ECLI:NL:GHDHA:2024:660

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
22-001914-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Computervredebreuk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk met gebruik van valse sleutels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in Rotterdam. De verdachte, een stagiaire bij een rederij, werd beschuldigd van computervredebreuk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk, zoals vastgelegd in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een server van het bedrijf, waarbij gebruik werd gemaakt van valse sleutels, namelijk een gebruikersnaam en wachtwoord. De verdachte had gegevens over containers opgevraagd en gedeeld via Snapchat.

Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het tenlastegelegde feit, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de Snapchat-conversaties niet volledig waren en dat een ander mogelijk de gegevens had opgevraagd. Het hof vond echter overtuigend bewijs dat de verdachte zelf de containergegevens had opgevraagd en gedeeld. De onvolledigheid van de conversaties werd niet als een belemmering gezien voor het bewijs, aangezien de context voldoende duidelijk was.

De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de logistieke keten van verdovende middelen, en haar jeugdige leeftijd. De beslissing om de verdachte te veroordelen werd genomen met inachtneming van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 138ab Sr.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001914-23
Parketnummer: 10-166772-22
Datum uitspraak: 9 april 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
zij, in de periode van 19 november 2020 tot en met 22 november 2020 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van een) geautomatiseerde werk, te weten een server en/of netwerk en/of computersysteem van [bedrijf], althans in gebruik bij [bedrijf] en/of waarop het ECT-systeem ContainerStatus bereikbaar is, is binnengedrongen met behulp van één of meer valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot voornoemd systeem met een ander doel dan waarvoor haar die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor haar die toegang was toegestaan, door in het ECT-systeem ContainerStatus van [bedrijf] te zoeken op zoeksleutel [letter/cijfercombinatie] en/of informatie te bevragen over een container met nummer [letter/cijfercombinatie], en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen en/of worden verwerkt en/of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin zij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen en/of (vervolgens) aan een daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en) heeft verstrekt en/of geopenbaard.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, in de periode van 19 november 2020 tot en met 22 november 2020 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk in een
(gedeelte van een)geautomatiseerd
ewerk, te weten een server
en/of netwerk
en/of computersysteem van [
bedrijf], althans in gebruik bij
[bedrijf] en/of waarop het ECT-systeem ContainerStatus bereikbaar is, is binnengedrongen met behulp van
een
of meervalse sleutel
s, namelijk door
zichonbevoegd
gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zichmet een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot voornoemd
(e) server of netwerk of computersysteem met een ander doel dan waarvoor haar die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden
en waarvoor haar die toegang was toegestaan, door in het ECT-systeem ContainerStatus van [bedrijf].te zoeken op zoeksleutel [letter/cijfercombinatie] en/of informatie te bevragen over een container met nummer [letter/cijfercombinatie]
, en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen en/of worden verwerkt en/of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin zij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomenen
/of (vervolgens
)aan
(een
)daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en) heeft verstrekt
en/of geopenbaard.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de weergave van de snapchatgesprekken in het dossier niet volledig is.
Het hof overweegt daarover het volgende. Op 2 februari 2021 is een proces-verbaal ([proces-verbaalnummer 1], zie p. 619 e.v.) van onderzoek aan de iPhone 11 Pro van de verdachte opgemaakt waarin wordt gerelateerd dat een chat van Snapchat door de huidige uitleesapparatuur deels inzichtelijk gemaakt kon worden. Vervolgens een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021 ([proces-verbaalnummer 2], zie p. 823 e.v.) opgemaakt waaruit volgt dat (zie ook het proces-verbaal zaaksdossier [zaaksdossier] van 28 april 2022, p. 6 e.v.) in april 2021 een nieuwe versie van de uitleesprogrammatuur in gebruik werd genomen, waardoor Snapchat-accountnamen naar voren kwamen die in de vorige versie niet zichtbaar waren en ook meer berichten zichtbaar waren. In dit nieuwere proces-verbaal is een weergave terug te vinden van snapchatgesprekken die hebben plaatsgevonden tussen 19 en 22 november 2020. Hoewel ook deze weergave kennelijk nog steeds onvolledig is – er lijken drie berichten te ontbreken -, ziet het hof daarin geen aanleiding om de (onderdelen van) chatgesprekken die wel konden worden achterhaald niet te gebruiken voor het bewijs. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat dergelijke conversaties alleen dan bruikbaar zijn indien vast is komen te staan dat deze volledig zijn, stelt de raadsman een eis die het recht niet kent. De onvolledigheid zou ertoe kunnen leiden dat op basis van de (onvolledige) conversaties geen conclusies kunnen worden getrokken over (bijvoorbeeld) het onderwerp van gesprek of door wie die gesprekken worden gevoerd, maar die situatie doet zich in casu naar het oordeel van het hof niet voor. Het hof kan op basis van de (wel) leesbaar gemaakte informatie – in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen - zonder meer vaststellen waar die gesprekken over gaan en door wie die zijn gevoerd, zodat het hof in zoverre beschikt over voldoende context.
De verdediging heeft voorts gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders op apparaten van de verdachte heeft ingelogd, de containergegevens heeft opgevraagd en via Snapchat heeft gedeeld.
Het hof stelt voorop dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor het standpunt dat een ander dan de verdachte de containergegevens heeft opgevraagd en gedeeld. Integendeel, de bewijsmiddelen wijzen volgens het hof juist op overtuigende wijze in de richting van de verdachte. Zo zijn de containergegevens met haar inloggegevens van MSC en met haar laptop opgevraagd, waarbij bovendien gebruik moet zijn gemaakt van de daarbij horende token (twee factor authenticatie). Daarnaast zegt de gebruiker met het user-ID [user-ID 1] in het Snapchat-groepsgesprek: ‘Heb me zusje gevoegd zij zit achter die laptop’, waarna de gebruiker met het user-ID dat is geïdentificeerd als dat van de verdachte om een containernummer vraagt en daarna informatie over een container deelt. De gebruiker met user-ID ‘[user-ID 2]’ zegt vervolgens ‘Thanks [naam 1]’.
De gebruiker van het user-ID [user-ID 1] wordt blijkens onderzoek van de eveneens bij verdachte in gebruik zijnde iPhone X ook aangeduid als ‘[naam 2]’. Nu verdachte een broer heeft genaamd [naam 2], en het getal ‘[cijfer]’ onderdeel uitmaakt van de postcode van de woning van deze broer, ziet het hof voldoende grond om aan te nemen dat de gebruiker van dit user-ID deze broer van de verdachte is. Met de verwijzing naar ‘me zusje’ kan hij dus niet anders hebben bedoeld dan te verwijzen naar de verdachte. Er zijn overigens ook geen aanwijzingen dat de verdachte één of meer zussen heeft.
Het hof betrekt bij zijn oordeel tot slot dat
er op meerdere dagen en verschillende tijdstippen tegelijkertijd zowel is ingelogd op het MSC (werk)-account van de verdachte als is gecommuniceerd via het aan de verdachte te linken Snapchataccount, hetgeen bijdraagt aan de overtuiging van het hof dat het de verdachte moet zijn geweest die de containergegevens heeft doorgespeeld. Daar komt bij dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor hoe het mogelijk is dat zonder dat zij daar iets van merkte een ander op vier opeenvolgende avonden (met de voor raadpleging van de gegevens benodigde kennis van zaken) zowel gebruik heeft gemaakt van haar werklaptop, het bijbehorende token en de handgeschreven toegangsgegevens behorende bij haar werk-account, als van haar telefoon door daarop snapchat-gesprekken te voeren. Dergelijke gesprekken zijn immers (daarna) gewoon zichtbaar binnen de snapchat-applicatie, ook als er niet actief wordt gecommuniceerd.
Gelet op het voorgaande acht het hof het onaannemelijk dat een ander dan de verdachte de containergegevens (onbevoegd) heeft opgevraagd en gedeeld.
Tot slot overweegt het hof – gelet op de inhoud van de Snapchatgesprekken – dat de containergegevens uitdrukkelijk niet in het kader van werkzaamheden die de verdachte in het kader van haar stage bij rederij MSC verrichtte zijn opgevraagd zodat sprake is van wederrechtelijk binnendringen als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Overigens spreekt het hof de verdachte wel vrij van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte ook gegevens zou hebben overgenomen. Naar het oordeel van het hof kan dat ‘overnemen’ niet worden vastgesteld. Het wel te bewijzen verstrekken aan onbevoegde derden leidt gelet op artikel 138ab Sr niet tot een hoger strafmaximum.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

computervredebreuk.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan computervredebreuk waarbij zij wederrechtelijk vertrouwelijke containergegevens heeft opgevraagd en doorgespeeld. Hiermee heeft zij niet alleen de integriteit van het beveiligde systeem aangetast, zij heeft bovenal als belangrijke schakel gefungeerd in de logistieke keten van de invoer van verdovende middelen. Het hof rekent dit haar zwaar aan. Door haar informatie kon de juiste container op het haventerrein worden gelokaliseerd. Het is het hof ambtshalve bekend dat in containers aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen het land worden binnengesmokkeld. Deze wordt vervolgens met behulp van zogenaamde ‘uithalers’ daaruit verwijderd, hetgeen expliciet in het snapchat-gesprek waaraan de verdachte op 22 november 2020 deelnam aan de orde kwam.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoonlijke omstandigheden
Het hof heeft tot slot in positieve zin rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit.
De slotsom
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. De vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid maakt niet dat het hof zal afwijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Die deelvrijspraak doet immers niets af aan het feitelijke handelen van de verdachte, welk handelen die straf(fen) - mede gelet op de context van dat handelen en ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte - zonder meer rechtvaardigt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 138ab Sr, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. J.W. van den Hurk en mr. J.P.L.M. Remmerswaal,
in bijzijn van de griffier mr. M. van der Bom.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 april 2024.
Mr. J.W. van den Hurk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.