III. akte vragend van de na-omschreven wijziging van reconventionele eis van incidenteel appellanten en wel dat zij hun eis wijzigen opdat uw Hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad t.b.v. de gemeenschap resp. [geïntimeerde 1] c.s.:
A. voor recht te verklaren dat de verklaring van wijlen mevrouw [erflaatster] , overleden [sterfdatum] 2017, bij (ver)koopovereenkomst van 18 december 2014 en het testament van erflaatster voornoemd ook van 18 december 2014 niet overeenstemt met haar wil respectievelijk haar uiterste wil en dan ook geen rechtsgevolgen hebben;
B. vordering A, ingesteld bij conclusie van 10 maart 2021, gelezen dient te worden als vordering B, dat wil zeggen, althans in geval vordering A niet toewijsbaar is:
B.1. te verklaren voor recht dat nietig is dan wel vernietigd is het testament van erflaatster voornoemd, dit op de gronden toegelicht sub 3.2 en 3.8 van de conclusie van 10 maart 2021 en ook o.a. in deze memorie (wilsonbekwaamheid; onjuiste beweegreden);
B.2 en B.3. te verklaren voor recht:
-dat nietig is dan vernietigd is de koopovereenkomst van 18 december 2014 als ook de beweerde schenkingen en leningen ad € 196.995 en € 115.000 althans dat de waarde van het pand [adres 2] per de datum van de verdeling daarvan tot de nalatenschap van erflaatster behoort (gronden toegelicht 3.2 en 3.10 conclusie 10 maart 2021 c.q. 1.2 akte 21 juli 2021 en ook o.a. in deze memorie: geestelijke stoornis; nietigheid art. 7:2 lid 1 BW; misbruik van omstandigheden);
-althans: ex art. 3:54 lid 2 BW in plaats van vernietiging op grond van misbruik van omstandigheden, de gevolgen van de koopovereenkomst voornoemd te wijzigen en wel in die zin, en voor recht wordt verklaard, dat [appellant 1] is verschuldigd voor de koop van het pand voornoemd, als ook de betaling door haar van, en verrekening daarvan plaatsvindt ten behoeve van de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap van erflaatster naar rato van, een reële (niet weggeschonken) koopsom;
C1 ter zake onrechtmatig handelen, als gevorderd bij conclusie van 10 maart 2021 onder B: bevestiging al dan niet met verbetering van gronden van het tussenvonnis van 9 maart 2022 inzake schade vaderlijk erfdeel en:
C.2 ter zake onrechtmatig handelen (als vordering A of vordering B.2 en B.3 niet worden toegewezen): [appellant 1] te veroordelen tot vergoeding van de schade aan de gemeenschap althans aan [geïntimeerde 1] c.s. ter zake het onrechtmatig handelen toegelicht in par. 4 van de nadere conclusie en o.a. in grief 5 van deze memorie, zo al nodig nader op te maken bij staat, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2014 tot de dag der algehele voldoening;
subsidiair(wijziging van eis; niet: meer subsidiair, sub 15 akte 20 april 2022): de vorderingen D en E (legitieme portie) en, in geval van vernietiging in het principaal appel van het tussenvonnis, vordering F;
nog meer subsidiair
G. vordering G, eerder als vordering C ingesteld op 10 maart 2021, en ook overigens met wijziging van eis als hiervoor sub 5.6 omschreven, dat wil zeggen met veroordeling van [appellant 1] en [appellant 2] tot nakoming van de (oorspronkelijk bij vordering C omschreven) overeenkomst, met wijziging als na-omschreven, dat voor recht wordt verklaard i) dat de opbrengst van de verkoop van het pand [adres 1] met levering op 23 december 2022 ponds ponds gewijs toekomt aan [geïntimeerde 1] respectievelijk [geïntimeerde 2] en ii) dat over het separaat verschuldigde bedrag ad € 97.500 toekomend aan [geïntimeerde 1] respectievelijk [geïntimeerde 2] de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 1 januari 2019 tot de dag der algehele voldoening en met hoofdelijke veroordeling tot betaling daarvan van [appellant 1] en [appellant 2] en iii) overigens met veroordeling van [appellant 1] c.s. tot vergoeding aan [geïntimeerde 1] c.s. van overige schade nader op te maken bij staat en iv) hen overigens te gebieden alles te doen wat nuttig en nodig is alles zoals bij conclusie op 10 maart 2021 gevorderd;
in conventie en in reconventie, de vorderingen H t/m J (oorspronkelijk sub G t/m 1) en waarbij H “
inzake de sub A.ii.1 en sub F bedoelde .. nietigheid / vernietiging van de .. overeenkomst ..” gelezen dient te worden: “
inzake het sub A, B.2 en F bedoelde .. ontbreken van rechtsgevolgen, nietigheid / vernietiging van ..” en I “
gesteld” gelezen dient te worden: “
.. gesteld en gevorderd ..”;
K. met bevel aan, althans tot veroordeling van, [appellant 1] c.s. tot het verstrekken in afschrift aan [geïntimeerde 1] c.s. van de stukken gespecificeerd sub 3.47 onder a t/m e (stukken 2014), als ook bij pv/bevel van 12 mei 2021 (stukken 2018), alles binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis en op verbeurte van een dwangsom ad € 500,- per schriftelijk stuk dat niet verstrekt worden en voor elke dag dat [appellant 1] c.s. nalaat deze stukken te verstrekken;
L. inzake ‘sieraden’ respectievelijk ‘opbrengst [adres 1] ’: [appellant 1] c.s. te veroordelen binnen 7 dagen na het in deze te wijzen (tussen)arrest:
1. de transporterend notaris [notaris] ( [notariskantoor 1] ) schriftelijk te berichten dat de verkoopopbrengst [adres 1] overgemaakt dient te worden op de ervenrekening erflaatster en te gehengen en te gedogen en niet op enigerlei wijze (daaronder beslaglegging begrepen) te verhinderen dat voorlopige uitdeling als voorzien bij eindvonnis plaatsvindt;
2. in overleg met [geïntimeerde 1] c.s. een datum te plannen waarop, binnen 3 weken na (tussen)arrest, [geïntimeerde 1] en [appellant 1] (c.q. partijen) bij elkaar komen en in goed en redelijk overleg tot verdeling van de sieraden komen (gespecificeerd op de producties 86 en 87) en, bij gebreke van in onderleg overleg bereikte overeenstemming daarover, [appellant 1] te veroordelen tot afgifte van de sieraden aan [geïntimeerde 1] c.s. en met machtiging door uw Hof van [geïntimeerde 1] c.s. om vervolgens een redelijke verdeling vast te stellen van deze sieraden tussen [geïntimeerde 1] en [appellant 1] ;
3. het sub L 1 t/m 3 bepaalde op straffe van een dwangsom ad € 1.000,- voor iedere dag en voor iedere overtreding dat [appellant 1] c.s. hierin nalatig blijft.