ECLI:NL:GHDHA:2024:739
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- T.A. de Hek
- M.J.M. van der Weijden
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vastgestelde waarde van een onroerende zaak onder de Wet WOZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een eigenaresse van een onroerende zaak, tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], vastgesteld op € 300.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, dat door de Heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2024 heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde D.A.N. Bartels, haar grieven toegelicht. De Heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met verkoopgegevens van vergelijkingsobjecten. De Rechtbank oordeelde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, en het Hof bevestigt dit oordeel. Het Hof concludeert dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld, en dat de argumenten van belanghebbende, waaronder de invloed van de coronacrisis, niet opgaan, aangezien de waardepeildatum vóór de uitbraak van de pandemie ligt.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 28 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.