Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 14 februari 2023, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 november 2022;
- het arrest van dit hof van 4 april 2023, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 10 mei 2023;
- de memorie van grieven van [appellante];
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van Zorgboodschap, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
Op 19-3-2019 heb ik de bonusfactuur over 2018 laten opstellen. Ik heb, kennelijk abusievelijk, mijn administratie toentertijd een percentage van 2% laten hanteren. Om e.e.a. recht te trekken vinden jullie in de bijlage een creditfactuur.”
(…) Graag bevestig ik het volgende;
Naar aanleiding van het jaargesprek op 14 november jl. op het hoofdkantoor van Boon Food Group te Dordrecht bevestig ik u het volgende:
Een jaarbonus van1,5%over de gerealiseerde omzet van het voorgaand kalenderjaar”
Zoals besproken met [vader bestuurder][hof: [vader bestuurder], de vader van [bestuurder]]
, bevestig ik dat per 1-1-2020 de 1,5% bonus direct verrekend wordt op de facturen.”
Je vader heeft dit weliswaar voorgesteld maar ik heb er geen akkoord op gegeven. Ik zou hier nog op terugkomen. Ik houd vast aan de oude situatie. Graag ff herstellen.”
[appellante] aan de telefoon gehad, De facturen worden betaald incl. de korting en vanaf 10-01 komen de facturen binnen zonder korting.”
Zorgboodschap is heel blij en tevreden dat ze heeft kunnen samenwerken met een bedrijf als [appellante]. Bedankt voor jullie inspanning van het afgelopen jaar!!!
Hartelijk dank voor het open en constructief gesprek van hedenochtend.
waar u mij aangaf in de veronderstelling te zijn gebracht dat de continuïteit van onze samenwerking met uw bedrijf gewaarborgd zou zijn.”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Van [appellante] ontvang ik graag een officiële bevestiging van de reeds bekende conditie van 1,5% alsmede de geldende betalingsconditie” (zie hiervoor onder 3.7). Daaruit leidt het hof af dat deze bonusafspraak min of meer een standaardafspraak was. In de e-mail van 7 januari 2020 van [appellante] aan Zorgboodschap (zie hiervoor onder 3.8) wordt vervolgens expliciet gemaakt dat [appellante] zelf ook ervan uit gaat dat deze afspraak ook voor het jaar 2020 gold. Die e-mail heeft als onderwerp “
Bonus 2020”. Ook in hoger beroep heeft [appellante] het hanteren van dit onderwerp voor de door haar gestuurde e-mail niet nader verklaard. Verder wordt in die e-mail vermeld “
Zoals besproken met [vader bestuurder], bevestig ik dat per 1-1-2020 de 1,5% bonus direct verrekend wordt op de facturen.” Hieraan heeft [appellante] aanvankelijk ook uitvoering gegeven (zie de factuur van 8 januari 2020, waarbij 1,5% in mindering is gebracht op die factuur). Op verzoek van Zorgboodschap is vervolgens de afspraak gemaakt dat de bonus aan het einde van het jaar zou worden verrekend in één keer. Dat die afspraak zou zien op de uit te keren bonus over het jaar 2019, zoals door [appellante] is betoogd, volgt niet uit die e-mail. Integendeel, er staat met zoveel woorden als onderwerp vermeld “bonus 2020” en bovendien is op het in rekening te brengen bedrag over de afname van producten door [appellante] in 2020 1,5% in mindering gebracht. Na de aankondiging van Zorgboodschap van 31 januari 2020 dat de samenwerking mogelijk zal worden beëindigd, is door [appellante] kennelijk niet gesproken over het komen te vervallen van de bonusregeling indien Zorgboodschap daadwerkelijk tot beëindiging overgaat ([appellante] heeft dit niet gesteld). Ook dit duidt erop dat het al dan niet toekennen van de bonus daar niet van afhankelijk was of later daarvan afhankelijk is gemaakt.
2021de wettelijke handelsrente verschuldigd. De rechtbank heeft ten onrechte de wettelijke handelsrente toegewezen met ingang van 19 mei
2022.
7.Beslissing
- bepaalt dat de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente is 4 juni 2021;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal appel, tot op heden aan de zijde van Zorgboodschap begroot op € 2.315 aan verschotten, € 3.142 (2 punten x tarief III) aan salaris voor de advocaat
- compenseert de proceskosten van het incidenteel appel, in die zin dat iedere procespartij de eigen kosten van het incidenteel appel draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest ten aanzien de proceskosten in principaal appel uitvoerbaar bij voorraad.