ECLI:NL:GHDHA:2024:727

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
2200332223
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van stiefdochters gedurende meerdere jaren met bewijsvoering en vorderingen benadeelde partijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor seksueel misbruik van zijn stiefdochters. De verdachte is veroordeeld voor het seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen met één van zijn stiefdochters gedurende een periode van ruim zes jaar, en voor eenmalige ontucht met de andere stiefdochter. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze vrijspraak verworpen en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor die onderdelen. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters bevestigd, ondanks de verdediging die stelde dat deze niet authentiek of consistent waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers gedetailleerd en consistent waren, en dat er voldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van €48.267,30 aan de eerste stiefdochter en €2.500,00 aan de tweede stiefdochter. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003322-23
Parketnummer: 09-258165-20
Datum uitspraak: 30 april 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 oktober 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 4, 5 primair en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met beide slachtoffers, voor de duur van 3 jaren. Deze maatregel is door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaard. Bovendien is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: ‘Sv’) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is -thans nog- tenlastegelegd dat:
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2008 tot en met 5 september 2009 te [plaats]althans in Nederland, met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum]1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans een maal, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het uitkleden van en/of zich laten uitkleden door die [slachtoffer 1] en/of het betasten van de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1];
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 september 2013 te [plaats], althans in Nederland, meermalen, althans een maal, met [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum] 1997, over wie hij, verdachte, het gezag uitoefende, althans die hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd en/of die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen, althans een maal, die [slachtoffer 1] uitgekleed en/of zich laten uitkleden en/of de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of zijn, verdachtes penis laten vasthouden en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of zijn, verdachtes vinger(s) en/of tong in/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
5.
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2013 tot en met 23 december 2015 te [plaats]althans in Nederland, meermalen, althans een maal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het grote leeftijdsverschil en/of doordat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als stiefvader, althans verzorger/opvoeder en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie en/of dat verdachte tijdens de minderjarigheid van die [slachtoffer 1] stelselmatig/langdurig ontucht met die [slachtoffer 1] heeft gepleegd en/of (daardoor) een intimiderend/onderdrukkende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten het zich laten aftrekken en /of laten betasten van zijn penis en/of het duwen/brengen van zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina en/of anus van die die [slachtoffer 1] en/of het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of het /breng/duwen van zijn tong op/in de vagina van die [slachtoffer 1], althans het likken van de vagina van die [slachtoffer 1];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2013 tot en met 5 september 2015 te [plaats], althans in Nederland, meermalen, althans een maal, ontucht heeft
gepleegd met de aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum]1997,
bestaande die ontucht hierin dat hij zijn penis heeft laten betasten en/of zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of de vagina en/of de borsten en/of de billen
van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of zijn penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus geduwd/gebracht en/of zijn penis in de mond geduwd/gebracht en/of zijn
tong in/op de vagina heeft geduwd, althans de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt;
6.
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2013 tot en met 2 april 2014 te [plaats], met [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] 2001, over wie hij, verdachte, het gezag uitoefende, althans die hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd en/of die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de buik en/of het masseren van de buik van die [slachtoffer 2] en/of het betasten en/of likken en/of kussen en/of in de mond nemen van de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of het wrijven tussen de (boven)benen en/of het wrijven op/over de vagina van die [slachtoffer 2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van de bewezenverklaring en zal worden vernietigd ten aanzien van de straf en de beslissing op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en dat de verdachte ter zake van het onder 2, 4, 5 primair en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers, voor de duur van drie jaren en de dadelijke uitvoerbaar verklaring van deze maatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van 6 september 2008 tot en met 5 september 2009 te [plaats]
althans in Nederland, met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum]1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen
, althans een maal,buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit
het uitkleden van en/of zich laten uitkleden door die [slachtoffer 1] en/ofhet betasten van de borsten en
/ofbillen en
/ofvagina van die [slachtoffer 1] en
/ofhet laten betasten van zijn, verdachtes, penis
en/of zich laten aftrekkendoor die [slachtoffer 1];
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2010 tot en met 5 september 2013 te [plaats],
althans in Nederland,meermalen
, althans een maal,met [slachtoffer 1], geboren[geboortedatum]1997,
over wie hij, verdachte, het gezag uitoefende, althansdie hij verzorgde en
/ofopvoedde als behorend tot zijn gezin,
althans die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwden
/ofdie de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die bestond
(en
)uit of mede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen,
althans een maal, die [slachtoffer 1] uitgekleed en/of zich laten uitkleden en/ofde borsten en
/ofde billen en
/ofde vagina van die [slachtoffer 1] betast en
/ofde vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
/ofzijn, verdachtes penis laten vasthouden en
/ofzich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
/ofzijn, verdachtes vinger(s) en
/oftong in/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
/ofzijn, verdachtes, penis in de mond en
/ofvagina en
/ofanus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 6 september 2013 tot en met 23 december 2015 te [plaats]
althans in Nederland, meermalen,
althans een maal,door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het grote leeftijdsverschil en
/ofdoordat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als stiefvader,
althans verzorger/opvoederen
/of(daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie en
/ofdat verdachte tijdens de minderjarigheid van die [slachtoffer 1]
stelselmatig/lan
gdurig ontucht met die [slachtoffer 1] heeft gepleegd en
/of(daardoor) een intimiderend
e/onderdrukkendesituatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten het zich laten aftrekken en
/oflaten betasten van zijn penis en
/ofhet duwen/brengen van zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina en/of anus van die
die[slachtoffer 1] en/
ofhet brengen
/duwenvan zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
/of het /breng/duwen van zijn tong op/in de vagina van die [slachtoffer 1], althanshet likken van de vagina van die [slachtoffer 1];
6.
hij in
of omstreeksde periode van 3 april 2013 tot en met 2 april 2014 te [plaats], met [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum]2001
, over wie hij, verdachte, het gezag uitoefende, althansdie hij verzorgde en
/ofopvoedde als behorend tot zijn gezin,
althans die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwden
/ofdie de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de buik en
/ofhet masseren van de buik van die [slachtoffer 2] en
/ofhet betasten
en/of likken en/of kussenen
/ofin de mond nemen van de borst
(en)van die [slachtoffer 2] en
/ofhet wrijven tussen de (boven)benen en
/ofhet wrijven
op/over de vagina van die [slachtoffer 2].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Nadere bewijsoverweging

Inleiding

Na een informatief gesprek met de politie op 3 maart 2018 [1] heeft [slachtoffer 2],(hierna: ‘[slachtoffer 2]’) op 13 april 2018 [2] tegen de verdachte aangifte gedaan van seksueel misbruik. Haar zus, [slachtoffer 1](hierna: ‘[slachtoffer 1]’) heeft, na een informatief gesprek op 5 februari 2020 [3] , op 26 februari 2020 [4] aangifte tegen de verdachte gedaan wegens seksueel misbruik/incest. Op 1 mei 2023 zijn [slachtoffer 1] [5] en [slachtoffer 2] [6] als getuige gehoord bij de rechter-commissaris.
De verdachte heeft ongeveer tien jaar lang een relatie gehad met [naam partner van verdachte], de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: [naam partner van verdachte]resp. ‘de moeder’). Met elkaar hebben zij als gezin samengeleefd op verschillende adressen in [plaats]tot het einde van 2015. In de periode van 24 november 2006 tot 16 december 2010 stond de verdachte ingeschreven op de[adres]in [plaats]. In de periode van 16 december 2010 tot 7 juli 2017 stond de verdachte ingeschreven op de[adres]in [plaats]. [7]
De verdachte wordt ervan verdacht in de periode van 2008 tot en met 2015 zijn beide stiefdochters seksueel te hebben misbruikt.
De verdachte ontkent alle aan hem tenlastegelegde feiten.

Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de beide aangeefsters niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De verklaringen zijn niet voldoende authentiek, consistent en betrouwbaar en bevatten opmerkelijke onjuistheden, aldus de verdediging.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen wèl bruikbaar zijn voor het bewijs. Er zijn geen aanwijzingen dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd. Bovendien zijn de verklaringen wèl voldoende consistent, oprecht, duidelijk en gedetailleerd en daarmee betrouwbaar, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
Het hof ziet, anders dan door de raadsman betoogd, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daartoe stelt het hof voorop dat de beide aangeefsters in alle verklaringen gedetailleerd en consistent zijn geweest in hun beschrijvingen van de seksuele handelingen die zij hebben moeten ondergaan en verrichten. Daar waar de verdediging heeft gewezen op discrepanties, zien deze slechts op ondergeschikte onderdelen en doen zij niet af aan de kern van hetgeen aangeefsters hebben verklaard.
[slachtoffer 1] plaatst de gebeurtenissen in de tijd en koppelt deze aan de woning waar het gezin op dat moment woonde. [8] Daarnaast verklaart [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd over specifieke situaties die zich hebben voorgedaan. Zo vertelt zij in haar drie verklaringen over een situatie waarin de verdachte haar vroeg of zij wist wat klaarkomen was, dat zij zich gedwongen moest uitkleden, dat zij de penis van de verdachte moest vasthouden en dat zij de verdachte gedwongen moest pijpen in de auto. [9] De verdediging heeft gewezen op algemene termen die door [slachtoffer 1] in de verklaringen werden genoemd, zoals ‘alles wat er op het gebied van seksuele misbruik mogelijk is’. [10] Het hof is van oordeel dat deze gekozen bewoording van [slachtoffer 1] niet afdoet aan de gedetailleerde wijze waarop zij verscheidene situaties omschrijft en waarbij zij ook ingaat op specifieke handelingen die de verdachte heeft verricht of die zij moest verrichten.
Ook [slachtoffer 2] verklaart consistent en duidelijk over de gebeurtenis waarbij de verdachte haar borst in de mond heeft genomen en met zijn hand tussen haar benen heeft gezeten. [11] Dat [slachtoffer 2] in haar verhoor heeft verklaard dat het misbruik zou hebben plaatsgevonden op het adres van haar biologische vader vat het hof op als een kennelijke vergissing, nu de context die [slachtoffer 2] bij de situatie schetst een voldoende te reconstrueren beeld geeft van de feitelijke woning. Zij spreekt immers over de verdachte als dader en verklaart dat haar moeder lag te slapen. [12] Dit impliceert dat het op het adres geweest moet zijn waar [slachtoffer 2] samen met haar zus, broertje, moeder en verdachte als gezin samenleefde.
Het hof stelt vast dat de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geruime tijd na het seksueel misbruik zijn afgelegd. Anders dan de raadsman betoogt doet deze omstandigheid naar het oordeel van het hof echter geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de inhoud van deze verklaringen. De aard en ernst van de feiten en de therapie, die zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben gevolgd ter verwerking van het seksuele misbruik, verklaren het tijdsverloop.
Tenslotte merkt het hof op dat de verdachte de beschuldigingen met weinig woorden heeft ontkend. Het hof constateert dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat voor de veronderstelling dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een motief zouden hebben om een valse aangifte te doen tegen de verdachte of niet de gehele waarheid te spreken.
Het hof ziet, gezien het bovenstaande, geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van beide aangeefsters te twijfelen. Te meer nu de door hen afgelegde verklaringen worden gesteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, kunnen deze naar het oordeel van het hof tot het bewijs worden gebezigd.

Steunbewijs

Het hof stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 Sv het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
Het hof moet – met andere woorden – beoordelen of voor de betrouwbaar geachte aangiftes – welke verklaringen lijnrecht tegenover de ontkennende verklaringen van de verdachte staan – het dossier voldoende steunbewijs bevat.
Behandelverslagen [slachtoffer 1]
In het dossier bevindt zich het GGZ behandeldossier van [slachtoffer 1] betreffende de sessies die zij in de jaren 2016 en 2017 heeft gehad met een psycholoog. [13] In de gesprekken met deze psycholoog heeft [slachtoffer 1] verteld over de gebeurtenissen betreffende het seksueel misbruik en heeft zij EMDR-therapie gevolgd. Op 11 augustus 2016, 4 maanden na de start van de behandelingen, vertelt [slachtoffer 1] over het jarenlange misbruik. Op dat moment weten alleen haar vriendje en haar behandelaar dit. [14] Uit de verslagen blijkt dat [slachtoffer 1] zeer moeilijk over de gebeurtenissen kan praten, maar met kleine stapjes vertelt zij steeds meer. [15] Uiteindelijk vertelt zij haar behandelaar dat het misbruik begon toen zij 10/11 jaar oud was en dat de verdachte haar vanaf dat zij 12 jaar oud was ook penetreerde. Het misbruik vond dagelijks plaats. [16] Dit ondersteunt hetgeen zij hierover in haar aangifte en bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Uit de gesprekken met de psycholoog blijkt dat zij worstelt met de relatie met de verdachte, nu zij hem ondanks alles ook wel eens mist. [17]
In de gesprekken met de psycholoog vertelt zij daarnaast over haar relatie met de verdachte, hetgeen zij ook in haar aangifte heeft omschreven. Zo vertelt zij bijvoorbeeld dat zij van de verdachte niet op vakantie mocht met vriendinnen. [18]
Het hof hecht waarde aan dit steunbewijs, nu de behandelingen door de psycholoog hebben plaatsgevonden voordat [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan en in het bijzonder gericht waren op haar beleving en verwerking van het misbruik en niet op beschuldiging van de verdachte.
Verklaring van de moeder
Het hof ziet tevens steunbewijs in de verklaring die is afgelegd door de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], [naam moeder], bij de politie op 20 februari 2020 [19] en bij de rechter-commissaris op 8 mei 2023. [20]
Ten eerste bevestigt de moeder in die verklaring dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld over dat zij seksueel misbruikt is door de verdachte. De moeder verklaart over de wijze waarop [slachtoffer 2] dit vertelde, namelijk door te doen alsof het verhaal over een vriendinnetje van haar ging. Later vertelde [slachtoffer 2] dat het haar zelf betrof en dat het ging om aanrakingen met de hand en de tong op haar knie, borst en nek. De aanrakingen zouden plaats hebben gevonden op de bank in de woonkamer. [21] [slachtoffer 2] heeft dit rond mei/juni van het jaar 2014 verteld. [22] Dit komt overeen met hetgeen [slachtoffer 2] hier zelf over heeft verklaard. [23]
Bovendien bevestigt de moeder ook een aantal andere punten uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]:
 de verdachte vond het niet goed dat [slachtoffer 1] met haar vriendinnen op vakantie ging. [24]
 de verdachte dronk grote hoeveelheden bier per dag. [25]
 [ [slachtoffer 1] bleef vaak thuis bij de verdachte tijdens familiebezoeken. [26]
Conclusie steunbewijs
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat er niet is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden immers op essentiële punten ondersteund door een bewijsmiddel uit andere bron, namelijk de behandelverslagen van [slachtoffer 1] en de verklaring van de moeder.

Feit 2

Het onder feit 2 tenlastegelegde ziet op de gepleegde ontucht door de verdachte bij [slachtoffer 1] dat heeft plaatsgevonden in de periode van 6 september 2008 tot en met 5 september 2009 in [plaats].
[slachtoffer 1] verklaart in haar aangifte dat zij door de verdachte is betast bij haar borsten, billen en vagina. [27] Zij verklaart dat deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden [adres 1]in [plaats]. Volgens het SKDB (bevattende informatie uit de Basisregistratie Personen) van de verdachte heeft het gezin van 24 november 2006 tot 16 december 2010 op dit adres gewoond. [slachtoffer 1] verklaart daarnaast dat toen zij 11 of 12 jaar oud was, de verdachte haar heeft gedwongen tot het betasten van zijn penis. [28]
[slachtoffer 1] heeft meermaals verklaard dat het misbruik 7 jaar lang heeft geduurd, en stopte toen zij 18 jaar oud was. [29] Op de vraag van de politie wat er [adres 1]is gebeurd, antwoord [slachtoffer 1] dat daar twee keer iets is gebeurd, zij was toen een jaar of 10. [30]

Feit 4

Onder feit 4 is tenlastegelegd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - onder meer - het seksueel binnendringen van [slachtoffer 1] toen zij 12 maar nog geen 16 jaar oud was, namelijk in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 september 2013 in [plaats].
Hieromtrent heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij twaalf jaar was toen de verdachte haar penetreerde met zowel zijn vingers als zijn penis. [31] Zij verklaart daarnaast dat de verdachte toen zij 14, 15 of 16 was ook drie keer anale seks met haar heeft gehad. [32] De handelingen die tijdens de seks hebben plaatsgevonden vat [slachtoffer 1] als volgt samen: ‘Pijpen, beffen, verkrachting, vaginaal en anaal, knijpen in de borsten, slaan op de billen en betasten van de vagina’. [33] Daarnaast geeft zij aan dat de meeste misbruikhandelingen hebben plaatsgevonden [adres 2]in [plaats]. [34] Uit de SKDB blijkt dat de verdachte in de periode van 16 december 2010 tot en met 7 juli 2017 op dit adres heeft gewoond. Eind 2015 is [slachtoffer 1] bij de verdachte uitgetrokken. [35]

Feit 5

Onder feit 5 is tenlastegelegd dat de verdachte zich -onder meer - heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] nadat zij de leeftijd van 16 jaar had bereikt. Dit heeft plaatsgevonden in de periode van 6 september 2013 tot en met 23 december 2015 in [plaats].
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij minimaal honderd keer door de verdachte is verkracht. De laatste keer dat dit gebeurde was op 22 of 23 december 2015, toen zij 18 jaar was, kort voordat zij uit huis is gegaan bij de verdachte. [36] Hieruit leidt het hof af dat deze verkrachtingen hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode, toen [slachtoffer 1] 16, 17 en 18 jaar oud was.

Feit 6

Onder feit 6 is de ontucht met [slachtoffer 2] in de periode van 3 april 2013 tot en met 2 april 2014 te [plaats]tenlastegelegd.
[slachtoffer 2] verklaart dat zij 12 jaar was toen de ontucht plaatsvond. [37] Het hof heeft eerder overwogen dat [slachtoffer 2] zich (kennelijk) heeft vergist bij het noemen van het adres waar de ontucht heeft plaatsgevonden. Gelet op haar verklaring dat zij op dat moment samenwoonde met haar moeder, de verdachte, haar zus en broertje, stelt het hof vast dat de ontucht moet hebben plaatsgevonden [adres 2]in [plaats].
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte met zijn mond op haar borst zat en haar vagina en benen heeft betast. [38] Dit heeft zij ook aan haar moeder verteld. [39]
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

verkrachting, meermalen gepleegd.

Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn twee minderjarige stiefdochters: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Waar het bij [slachtoffer 2] bij één gebeurtenis is gebleven, heeft het veelvuldig en ernstig misbruik van [slachtoffer 1], waaronder wel 100 verkrachtingen, jarenlang plaatsgevonden, te weten gedurende een periode van ruim zeven jaar. Het misbruik heeft bovendien plaatsgevonden in de thuisomgeving van de slachtoffers, waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. De verdachte heeft beide slachtoffers -onder meer door te dreigen zichzelf iets aan te doen- ervan weerhouden anderen te vertellen over het misbruik. [slachtoffer 1] heeft op zeer jonge leeftijd aan verdachte te kennen gegeven dat zij bereid was zich op te offeren en het misbruik te ondergaan op voorwaarde dat de verdachte niet hetzelfde bij haar zusje zou doen. De verdachte heeft haar dit ook beloofd. Achteraf heeft zij moeten horen dat hij zich, ondanks haar opoffering, toch heeft vergrepen aan haar zusje, hetgeen de pijn en het verdriet van het [slachtoffer 1] eens te meer heeft versterkt. Daar komt nog bij dat het in deze zaak om seksueel misbruik van twee (deels: zeer) jonge meisjes gaat die aan de zorg van de verdachte waren onderworpen. De verdachte heeft tot op de dag van vandaag geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen, hetgeen het verwerkingsproces van de slachtoffers en hun naasten des te meer verzwaart.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie [datum] 2024, waaruit blijkt dat de verdachte geruime tijd geleden onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, namelijk de mishandeling van zijn partner.
Gezien de aard en de ernst van de feiten acht het hof -in beginsel- een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren passend en geboden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat er aan de verdachte, naast een langdurige gevangenisstraf, een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 3 jaren zal worden opgelegd. Het hof zal deze maatregel niet opleggen, nu oplegging gelet op de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf uitsluitend symbolische betekenis zou kunnen hebben.
Redelijke termijn
Het hof constateert dat in deze zaak de redelijke termijn in eerste aanleg met iets meer dan een jaar tijd overschreden.
Daarnaast gaat het in deze zaak om zeer oude feiten die hebben plaatsgevonden in de periode van 2008 tot en met ultimo 2015, een tijdvak dat ruim 8 jaar geleden eindigde. Hoewel dit geenszins afdoet aan de ernst van de feiten, zal het hof hiermee – en met de schending van de redelijke termijn - in de strafoplegging rekening houden in die zin dat het hof een half jaar minder gevangenisstraf zal opleggen dan de in beginsel passende gevangenisstraf van 7 jaren.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6,5 jaar (78 maanden) een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1]zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 48.267,30.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist, in zoverre dat de benadeelde partij gelet op de bepleitte vrijspraak in die vordering niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade, ook voor zover het de gevorderde studievertraging betreft, een rechtstreeks gevolg is van het onder 2, 4 en 5 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2, 4 en 5 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 48.267,30 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2]zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist, in zoverre dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering gezien de bepleitte vrijspraak.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 242, 245, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
78 (achtenzeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]ter zake van het onder 2, 4 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 48.267,30 (achtenveertigduizend tweehonderdzevenenzestig euro en dertig cent) bestaande uit € 18.267,30 (achttienduizend tweehonderdzevenenzestig euro en dertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 2, 4 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 48.267,30 (achtenveertigduizend tweehonderdzevenenzestig euro en dertig cent) bestaande uit € 18.267,30 (achttienduizend tweehonderdzevenenzestig euro en dertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 276 (tweehonderdzesenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 december 2015.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt e duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 april 2014.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. J.W. van den Hurk en mr. J.P.L.M. Remmerswaal, in bijzijn van de griffier mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2024.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van de politie eenheid Den Haag d.d. 3 maart 2018, met nummer PL1500-2018043825-2,
2.proces-verbaal van aangifte van de politie eenheid Den Haag d.d. 13 april 2018, met nummer PL1500-2018043825-1, p. 13-23 (hierna: aangifte [slachtoffer 2].
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van de politie eenheid Den Haag d.d. 5 februari 2020, met nummer PL1500-2018043825-4,
4.Proces-verbaal van aangifte van de politie eenheid Den Haag d.d. 26 februari 2020, met nummer PL1500-2020050102-1, p. 25-31 (hierna: aangifte [slachtoffer 1]).
5.Proces-verbaal van rc-verhoor getuige [slachtoffer 1]d.d. 1 mei 2023 (hierna: verhoor [slachtoffer 1]).
6.Proces-verbaal van rc-verhoor getuige [slachtoffer 2]d.d. 1 mei 2023 (hierna: verhoor [slachtoffer 2].
7.Proces-verbaal van bevindingen van de politie eenheid Den Haag d.d. 21 oktober 2020, onder nummer PL1500-2018043825-26.
8.Aangifte [slachtoffer 1] p. 26.
9.Informatief gesprek [slachtoffer 1] p. 10-11, aangifte [slachtoffer 1] p. 26, 27 onderaan en p. 28, verhoor [slachtoffer 1] p. 5 onderaan, p. 6 onder punt 30.
10.Aangifte [slachtoffer 1] p. 27 onderaan.
11.Aangifte [slachtoffer 2], p. 15.
12.Aangifte [slachtoffer 2] p. 15.
13.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen van de politie eenheid Den Haag d.d. 2 april 2020 onder het nummer PL1500-2020050102-2, p. 51-86 (hierna: behandelverslagen [slachtoffer 1]).
14.Behandelverslagen [slachtoffer 1], p. 74.
15.Behandelverslagen [slachtoffer 1] p. 67.
16.Behandelverslagen [slachtoffer 1] p. 65.
17.Behandelverslagen [slachtoffer 1], p. 74.
18.Behandelverslagen [slachtoffer 1], p. 64
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van slachtoffer 1 en 2]van de politie eenheid Den Haag d.d. 28 februari 2020, onder nummer PL1500-2018043825-5 (hierna: verhoor moeder politie), p. 35-38.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van slachtoffer 1 en 2] d.d. 8 mei 2023 (hierna: verhoor moeder RC).
21.Verhoor moeder politie, p. 36.
22.Verhoor moeder RC, pt. 10.
23.Aangifte [slachtoffer 2], p. 19.
24.Verhoor moeder RC, pt. 30.
25.Verhoor moeder RC, pt. 27 en pt. 31.
26.Verhoor moeder RC, pt. 29.
27.Aangifte [slachtoffer 1], p. 26.
28.Aangifte [slachtoffer 1], p. 28.
29.Informatief gesprek [slachtoffer 1], p. 10 en aangifte [slachtoffer 1], p. 30.
30.Aangifte [slachtoffer 1], p. 26
31.Aangifte [slachtoffer 1], p. 28.
32.Aangifte [slachtoffer 1], p. 29.
33.Aangifte [slachtoffer 1], p. 27.
34.Aangifte [slachtoffer 1], p. 26.
35.Aangifte [slachtoffer 1], p. 30.
36.Aangifte [slachtoffer 1], p. 30.
37.Aangifte [slachtoffer 2], p. 14.
38.Aangifte [slachtoffer 2], p. 15.
39.Verhoor moeder politie, p. 36.