Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
AIG Europe SA.,
1.[verweerder 1],
2. [verweerder 2],
3. [verweerder 3],
1.De zaak in het kort
2.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- de akte nadere toelichting na tussenarrest van AIG, met een bijlage;
- de antwoordakte van [verweerders]
3.De verdere beoordeling in hoger beroep
De vastgestelde goodwill door ROKZ voor deelnemingen (verwijt (i)): de curator heeft [verweerders] verweten dat ROKZ op 27 juni 2016 voor (veel) te hoge prijzen twee werkmaatschappijen van de persoonlijke vennootschappen van [verweerders] heeft gekocht. Het gaat hier om transacties die [verweerders] namens ROKZ met hun persoonlijke vennootschappen zijn aangegaan en waarvan zij volgens AIG persoonlijk voordeel hebben genoten omdat ROKZ een veel te hoge koopprijs heeft betaald. Meer concreet is er volgens AIG een goodwill van € 1.009.645,- betaald, die een jaar later al vrijwel volledig bleek te zijn verdampt. [verweerders] voeren echter terecht aan dat AIG zelf heeft gesteld dat de bijbehorende geldleningen voor het grootste gedeelte nooit zijn afgelost. AIG heeft ook niet uitgelegd waaruit het persoonlijk voordeel van [verweerders] in dit verband heeft bestaan.
Euretos B.V. (verwijt (ii)): de curator heeft [verweerders] verweten dat ROKZ aan Euretos B.V., een vennootschap waarvan [verweerder 1] 34 procent van de aandelen houdt en zijn zwager, de heer [naam], de overige aandelen houdt, een substantieel bedrag (€ 624.481,-) heeft betaald zonder dat daar duidelijke afspraken over te leveren diensten tegenover stonden. AIG betwijfelt of kan worden vastgesteld dat ROKZ hiervan nadeel heeft ondervonden. Maar áls ROKZ schade heeft geleden door deze transactie, dan is het volgens AIG evident dat [verweerder 1] belangen had bij deze transactie en dat hij daardoor persoonlijke winst of voordeel heeft behaald. [verweerders] hebben aangevoerd dat ROKZ een marktconforme, zelfs lage prijs heeft betaald voor het onderhoud van systemen en de ontwikkeling van software. Het enkele houden van een belang in Euretos B.V. leverde [verweerder 1] geen direct voordeel op. In de onderneming van Euretos B.V. zullen ten behoeve van de opdracht van ROKZ alleen al aanzienlijke (loon)kosten zijn gemaakt en het staat zeker niet vast dat op de opdracht aanzienlijke winst is gemaakt, laat staan dat een winstgevend project leidt tot een dividenduitkering, aldus [verweerders] hebben ook ten aanzien van dit verwijt terecht aangevoerd dat AIG niet heeft uitgelegd waaruit het persoonlijk voordeel van [verweerder 1] heeft bestaan.
De ‘betalingen voor het harde werken’ (verwijt (iii)): ROKZ heeft volgens de curator onverplicht aanzienlijke bedragen (€ 60.500,- en € 242.000,-) betaald aan D-Invest Holding B.V. en Erwostrijk B.V. Erwostrijk heeft van het aan haar betaalde bedrag 50 procent doorbetaald aan Xintos Holding B.V. en 50 procent aan Intex Holding B.V. Volgens AIG heeft de curator zich op het standpunt gesteld (primair) dat sprake is van onverschuldigde betalingen, omdat er geen facturen of besluiten aan deze betalingen ten grondslag liggen, en (subsidiair) dat de betalingen paulianeus zijn. AIG voert verder aan dat, als de curator in dit verband een beroep zou hebben gedaan op aansprakelijkheid in de zin van artikel 2:9 BW, de uitsluitingsgrond van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden zou gelden, aangezien [verweerders] deze betalingen hebben ontvangen. Vaststaat dat de betalingen ten goede zijn gekomen van drie vennootschappen waarvan [verweerders] 100 procent van de aandelen houden. Gegeven het feit dat er geen rechtsgrond voor de betalingen was, moet worden aangenomen dat de betalingen uiteindelijk ten goede van [verweerders] zijn gekomen. [verweerders] hebben ook niet gemotiveerd gesteld dat dat anders is. Zij hebben weliswaar aangevoerd dat zij niet hebben geprofiteerd van de betalingen omdat hun vennootschappen op een later moment een bedrag van in totaal € 250.000,- aan AIG hebben geleend dat uiteindelijk maar voor een klein gedeelte is terugbetaald vanwege het faillissement van AIG, maar dat neemt niet weg dat [verweerders] persoonlijk hebben geprofiteerd van de eerdere onverplichte betalingen van ROKZ aan D-Invest Holding B.V. en Erwostrijk B.V. De omstandigheid dat ROKZ deze onverplichte betalingen mogelijk ook had kunnen doen als dividenduitkering, doet aan het vorenstaande niet af. Feit is immers dat de betalingen geen dividenduitkeringen zijn. De vordering van het totaalbedrag van € 302.500,- valt daarom onder de uitsluitingsgrond van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden.
De verhoging management fee (verwijt (iv)): het is volgens de curator onduidelijk hoe de verhoging van de management fees (in juli 2017) voor Xintos Holding B.V. en voor D-Invest Holding B.V., op een moment dat de gefailleerde vennootschappen er financieel slecht voor stonden, tot stand is gekomen. In totaal zijn er tussen 3 juli 2017 en 22 september 2017 betalingen aan management fees gedaan voor € 122.850,-, aan Xintos en € 75.698,01 aan D-Invest, waarvan de rechtsgrond onduidelijk is. AIG voert aan dat volgens de curator een rechtsgrond voor de betalingen ontbrak, althans dat de betalingen paulianeus zijn. Als de curator in dit verband een beroep zou hebben gedaan op aansprakelijkheid in de zin van artikel 2:9 BW, zou het zijn gegaan om een situatie waarin [verweerders] zelf persoonlijke winst of voordeel hebben genoten. Maar het is niet duidelijk welk bedrag nu precies vanwege de verhoogde management fee is uitgekeerd, aldus AIG. [verweerders] hebben toegelicht dat de verhoging van de management fee van [verweerder 3] en de (tijdelijke) verhoging van de management fee van [verweerder 2] gebaseerd waren op daarover gemaakte afspraken en dat de management fees niet buitensporig waren. Het enkele ontbreken van schriftelijke documentatie voor een dividendbesluit dan wel een managementovereenkomst voor de verhoging kan geen reden zijn om het verwijt van de curator te laten slagen, terwijl er geen sprake was van persoonlijk genoten voordeel van [verweerders], aldus laatstgenoemden. Het hof overweegt dat sprake is geweest van forse verhogingen van de management fees (vooral voor Xintos Holding B.V.) terwijl het op dat moment slecht ging met ROKZ. Uitgaande van rechtmatige verhogingen van de management fee – voor Xintos Holding B.V. tot € 30.000,- per maand en voor D-Invest Holding B.V. tot € 10.500,- per maand – zou de vergoeding over de maanden juli, augustus en september 2017 voor Xintos Holding B.V. in totaal € 90.000,- en voor D-Invest Holding B.V. in totaal € 31.500,- hebben moeten bedragen. Daaruit volgt dat in ieder geval het meerdere (totaalbedragen van respectievelijk € 32.850,- en € 44.198,01) zonder rechtsgrond betaald is en aan [verweerders] (althans [verweerder 3] en [verweerder 2]) persoonlijk ten goede is gekomen, en de vordering daarvan onder de uitsluitingsgrond van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden valt.
De geldstromen van ROKZ naar inhoofdzaak B.V. en de besteding van gelden binnen inhoofdzaak B.V. (verwijt (vi)): de curator heeft voor diverse overboekingen tussen ROKZ en inhoofdzaak B.V. (in totaal ruim € 4.3 miljoen) en de besteding van deze gelden binnen inhoofdzaak B.V. geen goede verklaring gevonden. Als het verwijt van de curator terecht is, is er sprake van persoonlijke winst of voordeel dat [verweerders] in verband met dit verwijt hebben genoten, aldus AIG. Volgens [verweerders] zijn er met het geld leningen ten bedrage van € 1.030.000,- afgelost die de vennootschappen van [verweerders] aan ROKZ hadden verstrekt. [verweerders] voeren aan dat zij daarvan geen persoonlijk voordeel hebben gehad. Naar het oordeel van het hof heeft AIG ook ten aanzien van dit verwijt niet uitgelegd waaruit het persoonlijk voordeel van [verweerders] heeft bestaan, mede in aanmerking genomen dat met het naar inhoofdzaak B.V overgeboekte geld, (deels) leningen zijn afbetaald die de persoonlijke vennootschappen van [verweerders] hadden verstrekt.
De huurovereenkomst (verwijt (vii)): de curator verwijt [verweerders] dat ROKZ een huurovereenkomst voor een nieuw te betrekken locatie in Best heeft gesloten met Erwostrijk B.V. Erwostrijk B.V. was op dat moment nog aandeelhouder van ROKZ en had als bestuurders [verweerder 1] en [verweerder 2]. Omdat de beide heren toen ook bestuurders van ROKZ waren, was sprake van een tegenstrijdig belang. Na enkele maanden is deze huurovereenkomst weer beëindigd. In de tussentijd heeft ROKZ € 93.842,36 aan huur betaald hoewel het gehuurde formeel niet is betrokken. Bij de beëindiging van de huurovereenkomst is overeengekomen dat ROKZ afziet van vergoedingen voor haar investeringen in het gehuurde, volgens de curator een bedrag van in totaal € 52.000,-. Als de curator in dit verband een beroep zou hebben gedaan op aansprakelijkheid in de zin van artikel 2:9 BW wegens te hoge huurvergoedingen, dan betreft het te hoge huurvergoedingen die [verweerders] zelf via Erwostrijk B.V. hebben opgestreken. Ook bij dit verwijt gaat het dus, aldus AIG, om door [verweerders] genoten winst of voordeel. [verweerders] hebben aangevoerd dat er geen sprake is geweest van persoonlijk voordeel in deze kwestie omdat Erwostrijk B.V. juist al na enkele maanden heeft meegewerkt aan een boetevrije huurbeëindiging en daardoor aantoonbaar schade heeft geleden. Van een persoonlijk belang van de bestuurders dat strijdig was met het belang van ROKZ was geen sprake. Naar het oordeel van het hof heeft AIG ook ten aanzien van dit verwijt niet of onvoldoende uitgelegd waaruit het persoonlijk voordeel van [verweerders] heeft bestaan. Mede gelet op de toelichting van [verweerders] volgt uit het enkele feit dat er bij het aangaan van de huurovereenkomst sprake was van een tegenstrijdig belang, niet dat [verweerder 1] en [verweerder 2] persoonlijk zijn bevoordeeld door deze transactie.