In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de grootouders van een minderjarige die sinds ongeveer zes jaar bij hen verblijft. Aanvankelijk was dit binnen een vrijwillig kader, maar laatstelijk na een verleende machtiging tot uithuisplaatsing. Kort voor het aflopen van deze machtiging keert de minderjarige terug naar de moeder na een conflict. De gezinsvoogd trekt het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in, waarop de grootouders, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschijnen. Zij komen in hoger beroep en stellen dat hun blokkaderecht is geschonden. Het hof verklaart de grootouders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep. Het hof overweegt dat het blokkaderecht van de grootouders niet van toepassing is, omdat er geen sprake meer is van een plaatsing in het vrijwillig kader. De grootouders zijn als belanghebbenden opgeroepen, maar zijn niet verschenen, waardoor er geen schending van het recht op hoor en wederhoor is. Het hof concludeert dat er geen mogelijkheid is om de minderjarige terug te plaatsen bij de grootouders, omdat de machtiging uithuisplaatsing is ingetrokken. De beslissing van het hof is dat de grootouders niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep.