Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/607977 / HA ZA 20-1097
Tellus B.V.,
1.[geïntimeerde 1],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 12 juli 2022, waarmee de curator in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2022 (hierna: het vonnis);
- het arrest van dit hof van 1 november 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 20 december 2022;
- de memorie van grieven van de curator, met producties;
- de memorie van antwoord van de bestuurders, met één productie;
- productie 80 van de zijde van de curator;
- productie 111 van de zijde van de bestuurders.
3.Feiten
leadsop internet. In de kern kwam dit erop neer dat Tellus offerte-aanvragen die werden gedaan op haar webpagina’s doorstuurde naar bedrijven die de diensten verrichtten die de offerte-aanvrager interesseerden. Voor het doorgeleiden ontving Tellus een vergoeding van haar afnemers.
Google Adwords’, een dienst van Google waarbij door bedrijven als Tellus voor hun websites online advertentieruimte kan worden ingekocht voor bepaalde zoektermen. Als iemand via Google een zoekterm intypt, wordt de online advertentieruimte via een veiling verdeeld tussen de bedrijven die zich voor bepaalde zoektermen hebben aangemeld. Tellus dong mee in die veilingen en verkreeg zo advertentieruimte.
Results vs Plan – Evaluation’.
“(…), zie bijlage voor een liquiditeits update. Tot nu toe is het beheersbaar, maar dan mogen er geen hickups plaatsvinden en moeten we voldoende omzet draaien om samen met credit mgt de cash binnen te fietsen. Forecast is based on Google paymentterm of 45 days, grotendeels steeds voor de 15e van de maand. De eindsaldo's zijn based on alle bankrekeningen van Tellus, deze dienen continue te worden gesweeped naar de hoofdrekeningen van Tellus waar de kredietfaciliteit aan hangt.”
4.Procedure bij de rechtbank
1.
primaira. voor recht verklaart dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement en dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het boedeltekort op grond van de artikelen 2:248 en 2:11 BW;
b. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van het boedeltekort;
2.
subsidiaira. voor recht verklaart dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ieder afzonderlijk onrechtmatig hebben gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade op grond van artikel 6:162 BW;
b. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
- primair: het boedeltekort;
- subsidiair: € 2.427.000, vermeerderd met wettelijke rente;
- meer subsidiair: € 36.500, vermeerderd met wettelijke rente;
3.
meer subsidiaira. voor recht verklaart dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hun bestuurstaak onbehoorlijk hebben vervuld en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Tellus daardoor geleden heeft op grond van de artikelen 2:9 BW en 2:11 BW;
b. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
- primair: € 2.427.000, vermeerderd met wettelijke rente;
- subsidiair: € 36.500, vermeerderd met wettelijke rente;
4. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk, althans [geïntimeerde 1], althans [geïntimeerde 2], veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en inclusief de nakosten.
5.Vorderingen in hoger beroep
subsidiairschadevergoeding op te maken bij staat (vordering 2b) en
meer subsidiairschadevergoeding ten belope van het bedrag dat het verschil vormt tussen (a) de omvang van de schulden per 1 januari 2012, te weten € 2.297.000, en (b) de omvang van de schulden op faillissementsdatum, zoals bij gelegenheid van de verificatievergadering, dan wel in renvooi, vastgesteld (vordering 3b).
Samengevat, vordert de curator in hoger beroep dat het hof het vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de (aldus gewijzigde) vorderingen van de curator alsnog toewijst, met veroordeling van de bestuurders in de proceskosten in beide instanties, met rente en nakosten.
6.Beoordeling in hoger beroep
(1) de bestuurders hebben eerst de liquiditeitsproblemen van Tellus veroorzaakt en daarmee de continuïteit in gevaar gebracht. Dit hebben zij gedaan door:
(a) eind 2011 de beslissing om in 2012 een harde groeiversnelling van de omzet uit te voeren – gelet op de omstandigheden waarop Tellus zich op dat moment bevond – niet behoorlijk voor te bereiden; en
(b) in de eerste helft van 2012 in strijd met het door hen vooraf geformuleerde uitgangspunt van duurzame groei de onderneming van Tellus ongecontroleerd hard te laten groeien; en
(2) de bestuurders hebben vervolgens de onderneming van Tellus vanaf oktober 2012 voortgezet, terwijl zij op dat moment geen realistisch en concreet uitzicht hadden op verbetering van de financiële positie van Tellus die voldoende was om een verantwoorde voortzetting van de onderneming te kunnen rechtvaardigen.
Met deze handelwijze hebben de bestuurders roekeloos en onbezonnen gehandeld. Zij hadden moeten begrijpen dat de schuldeisers van Tellus hierdoor zouden worden gedupeerd. Het handelen van de bestuurders moet daarom aangemerkt worden als kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurders hebben de liquiditeitsproblemen die in mei 2012 zijn ontstaan niet weten op te lossen, hetgeen heeft geleid tot het faillissement van Tellus. De bestuurders zijn dan ook hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 2:248 jo 2:11 BW voor de betaling van het boedeltekort, aldus steeds de curator.
Panmo). Uit de wetsgeschiedenis volgt bovendien dat de bestuurder moet hebben gehandeld met de (objectieve) wetenschap dat de schuldeisers zullen worden benadeeld.
leadgenerationnog in de kinderschoenen stond waarin de ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgden en waarop de bestuurders voortdurend moesten reageren om in de technologische en innovatieve voorhoede te blijven. Niet gezegd kan worden dat geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden gehandeld zou hebben zoals de bestuurders hebben gehandeld. Het hof zal dit oordeel hieronder per (deel)verwijt nader toelichten.
an sichom in te zetten op een harde omzetgroeiversnelling in 2012 volgens de curator dus geen onbehoorlijk bestuur op, maar valt de bestuurders te verwijten dat zij hebben nagelaten deze beslissing eind 2011 te heroverwegen (en bij te stellen) naar aanleiding van een vijftal door de curator genoemde omstandigheden. Dit verwijt slaagt niet.
ex tuncbeoordeeld moet worden, dus op basis van de feiten en omstandigheden waar de bestuurders destijds mee bekend waren. Het besluit van Rabobank uit 2012 om een lager krediet (€ 1.050.000 in plaats van € 1.500.000) ter beschikking te stellen dan waar de bestuurders om hadden verzocht, kan alleen al daarom niet worden meegenomen in de beoordeling van de omstandigheden waarmee de bestuurders eind 2011 volgens de curator rekening hadden te houden. Ook voor het overige ontbeert het verwijt van de curator feitelijke grondslag.
Taking into account seasonality → Q4 is a relatively slow quarter compared to Q1-Q3”). Dit resultaat gaf dan ook geen directe aanleiding om de voorgenomen groei te heroverwegen. Naast het positieve resultaat over 2011 hebben de bestuurders erop gewezen dat uit voornoemde productie C77 bovendien volgt dat het saldo van de liquide middelen in 2011 met een bedrag van € 234.000 is toegenomen tot € 411.000 (eind 2011) en dat het werkkapitaal met bijna € 1 miljoen (van € 1,282 miljoen naar € 2,245 miljoen) is toegenomen. Voor zover de curator zich voor zijn standpunt ook beroept op de cijfers over 2012 en 2013 geldt dat de bestuurders op het moment van hun handelen niet over deze cijfers beschikten en deze dus niets zeggen over de wetenschap van de bestuurders in 2011.
Wij hadden een groot finance team, die wist op dagbasis wat er gebeurde. Ook waren er weekprognoses die werden afgezet tegen de werkelijkheid. Er was extreem veel communicatie. (…) We hadden credit control met 20 internationale medewerkers. Er zaten mensen in de nacht op kantoor, allemaal programma's om dit te controleren”.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2022;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. tot op heden begroot op in totaal € 18.994 en op € 178 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92 indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.