ECLI:NL:GHDHA:2024:592

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
22-000329-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en mishandeling in winkelcentrum met hoofddoek als doelwit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1946, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro voor belediging en mishandeling van een aangeefster in een winkelcentrum. De aangeefster, die een hoofddoek droeg, verklaarde dat de verdachte haar hoofddoek had afgetrokken en haar beledigende opmerkingen had gemaakt, waaronder "rot op naar je eigen land". Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de hoofddoek van de aangeefster heeft afgetrokken, wat een strafbare belediging oplevert. De verdachte heeft ook de aangeefster mishandeld door haar te slaan en te schoppen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van 500 euro en 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van 500 euro schadevergoeding aan de aangeefster, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000329-23
Parketnummer: 09-272514-22
Datum uitspraak: 12 april 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 februari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1946,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 1 jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 juni 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk [het slachtoffer] in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door de hoofddoek van het hoofd van [het slachtoffer] af te trekken;
2.
zij op of omstreeks 9 juni 2022 te 's-Gravenhage [het slachtoffer] heeft mishandeld door de hoofddoek van het hoofd van [het slachtoffer] af te trekken en/of [het slachtoffer] te slaan en/of [het slachtoffer] te schoppen/trappen en/of [het slachtoffer] te krabben.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op
of omstreeks9 juni 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk [het slachtoffer] in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door de hoofddoek van het hoofd van [het slachtoffer] af te trekken;
2.
zij op
of omstreeks9 juni 2022 te 's-Gravenhage [het slachtoffer] heeft mishandeld door
de hoofddoek van het hoofd van [het slachtoffer] af te trekken en/of[het slachtoffer] te slaan en
/of[het slachtoffer] te schoppen
/trappenen
/of[het slachtoffer] te krabben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359 lid 3, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal dat plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich onder meer op het standpunt gesteld dat de hoofddoek van de aangeefster niet door toedoen van de verdachte is afgegaan, de aangeefster zou deze zelf hebben afgedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Niet ter discussie staat dat tussen de aangeefster en de verdachte een conflict is ontstaan in een winkelcentrum (Leyweg) bij de lift naast de Xenos in Den Haag. Het hof stelt daaromtrent vast dat de aangeefster en de verdachte over en weer hebben gescholden en dat de aangeefster op een gegeven moment in de richting van de lift is gelopen. De verdachte is vervolgens opgestaan uit haar scootmobiel en naar de aangeefster toegelopen. De aangeefster heeft verklaard dat zij voelde dat de verdachte aan haar hoofddoek trok en dat haar hoofddoek daardoor is afgegaan. Dat wordt bevestigd door de getuige [naam getuige] die heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte uit haar scootmobiel opstond en met haar linkerhand aan de hoofddoek van de aangeefster trok. Het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en de getuige [naam getuige] te twijfelen. Daar komt bij dat het hof op de terechtzitting in hoger beroep de door de beveiligingscamera van de Xenos (Leyweg) te Den Haag op donderdag 9 juni 2022 opgenomen beelden (deels) heeft bekeken. Het hof heeft op de terechtzitting waargenomen dat op die beelden te zien is dat de verdachte haar linkerhand met gespreide vingers in de richting van de aangeefster beweegt en dat de hoofddoek van de aangeefster vervolgens van achter haar hoofd wordt strakgetrokken. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte – naar de uiterlijke verschijningsvorm – niet alleen aan de hoofddoek van de aangeefster heeft getrokken (waardoor die hoofddoek is afgegaan) maar ook dat zij dat doelbewust heeft gedaan. Anders dan de raadsman heeft bepleit is het hof van oordeel dat voor zover de aangeefster op een gegeven moment de speld van de hoofddoek heeft losgemaakt omdat het voelde alsof ze gewurgd werd, dit niet aan het handelen van de verdachte kan afdoen.
De vraag is of het aftrekken van de hoofddoek van de aangeefster een strafbare belediging door feitelijkheden oplevert. Daarover overweegt het hof het volgende.
Het dragen van een hoofddoek is in voorkomende gevallen onderdeel van iemands geloofsovertuiging of identiteit. Door in een druk winkelcentrum op de door het hof vastgestelde wijze aan aangeefsters hoofddoek te trekken heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij met haar handelen de morele integriteit van de aangeefster zou kunnen aantasten. Daar komt bij dat uit de aangifte volgt dat de verdachte voorafgaand aan het trekken aan de hoofddoek met luide stem “rot op naar je eigen land” naar de aangeefster heeft geroepen. Met die woorden is het daaropvolgende strafbare beledigende karakter van verdachtes fysieke handelen kracht bijgezet.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat
– mede gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte aan aangeefsters hoofddoek heeft getrokken – sprake is van een strafbare belediging door feitelijkheden.
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat zij de aangeefster heeft mishandeld. Namens de verdachte is aangevoerd dat “voor zover er mishandeld zou zijn, hetgeen [de verdachte] ontkent, is er over en weer gevochten en mocht [de verdachte] zich verdedigen tegen de volkomen doorgedraaide [aangeefster]”.
Voor zover de raadsman hiermee een – overigens geheel niet nader onderbouwd – beroep op noodweer heeft beoogd te formuleren, geldt het volgende.
Allereerst stelt het hof vast dat uit de bewijsmiddelen zonder meer volgt dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld en wel op de wijze zoals is tenlastegelegd. Kortheidshalve wordt gewezen op de aangifte, de daarbij gevoegde letselfoto’s en de verklaring van de getuige [naam getuige]. Uit deze twee reeds als betrouwbaar beoordeelde verklaringen volgt echter ook dat de verdachte de agressor is geweest. Zij heeft de gewelddadige confrontatie opgezocht door de aangeefster zonder enige relevante aanleiding te slaan in het gezicht en vervolgens te schoppen en krabben. Dit maakt dat aan de verdachte geen geslaagd beroep op noodweer kan toekomen. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn gesteld noch gebleken.
Dit alles leidt tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

eenvoudige belediging.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een druk winkelcentrum aan de hoofddoek van de aangeefster getrokken waardoor die hoofddoek is afgegaan en haar vlak daarvoor “rot op naar je eigen land” toegeroepen. Uit de aangifte volgt dat de aangeefster een hoofddoek draagt vanwege haar geloofsovertuiging en dat zij zich door het handelen van de verdachte bijzonder beledigd en gekwetst heeft gevoeld. Verder heeft de verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling waarbij zij het slachtoffer in bijzijn van haar kind heeft geslagen, geschopt en gekrabd. Met haar handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de morele en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast veroorzaken misdrijven als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen, te meer nu de belediging en mishandeling plaatsvonden in een openbaar winkelcentrum en velen getuige waren van de belediging en mishandeling.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 19 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte laatstelijk in 2008 onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dit is dermate lang geleden dat het hof daar verder geen gevolgen aan zal verbinden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Daarbij is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [het slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [het slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 650,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 650,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die kan worden toegepast bij niet (volledige) betaling, op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 9 juni 2022.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, mr. F.W. van Lottum en mr. E.R.F. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr J. Toorens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2024.
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.