Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 30 september 2022, waarmee appellante in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2022 (hierna: het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van appellante, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van geïntimeerden, met bijlagen;
- de brief van 9 november 2023 met bijlagen van appellante;
- het afschrift van het boedelregister van 16 november 2023 van geïntimeerden dat zij ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling
Bevoegdheid
Daarnaast ligt ter beoordeling voor of de vordering door alle erven is ingesteld.[Appellante]
, [zus 1] , [zus 2] en [broer 1] hebben de nalatenschap van erflater verworpen waardoor eisers[geïntimeerden]
de enige bekende erfgenamen zijn van erflater. De enkele stelling van[appellante]
dat erflater in Marokko nog nakomelingen heeft en er dus waarschijnlijk meer erfgenamen zijn, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet gemaakt. Zij heeft alleen gesteld dat er verhalen in de familie zijn dat erflater nog kinderen had in Marokko, maar dit heeft zij verder niet toegelicht. Ook is niet gesteld noch anderszins gebleken dat zich andere mogelijke erfgenamen bij partijen hebben gemeld. De rechtbank ziet derhalve geen reden om [geïntimeerde 1] c.s.[geïntimeerden]
op grond hiervan niet-ontvankelijk te verklaren.”
7.Beslissing
- vernietigt het bestreden vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2022 en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart geïntimeerden niet-ontvankelijk in hun inleidende vorderingen;
- compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.