ECLI:NL:GHDHA:2024:718

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
2200230023
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag en rijden onder invloed met gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag, rijden onder invloed van MDMA, het voorhanden hebben van XTC-pillen en een stroomstootwapen. Op 9 mei 2020, onder invloed van MDMA, keerde de verdachte zijn auto op de snelweg en reed tegen de rijrichting in. Dit leidde tot een ongeval waarbij het slachtoffer, dat moest uitwijken voor de spookrijdende verdachte, zwaar lichamelijk letsel opliep en arbeidsongeschikt raakte. Het hof sprak de verdachte vrij van het verlaten van de plaats van het ongeval, omdat er geen bewijs was dat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn acties. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van roekeloos rijgedrag en de gevolgen daarvan voor andere weggebruikers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002300-23
Parketnummer: 09-234595-21
Datum uitspraak: 1 mei 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 juli 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op 21 februari 1966,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Daarnaast is een inbeslaggenomen stroomstootwapen onttrokken aan het verkeer verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 mei 2020 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A4 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een auto te besturen, terwijl hij drugs, te weten MDMA en/of MDA en/of Groepamfetamineachtigen had gebruikt/genuttigd,
- met groot licht en al slingerend op die (snel)weg te rijden,
- op die (snel)weg zijn auto om te keren,
- ( vervolgens) tegen de rijrichting in op diezelfde (snel)weg te rijden,
- niet uit te wijken om te proberen een frontale botsing te voorkomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten kneuzingen in de nek en/of schouders en/of een whiplash, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2020 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, A4, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- een auto te besturen, terwijl hij drugs, te weten MDMA en/of MDA en/of Groepamfetamineachtigen had gebruikt/genuttigd,
- met groot licht en al slingerend op die (snel)weg te rijden,
- op die (snel)weg zijn auto om te keren,
- ( vervolgens) tegen de rijrichting in op diezelfde (snel)weg te rijden,
- niet uit te wijken om te proberen een frontale botsing te voorkomen, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 9 mei 2020 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of 's-Gravenhage een voertuig, te weten een een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten MDMA, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten MDA en/of Groepamfetamineachtigen terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 486 microgram MDMA per liter bloed en/of 25 microgram MDA per liter bloed en/of 511 microgram Groepamfetamineachtigen bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Leidschendam op/aan de A4, op of omstreeks 9 mei 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 9 mei 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 48 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 9 mei 2020 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het 1 primair, 2, 3, 4, en 5 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 3
Naar het oordeel van het hof kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ongeval had veroorzaakt en dat hij met deze wetenschap de plaats van het ongeval heeft verlaten, zodat de verdachte van feit 3 behoort te worden vrijgesproken. De auto van de verdachte en de auto van het slachtoffer zijn met hoge snelheid langs elkaar gereden en hebben elkaar niet geraakt. Er is geen bewijs dat de verdachte heeft gemerkt dat de auto van het slachtoffer als gevolg van het spookrijden door de verdachte achter hem in de slip is geraakt en over de kop is geslagen, ook niet toen hij – na opnieuw gekeerd te zijn – langs de op zijn dak liggende auto van het slachtoffer reed.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primair
hij op
of omstreeks9 mei 2020 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A4
,zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
, namelijkdoor roekeloos
, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een auto te besturen, terwijl hij drugs, te weten MDMA en
/ofMDA
en/of Groepamfetamineachtigenhad gebruikt
/genuttigd,
- met groot licht en al slingerend op die
(snel
)weg te rijden,
- op die
(snel
)weg zijn auto om te keren,
-
(vervolgens
)tegen de rijrichting in op diezelfde
(snel
)weg te rijden,
- niet uit te wijken om te proberen een frontale botsing te voorkomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel, te weten kneuzingen in de nek en/of schouders en/of een whiplash, ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks9 mei 2020 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
en/of 's-Gravenhageeen voertuig, te weten een
eenpersonenauto, heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2
,van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer
,aangewezen stof
en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994,te weten MDMA, in combinatie met een
of meer andere van dezeaangewezen stof
fen, te weten MDA
en/of Groepamfetamineachtigenterwijl
ingevolgebijeen onderzoek in de zin van artikel 8 van
de Wegenverkeerswet 1994genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed
bij iedere aangewezen stof en/of alcohol486 microgram MDMA per liter
bloeden
/of25 microgram MDA per liter
bloed en/of 511 microgram Groepamfetamineachtigenbedroeg
, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4.
hij op
of omstreeks9 mei 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer48 pillen
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op
of omstreeks9 mei 2020 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 5
°van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos
kondenkunnenworden gemaakt of pijn
konkanworden toegebracht
,voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota - vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet de spookrijder is geweest en evenmin het verkeersongeluk heeft veroorzaakt.
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij op 9 mei 2020, onder invloed van XTC, in een donkergrijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] over de A4 reed vanuit Rotterdam richting Leiden en Den Haag. Hij is een ongeval gepasseerd, heeft de afrit naar Leiden genomen, is de aan de andere kant de snelweg weer opgegaan en heeft toen het ongeval vanaf de andere kant van de weg gezien. Hij is niet tegen het verkeer ingereden en heeft het ongeluk niet veroorzaakt.
Het hof gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van het volgende.
Op 9 mei 2020 heeft ’s nachts rond 02.30 uur een ongeval plaatsgevonden op de snelweg A4. Het slachtoffer [slachtoffer] reed in haar Toyota Aygo ter hoogte van Leidschendam in de richting van Amsterdam. Zij reed op de linkerrijstrook achter een andere auto met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur. Op enig moment zag zij de auto die voor haar reed plots uitwijken naar rechts, waarna zij ineens koplampen op zich af zag komen. Om een frontale aanrijding te voorkomen week zij uit naar de vangrail aan de linkerzijde. Door de uitwijkmanoeuvre raakte haar auto in de slip en vloog haar auto over de kop. Het slachtoffer is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Zij had kneuzingen in haar nek en schouders. Zij is sinds het ongeval onder behandeling van een psycholoog. Zij is al geruime tijd arbeidsongeschikt.
Getuige [getuige 1] reed op 9 mei 2020 omstreeks 02.20 uur met zijn vrachtwagen op de A4 in de richting van Amsterdam toen hij ter hoogte van hectometerpaal 39.3 in zijn spiegels een voertuig zag naderen. Het voertuig voerde groot licht en slingerde van links naar rechts en haalde hem met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur in. Het voertuig betrof een grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]. Gezien de rijstijl van de bestuurder van het voertuig besloot [getuige 1] een melding te maken bij de politie. [getuige 1] verloor het voertuig even later kort uit het zicht. Niet veel later zag hij plots dat een voertuig in tegengestelde richting, dus spookrijdend, op de linkerrijstrook van de door hem, [getuige 1], bereden rijbaan in de richting van Den Haag reed. Het betrof een klein grijs voertuig dat met hoge snelheid reed. Verderop zag [getuige 1] een voertuig op zijn kop liggen.
Getuige [getuige 2] reed op 9 mei 2020 rond 02.30 uur in zijn personenauto met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur op de A4 komende uit de richting van Den Haag en gaande in de richting van Amsterdam. Ter hoogte van hectometerpaal 37.3 zag [getuige 2] dat op ongeveer 75 meter voor hem een personenauto reed, en dat voor deze auto nog een donkere personenauto reed. Het betrof een personenauto van het merk Volkswagen Golf. [getuige 2] zag dat deze personenauto half de vluchtstrook op reed en opeens een bocht maakte. Hij zag dat de auto een U-bocht maakte en daarna tegengesteld aan de rijrichting ging rijden aan de voor [getuige 2] linkerzijde van de snelweg. Hij zag dat de personenauto snelheid maakte en al spookrijdend in zijn richting kwam rijden. Hij zag dat het voertuig hem passeerde en tegen de rijrichting in bleef rijden, waarna hij aan de linkerzijde van snelweg lichtflitsen zag bij de vangrail.
Getuige [getuige 3] reed op 9 mei 2020 omstreeks 02.15 uur op de A4 in de richting van Amsterdam. Nadat hij enkele vrachtauto’s op de tegengestelde rijbaan van de A4 had zien seinen met groot licht, zag hij een personenauto in tegengestelde richting komen aanrijden op rijstrook 1 (het hof begrijpt: de linkerrijstrook), een spookrijder. Het voertuig betrof volgens de getuige een Volkswagen Golf.
Het hof stelt vast dat de verdachte in een donkergrijze Volkswagen Golf rond het tijdstip van het ongeval op de A4 reed. Gelet op het feit dat (a) korte tijd nadat de verdachte getuige [getuige 1] was gepasseerd, getuige [getuige 1] een spookrijder zag, (b) het feit dat door getuige [getuige 2] is gezien dat een donkere auto een U-bocht maakte en in tegengestelde richting ging rijden en (c) getuige [getuige 3] een Volkswagen Golf in tegengestelde richting (en dus) als spookrijder zag komen aanrijden, kan het niet anders dan dat het de auto van de verdachte is geweest die de getuigen hebben waargenomen, en dat derhalve de verdachte degene is geweest die het ongeluk heeft veroorzaakt. Het scenario dat een ander dan verdachte op dat moment heeft spookgereden en het ongeluk heeft veroorzaakt acht het hof niet aannemelijk.
Nu het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, rijst de vraag in welke mate de verdachte daaraan schuld heeft gehad.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) houdt in dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Wanneer er sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit gekwalificeerd worden als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. Of sprake is van dergelijke schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten die op 1 januari 2020 in werking is getreden, is de reikwijdte van roekeloosheid als vorm van schuld als bedoeld in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, gewijzigd. Aan het tweede lid van artikel 175 WVW is door de wetgever als slotzin toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. In artikel 5a WVW is strafbaar gesteld het opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate geschonden worden, indien daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is te duchten. Als zodanige verkeersgedraging wordt in die bepaling onder andere genoemd het tegen de verkeersrichting in rijden.
Zoals hiervoor overwogen heeft het hof vastgesteld dat de verdachte zijn voertuig op de vluchtstrook van de A4 heeft gekeerd en tegen de verkeersrichting in is gereden. De verdachte heeft verklaard dat hij XTC had gebruikt voordat hij in zijn auto stapte. Bij een onderzoek van het bloed van de verdachte is 486 microgram MDMA en 25 microgram MDA per liter bloed aangetroffen. Bij elkaar opgeteld  welke optelling is toegestaan ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel a van het Besluit alcohol, drugs en en geneesmiddelen in het verkeer  is dit meer dan tien keer zoveel als wettelijk is toegestaan.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan de in het eerste lid van artikel 5a WVW onder j genoemde gedraging. Dit gebeurde terwijl hij onder invloed van drugs verkeerde op de zojuist vermelde wijze. Deze laatste omstandigheid neemt het hof in aanmerking op de voet van het bepaalde in artikel 5a, tweede lid, WVW.
Voor de toepassing van hierboven bedoelde slotzin van artikel 175, tweede lid, WVW is noodzakelijk dat is voldaan aan de vereisten uit de aanhef van artikel 5a, eerste lid, WVW. Tot die vereisten behoort in de eerste plaats dat de verkeersgedraging opzettelijk wordt verricht. Daarvan is naar het oordeel van het hof sprake. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt dat de verdachte een U-bocht heeft gemaakt en dus uit zichzelf is gekeerd. Aanknopingspunten voor een externe oorzaak die voor het draaien van verdachtes auto gezorgd zou hebben heeft het hof niet in het dossier aangetroffen. Bij deze stand van zaken concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de verdachte opzettelijk tegen de rijrichting in is gaan rijden. Ook met betrekking tot het rijden onder invloed neemt het hof opzet aan. Verdachte heeft op dit punt zelf verklaard dat, toen hij ging rijden, hij zich van zijn voorafgaande drugsgebruik bewust was. Een tweede vereiste is dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten moet zijn geweest. Ook aan dit vereiste is naar het oordeel van het hof voldaan. Dat spookrijden op de snelweg tot frontale botsingen kan leiden is een feit van algemene bekendheid. Hetzelfde geldt voor het gegeven dat, bij de snelheden die op de snelweg gebruikelijk zijn, frontale botsingen zeer dikwijls zwaar lichamelijk letsel of de dood van een ander tot gevolg hebben. Het bedoelde gevaar was dus ook in dit geval beslist te duchten. Dat dit risico zich niet daadwerkelijk heeft verwezenlijkt doet daaraan niet af. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich derhalve opzettelijk zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in dusdanig ernstige mate zijn geschonden dat levensgevaar voor een ander te duchten was. Op de voet van het bepaalde in de slotzin van artikel 175, tweede lid, WVW is daarmee sprake van roekeloosheid.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet

en

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een ongeval veroorzaakt doordat hij onder invloed van een hoeveelheid MDMA en MDA in zijn auto is gestapt, op de snelweg is omgekeerd, en in tegengestelde rijrichting is gaan spookrijden. Doordat het slachtoffer [slachtoffer] plots geconfronteerd werd met het roekeloze rijgedrag van de verdachte heeft zij moeten uitwijken waardoor haar auto in de slip is geraakt en zij over de kop is geslagen. Ten gevolge van het ongeval is het slachtoffer gewond geraakt. Tot op heden ervaart zij de gevolgen van het ongeval nu zij volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Ten tijde van het ongeval stond de verdachte bovendien ingeschreven als rijschoolhouder. Dat de verdachte met zo’n functie dusdanig roekeloos rijgedrag vertoont, rekent het hof de verdachte aan. Daarnaast heeft de verdachte ook een verboden stroomstootwapen in zijn bezig gehad, alsmede een hoeveelheid van 48 pillen MDMA. Deze verdovende middelen vormen een gevaar voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van (ernstige) criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 april 2024 waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het feit niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op voornoemde omstandigheden en op het feit dat de feiten dateren van bijna vier jaar geleden, is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welke het onder 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Stroomstootwapen.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry,
mr. G.C. Haverkate en mr. F.W. Pieters, in bijzijn van de griffier mr. C. Rietdijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 mei 2024.
Mr. F.W. Pieters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.