3.2Het gaat in deze zaak om het volgende.
i) VGZ was tot 1 januari 2015 belast met de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). De aan VGZ opgedragen taken werden uitgevoerd door de zorgkantoren van VGZ, waaronder het zorgkantoor Midden-Holland. Een van de taken van VGZ betrof de uitvoering van en controle op de subsidieregeling uit de AWBZ betreffende het persoonsgebonden budget (hierna: pgb).
ii) Op 1 december 1997 heeft [appellante] een eenmanszaak opgericht. Deze eenmanszaak had (in de periode waar het hier om gaat) als activiteit het intensief en continu begeleiden van psychiatrische patiënten, zowel in groepsverband als op individuele basis, inclusief, verpleging, verzorging en verblijf. Vanaf 2003 is [appellante] zich volledig op de zorgverlening gaan richten. De zorg werd bekostigd vanuit pgb-budget(ten).
iii) Ook de echtgenoot van [appellante], [echtgenoot], is vanuit zijn eenmansbedrijf, [echtgenoot], betrokken geraakt bij de zorgverleningsactiviteiten van [appellante]. [echtgenoot] is op 15 augustus 2017 overleden.
iv) In de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2014 heeft VGZ aan twaalf budgethouders (hierna: de budgethouders) een pgb toegekend, waarmee zij zorg hebben ingekocht bij [appellante] en [echtgenoot].
v) In april 2014 heeft de afdeling Veiligheidszaken van de Coöperatie VGZ UA (hierna: Veiligheidszaken) een melding ontvangen dat [appellante] zou frauderen met pgb-geld. Veiligheidszaken heeft besloten ten behoeve van VGZ een fraudeonderzoek in te stellen. In dat verband heeft Veiligheidszaken negen van de twaalf budgethouders geselecteerd voor een intensieve controle van hun pgb-administratie.
vi) Na uitvoering van de controle van de pgb-administraties is eind 2014/2015 aan een aantal van de budgethouders gemeld dat is gebleken dat hun administratie niet op orde is, dat de budgethouder de afgesproken maandtarieven niet correct heeft overgemaakt, dat de zorgomschrijving niet op de budgethouder is gericht en dat hij geen goede kwalitatieve zorg heeft ingekocht. Dit heeft ertoe geleid dat het VGZ declaraties heeft afgekeurd en/of pgb’s (gedeeltelijk) heeft ingetrokken. Vier van de budgethouders ([budgethouder 1], [budgethouder 2], [budgethouder 3] en [budgethouder 4]) hebben naar aanleiding van het besluit van het Zorgkantoor tot intrekking van het pgb of afkeuring van de declaratie beroep ingesteld bij de bestuursrechter. De bestuursrechter heeft dit beroep in alle gevallen ongegrond verklaard.
vii) In mei 2016 heeft Veiligheidszaken in een ‘bevindingenbrief’ aan negen van de budgethouders laten weten dat VGZ zich op het standpunt stelt dat de budgethouders hun pgb niet rechtmatig hebben besteed. Voor zover zij hun pgb wel hebben besteed aan zorg, is het volgens Veiligheidszaken onmogelijk gebleken om te controleren welke zorg de budgethouders hebben gehad. In iedere brief is uitvoerig toegelicht waarom Veiligheidszaken van mening is dat de administratie van de desbetreffende budgethouder niet deugdelijk is. De overige drie budgethouders hebben in mei 2017 een bevindingenbrief ontvangen.
viii) In juni/juli 2016 heeft Veiligheidszaken aan negen van de budgethouders een brief met de eindconclusies van het rechtmatigheidsonderzoek gestuurd waarin iedere budgethouder verantwoordelijk werd gesteld voor de onrechtmatige besteding van het pgb. Alle brieven hebben dezelfde strekking, maar zijn toegespitst op de situatie van de desbetreffende budgethouder. Zo staat in de brief aan budgethouder Faber (productie 125 bij inleidende dagvaarding) onder meer het volgende:
“In de periode (…) was aan u een persoonsgebonden budget toegekend (…).
Zoals u bekend heeft Coöperatie VGZ voor het Zorgkantoor Midden-Holland een rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd naar de besteding van uw persoonsgebonden budget (pgb) over de periode (…). U hebt zorg ingekocht bij de heer [echtgenoot] en mevrouw [appellante].
(…)
Op grond van de bevindingen, zoals benoemd in de brief van13 mei 2016, concluderen wij het volgende:
U hebt u niet gehouden aan de verplichtingen die aan u, als budgethouder, zijn opgelegd in de Regeling Subsidies AWBZ.
U was in de periode (…) zelf verantwoordelijk voor een verantwoorde besteding van het pgb.
Tijdens het onderzoek hebben wij geconstateerd dat u in goed vertrouwen het beheer van uw pgb uit handen hebt gegeven aan uw zorgverleners. Wij vinden het aannemelijk dat u zich er niet bewust van bent geweest dat het pgb niet rechtmatig is besteed. Wij zijn van mening dat de heer [echtgenoot] en mevrouw [appellante] wel kan worden aangerekend dat zij uw pgb oneigenlijk hebben gebruikt. Immers hebben zij uw pgb beheerd.
Uit de bevindingen, zoals benoemd in de brief van 13 mei 2016 blijkt dat de administratie niet overeenkomstig de wettelijke vereisten (…) is opgesteld. U hebt aangegeven dat de administratie van het pgb is zoek geraakt waardoor het voor ons onmogelijk is om vast te stellen welke zorgafspraken met uw zorgverleners zijn gemaakt en tegen welke tarieven, op welke dagen en uren voor welke zorgfuncties zorg aan u is verleend door de zorgverleners. U bent daarnaast niet in het bezit van facturen, bankafschriften, zorgovereenkomsten en (evaluaties van) zorgplannen.
De verantwoorde begeleiding (…) voldoet niet aan de eisen zoals gesteld in de Regeling Subsidies AWBZ. Voor zover u uw pgb wel zou hebben besteed aan kwalitatief verantwoorde zorg is het voor ons onmogelijk vast te stellen in welke mate voor welke zorgfuncties, wanneer, hoeveel uur en tegen welk tarief bedoeld was te factureren.”
De overige drie budgethouders hebben in juni 2017 ook een brief ontvangen waarin hen te kennen is gegeven dat het pgb onrechtmatig is besteed.
ix) Bij brief van 26 juli 2016 heeft Zorgkantoren Coöperatie VGZ aan negen van de budgethouders het volgende geschreven:
“(…) Wij hebben vastgesteld dat u uw pgb niet rechtmatig hebt besteed. Daarom moet u een bedrag over de periode (…) aan het zorgkantoor terugbetalen. Het terug te betalen bedrag staat in de besluiten jaarafrekeningen pgb, die u hierbij ingesloten aantreft. Omdat wij voorlopig vinden dat u te goeder trouw bent en niet wist dat de handelwijze van uw zorgverlener tot onrechtmatigheden leidde, willen wij het bedrag niet bij u, maar bij uw zorgverlener terugvorderen. (…)
Hoe gaan wij u helpen?
U hebt betaald voor zorg die niet geleverd is of voor zorg die niet met een pgb betaald mag worden (geen AWBZ-zorg). Daarom heeft u een vordering op uw zorgverlener. (…) Voldoet u aan de voorwaarden en blijft u daaraan voldoen, dan neemt het zorgkantoor uw vordering op de zorgverlener over (…).
Als u onderstaande 4 stappen neemt en in de toekomst geen zorg meer inkoopt bij mevrouw [appellante] en de heer [echtgenoot] voldoet u aan de voorwaarden en hoeft u het bedrag niet meer aan ons terug te betalen.
Stap 1: Doe bij de politie aangifte tegen [appellante] en [echtgenoot]. Vraag bij de politie om een proces-verbaal van aangifte (…)
Stap 2: Vul de verklaring in en onderteken hem. De verklaring zit bij deze brief.
Stap 3: Onderteken de akte van cessie. (…)
Stap 4: Stuur het proces-verbaal, de akte van cessie en de verklaring binnen vier weken aan ons op. (…)”
De overige drie budgethouders hebben in mei 2018 een soortgelijke brief ontvangen.
x) Alle budgethouders hebben uiteindelijk besloten mee te werken met VGZ. Zij hebben aangifte bij de politie gedaan, hun vordering op [appellante] en [echtgenoot] gecedeerd aan VGZ.
xi) Veiligheidszaken heeft ten behoeve van VGZ een onderzoeksrapportage opgemaakt. Daarin is het volgende geconcludeerd:
“Samengevat komt het erop neer dat uit het onderzoek is gebleken dat mevrouw mevrouw [appellante] en de heer [echtgenoot] verantwoorde en gefactureerde zorg niet geleverd hebben.
Zij hebben valsheid in geschrifte gepleegd met betrekking tot de ingediende verantwoordingsformulieren, opgestelde zorgovereenkomsten en facturen. Tevens hebben zij meermaals tegenstrijdige en valselijke verklaringen afgegeven.
Daarnaast hebben mevrouw [appellante] en de heer [echtgenoot] de pgb’s van de budgethouders in beheer gehad, waarvan betreffende budgethouders niet wisten wat de bijbehorende verplichtingen waren. Mevrouw [appellante] en de heer [echtgenoot] hebben ten onrechte bedragen uit het pgb ontvangen terwijl zij hier geen recht op hadden. Zij hebben zich hiermee schuldig gemaakt aan oplichting.”
xii) Bij brief van 16 november 2017 heeft Veiligheidszaken [appellante] en [echtgenoot] verantwoordelijk gehouden voor de onrechtmatige besteding van de pgb’s.
xiii) Bij brief van 9 maart 2020 heeft VGZ [appellante] en [echtgenoot] aansprakelijk gesteld voor de vorderingen van VGZ tot terugbetaling van de pgb’s door de budgethouders.