ECLI:NL:GHDHA:2024:418

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
2200248222
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van een burgemeester zonder geweldsaspecten met gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van belaging van de burgemeester van een gemeente binnen het arrondissement Den Haag, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De feiten vonden plaats tussen 16 december 2021 en 11 mei 2022, waarbij de verdachte in strijd met rechterlijke contact- en locatieverboden zich in de nabijheid van het gemeentehuis en het slachtoffer heeft opgehouden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en had hem een locatie- en contactverbod opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek van voorarrest en tot tbs met dwangverpleging. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de belaging, maar heeft de eerdere straf van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en heeft daarnaast tbs met dwangverpleging opgelegd, waarbij de maatregel is gemaximeerd op vier jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een hoog recidivegevaar. De verdachte is als strafbaar verklaard, maar zijn strafbaarheid is in verminderde mate vastgesteld. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de verdachte zelf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002482-22
Parketnummer: 09-118369-22
Datum uitspraak: 20 maart 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 augustus 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
thans gedetineerd in het huis van bewaring van de PI Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, alsmede met oplegging van een, dadelijk uitvoerbaar verklaard, locatieverbod en contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregelen gedurende een periode van 3 jaren. Tevens is beslist tot de opheffing van het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 december 2021 tot en met 11 mei 2022 te [een gemeente binnen het arrondissement Den Haag], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door telkens (in strijd met geldende rechterlijke contact- en locatieverboden) zich op te houden in de directe omgeving van het gemeentehuis van [een gemeente binnen het arrondissement Den Haag] en/of [slachtoffer] in persoon te benaderen en/of intimiderende uitlatingen te doen over het leven van [slachtoffer], met het oogmerk om [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof tot een gelijke bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest en tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet op alle punten kan verenigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op tijdstippenin
of omstreeksde periode van
21december 2021 tot en met
27 april2022 te [een gemeente binnen het arrondissement Den Haag],
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
(burgemeester
)[slachtoffer], door telkens (in strijd met geldende rechterlijke contact- en locatieverboden) zich op te houden in de directe omgeving van het gemeentehuis van [een gemeente binnen het arrondissement Den Haag] en
/of[slachtoffer] in persoon te benaderen
en/of intimiderende uitlatingen te doen over het leven van [slachtoffer],met het oogmerk om [slachtoffer] te dwingen iets te doen
, niet te doen,ente dulden.
en/of vrees aan te jagen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof gelet op de Pro Justitia dubbelrapportage van 27 september 2023 van het Pieter Baan Centrum onder meer bevattende verslagen van een psychologisch onderzoek, verricht door M.G.H. van Willigenburg en een psychiatrisch onderzoek, verricht door A.Z. Botermans. De conclusies van deze deskundigen luiden, zakelijk weergegeven, dat er bij de verdachte sprake is van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis welke chronische beperkingen geeft en van invloed is op zijn algeheel functioneren en meer specifiek zijn sociaal en emotioneel functioneren. Verdachte heeft zowel een tekortschietend vermogen tot zelfreflectie als tot het herkennen van eigen en andermans gevoelens en gedachten. Hij heeft last van onbuigzaamheid, rigiditeit en hij heeft behoefte aan voorspelbaarheid. Er worden bij de verdachte daarmee veel kenmerken van autisme gezien. Er zijn beperkingen in de sociale communicatie, alsmede een sterke gerichtheid op rechtvaardigheid. In verband met het ontbreken van voldoende objectiveerbare informatie over de kindertijd hebben de deskundigen geen Autismespectrumstoornis (ASS) als bedoeld in de DSM 5 kunnen vaststellen, maar wel een andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Er worden ook kenmerken van ADHD benoemd door de deskundigen. Daarnaast is volgens de deskundigen sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol. Ten tijde van het ten laste gelegde werd betrokkene in hoge mate in zijn handelen beïnvloed door het overdreven sterke rechtvaardigheidsgevoel, een rigide houding en sociaal emotionele beperkingen (beperkt inlevingsvermogen, egocentrisme, opgeblazen zelfbeeld), zo concluderen de gedragsdeskundigen. De gedragsdeskundigen adviseren om de verdachte het tenlastegelegde in ten minste verminderde en mogelijk sterk verminderde mate toe te rekenen.
Nu de conclusies van de beide gedragsdeskundigen gedragen worden door hun bevindingen neemt het hof die conclusies over en maakt die tot de zijne. Het hof concludeert dan ook dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte is wel strafbaar aangezien geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.
Strafmotivering

De op te leggen straf

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van de burgermeester van [een gemeente binnen het arrondissement Den Haag] door meermaals hem opgelegde rechterlijke contact- en locatieverboden te overtreden. Hij heeft zodoende herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans als beangstigend en bedreigend ervaren. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat het hier gaat om de belaging van een politiek ambtsdrager, te weten een burgermeester, die zonder vrees zijn werk zou moeten kunnen doen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting van het hof zijn gebleken.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.

De op te leggen maatregel

Een verdachte bij wie tijdens het begaan van een feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld (hierna tbs) indien het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat is genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht.
Zoals reeds overwogen concluderen de psychiater en de psycholoog op basis van hun onderzoek krachtens het bevel observatie in het Pieter Baan Centrum dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van een chronische ontwikkelingsstoornis met daaruit voortvloeiende functiebeperkingen.
Het hof stelt verder vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is, dat is genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, te weten belaging zoals strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast wordt in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht de eis gesteld dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist, kort samengevat het gevaarscriterium.
Gevaarscriterium
De psycholoog en psychiater stellen in hun rapport van 27 september 2023 vast dat het recidiverisico op een gelijkwaardig delict als het thans bewezenverklaarde hoog is. Als de spanning bij de verdachte oploopt is er sprake van een verlaagde impulscontrole en een afname van de frustratietolerantie. Hij heeft een beperkt scala aan probleemoplossende vaardigheden. De verdachte zit in een patstelling met verschillende instanties en partijen en zijn enige coping is de huidige disfunctionele oplossing. Ook binnen de gestructureerde en beveiligde setting zoals de onderzoekssetting is er sprake geweest van agitatie, verbale dreiging naar derden en fysieke agressie naar voorwerpen binnen het zicht van de groepsleiding. De verdachte noemt zelf meermaals dat het een keer zal gaan escaleren. Tot op heden is het gebleven bij dreigementen en fysieke agressie naar voorwerpen, maar escalatie naar fysieke agressie naar zijn omgeving valt niet uit te sluiten. Wanneer verscheidene risicofactoren worden geïnventariseerd, stellen de gedragsdeskundigen bovendien dat als alarmsignaal naar voren komt het mogelijk zien van geweld als laatste toevluchtsoord. De verdachte doet herhaaldelijk uitspraken in deze richting, maar neemt dan gelijk zijn woorden terug. Betreffende het risico op volharding worden door de gedragswetenschappers onder meer cognitieve vervormingen in de vorm van denkfouten, actueel sociaal isolement, gebrek aan slachtofferempathie, de overtuiging dat hij ergens recht op heeft, niet vatbaar zijn voor redelijke argumenten en dat hij na detentie meteen begint te drinken als factoren genoemd.
Het hof concludeert uit bovenstaande dat er sprake is van een groot recidivegevaar. Het hof wordt in dat oordeel mede gesterkt door de in eerste aanleg opgemaakte psychologische rapportage, de houding en opstelling van de verdachte tijdens de zittingen van het hof, zijn opstelling naar aanleiding van het aanvullende reclasseringsadvies in het kader van een onderzoek naar alternatieve afdoeningsmodaliteiten en het feit dat de verdachte ook het hem in eerste aanleg opgelegde contact- en locatieverbod meermaals heeft overtreden. Het hof is op basis hiervan van oordeel dat sprake is van groot recidivegevaar, waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Aan het gevaarscriterium is dan ook voldaan.
Subsidiariteit
De gedragsdeskundigen in het Pro Justitia rapport van 27 september 2023 komen tot de conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat de verdachte zich wil houden aan eventueel op te leggen voorwaarden en adviseren, met uitblijven van medewerking, tot het opleggen van de tbs maatregel met verpleging van overheidswege. Deze conclusie komt overeen met een eerder uitgebracht reclasseringsadvies van 8 augustus 2022 waar tevens negatief geadviseerd werd over het stellen van bijzondere voorwaarden aan de verdachte.
Het hof heeft desondanks de reclassering alsnog opdracht gegeven de mogelijkheid te onderzoeken om aan de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. De reclassering heeft hierover gerapporteerd in het advies van 6 februari 2024. De reclassering komt in dit rapport niet tot een ander advies dan reeds volgt uit het Pro Justitia rapport van 27 september 2023. Ook de reclassering kan nieuwe agressiedelicten niet uitsluiten. Daarnaast ziet de reclassering geen enkele mogelijkheid om door middel van interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Zij komen tot de conclusie dat vanwege de aanwezigheid van psychopathologie met een hoge kans op recidive alleen de maatregel tbs met dwangverpleging passend is ter voorkoming van nieuwe feiten.
De houding van de verdachte tegenover de reclassering, er op neerkomende dat hij meermaals te kennen heeft gegeven dat een behandeling of welke interventie dan ook hem niet op andere gedachten zal brengen, heeft de reclassering tot de conclusie gebracht dat voor het opleggen van tbs met voorwaarden niet de vereiste commitment, samenwerking en motivatie aanwezig is. Ook de klinisch psycholoog komt in het rapport van 27 september 2023 tot de conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat de betrokkene voorwaarden wil ondertekenen en dat vanuit het verleden tevens is gebleken dat hij zich niet aan bijzondere voorwaarden houdt.
Ingevolge artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht is een van de eisen bij het opleggen van een tbs met voorwaarden dat de verdachte zich nadrukkelijk bereid verklaart om de voorwaarden na te leven. Het hof stelt vast dat aan deze eis niet is voldaan, gelet op de weigerende houding van de verdachte ten aanzien van de op te leggen voorwaarden waaronder een klinische opname. Een tbs met voorwaarden is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de opstelling van de verdachte, dan ook niet mogelijk.
Alles afwegend, gelet op de hiervoor aangehaalde onderbouwing van de gedragsdeskundigen en het recente advies van de reclassering, acht het hof het juridisch kader van de tbs met bevel tot verpleging van overheidswege het enige passende kader, waar zowel de verdachte als de maatschappij baat bij heeft.
Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verpleging eist. Het hof heeft hierbij in het bijzonder gelet op de aard van de gediagnostiseerde chronische ontwikkelingsstoornis van de verdachte, en de noodzaak van een behandeling hiervoor die de verdachte zelfstandig - vanuit zijn, door zijn stoornis gestuurde chronische beperkingen, waaronder tekortschietend vermogen tot zelfreflectie, onbuigzaamheid en rigiditeit - niet wil accepteren. Deze tbs-maatregel met bevel tot verpleging zal dan ook naast eerdergenoemde gevangenisstraf aan de verdachte opgelegd worden. De totale duur van de maatregel is gemaximeerd nu geen sprake is van veroordeling voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal de periode van vier jaren dan ook niet te boven kunnen gaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteldvoor de duur van maximaal vier jaren en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong, voorzitter, mr. G. Knobbout en mr. O.M. Harms, raadsheren, in bijzijn van de griffier mr. L.W.J. Cramer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2024.