dit is betwist door C-Track en blijkt niet uit de opzeggingsbrief. BAR heeft zijn stelling daarna niet nader onderbouwd, zoals wel van hem kon worden verwacht. Ook het beroep van BAR dat een opzegverbod voordat 120 maanden zijn verstreken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan niet slagen. Ook in dat kader voert BAR namelijk aan dat hij eerder had aangekondigd de handelsrelatie te willen beëindigen als problemen met de gps-transponders niet zouden worden opgelost. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft BAR deze stelling onvoldoende onderbouwd.
6.27
Kortom, BAR is gebonden aan de Overeenkomsten. De gevorderde verklaring voor recht dat de Overeenkomsten tussen partijen zijn gesloten zal dan ook worden toegewezen.
Nakoming
6.28
C-Track vordert nakoming door BAR van de Overeenkomsten, namelijk dat BAR tien jaar na 10 december 2019, althans na 1 januari 2020, een C-Track Online Lite abonnement afneemt voor alle voertuigen die toebehoren aan BAR of die BAR leaset van PON. Ook vordert C-Track dat BAR gedurende tien jaar na 10 december 2019, althans na 1 januari 2020, deze voertuigen (opnieuw) laat uitrusten met voertuig units van C-Track, zodat deze voertuigen weer gebruik kunnen maken van het genoemde abonnement.
6.29
Het hof overweegt dat het in de Overeenkomsten niet leest dat het gaat om alle voertuigen van BAR, maar om 59 abonnementen van BAR (Overeenkomst 1, zie rov. 3.8.1) en 14 abonnementen voor voertuigen die BAR leaset van PON, met daarbij de opmerking dat het aantal van 14 in de komende jaren zal stijgen naar circa 75 voertuigen en het aantal bij BAR daalt (Overeenkomst 2, zie r.o.v. 3.8.2). Het gaat dus hoofdzakelijk om vervanging van voertuigen van BAR door leasevoertuigen van PON en slechts bij twee voertuigen om een uitbreiding van het wagenpark. Het hof begrijpt hier uit dat het in totaal steeds om maximaal 75 voertuigen gaat. Op de formulieren staan tevens kosten voor de units en kosten voor inbouw en activering daarvan. Dit veronderstelt dat BAR meewerkt aan het plaatsen van de units in de voertuigen. Het hof zal de nakomingsvordering van C-Track daarom beperkt tot (maximaal) 75 voertuigen toewijzen.
6.3
De omstandigheid dat BAR naar eigen zeggen haar voertuigen inmiddels heeft uitgerust met trackingunits van een andere partij, maakt niet dat nakoming onmogelijk is. Weliswaar is het voorzien van de voertuigen met – ook – een C-Trackunit weinig praktisch, maar dat is iets anders dan onmogelijk. Bovendien kan BAR nog steeds abonnementen bij C-Track afnemen. Dat zij daar geen profijt van heeft, doet daaraan niet af.
6.31
BAR heeft nog aangevoerd dat onduidelijk is wanneer de 120 maanden ingaan. C-Track heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in de Overeenkomsten genoemde abonnementen zijn aangevangen op 10 december 2019 en dat vanaf die datum de prijsverlaging tot € 8,75 per voertuig geldt. C-Track heeft hiertegen geen verder verweer gevoerd, zodat ook het hof van 10 december 2019 uitgaat.
Betaling openstaande facturen
6.32
C-Track vordert betaling van € 13.484,66 inclusief btw voor de op basis van de Overeenkomsten aan BAR gestuurde en nog openstaande facturen van na 1 januari 2021. Tevens vordert C-Track dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van deze facturen.
6.33
Het gevorderde bedrag met de wettelijke handelsrente zal worden toegewezen. Het hof gaat namelijk voorbij aan de stelling van BAR dat C-Track vanaf 1 januari 2021 geen diensten meer heeft geleverd en ook geen kosten heeft gemaakt, omdat C-Track heeft aangevoerd dat het om grotendeels vaste kosten gaat die zij vanwege de opzegging door BAR moest delen over minder voertuigen. Ook als deze stelling van BAR zo moet worden begrepen dat zij een beroep doet op opschorting, slaagt dit beroep niet. BAR heeft immers zelf de Overeenkomsten opgezegd. C-Track heeft in haar pleitnota erkend dat zij vervolgens na 1 januari 2021 in verband met die opzegging geen diensten meer heeft verleend aan BAR. Dat neemt niet weg dat BAR gehouden blijft om op en na 1 januari 2021 de facturen te betalen.
6.34
BAR heeft de hoogte van een aantal van de facturen betwist, omdat daarin met een maandtarief van € 11,- of € 11,32 is gerekend, in plaats van het in de Overeenkomsten genoemde tarief van € 8,75, maar C-Track heeft daarop toegelicht dat het hier gaat om oudere auto’s met een ander abonnement (VMI Greenlight) en dat daarvoor een hoger tarief is overeengekomen dan voor de in de Overeenkomsten genoemde C-Track Online Lite abonnementen in verband met hogere servicekosten. Zodra de oude unit wordt vervangen, geldt daarvoor de prijs van € 8,75. BAR heeft deze toelichting niet weersproken, zodat het hof aan zijn betwisting dat een te hoog tarief is gerekend voorbij gaat.
6.35
Tot slot heeft BAR aangevoerd dat hij niet gehouden is te betalen voor voertuigen die hij niet meer in bezit heeft of niet meer leaset. Het hof gaat hieraan voorbij, omdat BAR dit verweer op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
6.36
Omdat de primaire vorderingen tot nakoming van C-Track worden toegewezen, behoeft de subsidiaire vordering tot betaling van schadevergoeding geen bespreking meer. Wat partijen voor het overige hebben aangevoerd, kan onbesproken blijven.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.37
C-Track heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 909,85. BAR heeft betwist dat C-Track voldoende heeft gesteld of aangetoond dat zij werkzaamheden heeft verricht die voor deze vergoeding in aanmerking komen. Het hof stelt vast dat C-Track voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Bewijsaanbod
6.38
Voor zover hiervoor nog niet besproken, passeert het hof het bewijsaanbod van BAR, omdat geen stellingen te bewijzen zijn aangeboden die indien bewezen tot een ander oordeel kunnen leiden.
Conclusie en proceskosten
6.39
De conclusie is dat het hoger beroep van C-Track slaagt. Daarom zal het hof het vonnis vernietigen en de primaire vorderingen van C-Track toewijzen. Het hof zal BAR als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van eerste aanleg en van het hoger beroep. Het hof zal hierna het toe te wijzen tarief van de proceskosten in eerste aanleg vaststellen in overeenstemming met het in hoger beroep toegewezen bedrag van € 13.484,66.

7.Beslissing

Het hof:
1. vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2022,
en
opnieuw rechtdoende:
2. verklaart voor recht dat tussen partijen twee overeenkomsten bestaan, te weten de hiervoor gedefinieerde Overeenkomst 1 en Overeenkomst 2, beide met datum 10 december 2019;
3. veroordeelt BAR tot deugdelijke nakoming van de hiervoor genoemde Overeenkomsten, waaronder moet worden verstaan:
  • het gedurende tien jaar na 10 december 2019 afnemen van een C-Track Online Lite abonnement voor alle, in totaal maximaal 75 voertuigen die toebehoren aan BAR of voertuigen die BAR leaset van PON; en
  • het gedurende tien jaar na 10 december 2019 voor rekening van BAR door C-Track opnieuw laten uitrusten van de hiervoor genoemde voertuigen met C-Track voertuig units voor zover deze units ten tijde van dit arrest gede-installeerd zijn, om het (weer) mogelijk te maken dat deze voertuigen gebruikmaken van het C-Track Online Lite abonnement;
4. veroordeelt BAR tot betaling aan C-Track van het bedrag van € 13.484,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals neergelegd in artikel 6:119a BW met ingang van de vervaldata van de facturen;
5. veroordeelt BAR tot betaling aan C-Track van het bedrag van € 909,85 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6. veroordeelt BAR in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van C-Track tot op 29 juni 2022 begroot op € 2.174,52 aan verschotten (te weten € 2.076,- griffierecht en € 98,52 aan explootkosten) en € 1.126,- (2 punten, tarief II à € 563,-) aan salaris advocaat;
7. veroordeelt BAR in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van C-Track tot op heden begroot op € 2.238,33 aan verschotten (griffierecht à € 2.135,- en kosten dagvaarding à € 103,33) en € 2.428,- aan salaris advocaat (2 punten, tarief II à € 1.214, en € 178,- aan nasalaris, te verhogen met € 92,- en explootkosten indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,- en de explootkosten, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
8. verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
9. wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.A.B. Mentink, M.J. van der Ven en F.J. Verbeek en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.