Algemene juridische beoordeling tenlastegelegde delicten
Aan vrijwel alle verdachten zijn de delicten valsheid in geschrift, niet-ambtelijke omkoping, oplichting en (gewoonte)witwassen tenlastegelegd. Voorafgaand aan de specifieke beoordeling van het tenlastegelegde per individuele verdachte merkt het hof het volgende op.
Valsheid in geschrift – facturen
Ten laste is gelegd dat vele facturen vals zouden zijn opgemaakt. Daaronder bevinden zich ook facturen die een termijnbetaling zijn. In de omschrijving van die facturen staat het betreffende project(nummer) en/of de projectnaam genoemd en het feit dat het een termijnbetaling betreft. Deze facturen hebben betrekking op een gegund project. Het totaal van de termijn betalingen is gelijk aan de totale opdrachtsom. In een dergelijk geval kan naar het oordeel van het hof niet zonder meer gezegd worden dat de factuur vals is nu de omschrijving geen onjuiste voorstelling van zaken geeft. Dit is anders indien de termijn-factuur een prijs noemt, of de termijn-facturen gezamenlijk een prijs noemen, waarin – behalve een vergoeding voor de kosten van het project plus een commerciële winst – ook een bedrag is verwerkt dat uitsluitend bestemd is om onderling in privé te worden verdeeld tussen een of beide [stichting 1] medewerkers en de tussenpersoon. In dat geval geeft de genoemde prijs immers – in strijd met de werkelijkheid - niet de (commerciële) prijs voor het uitvoeren van de betreffende opdracht weer en is de termijn-factuur vals. De prijs is met het te verdelen bedrag ‘opgehoogd’.
Valsheid in geschrift - offertes
Hetzelfde geldt voor offertes. In die gevallen waarin kan worden vast gesteld dat in de offerteprijs – behalve een vergoeding voor de kosten van het project plus een commerciële winst – ook een bedrag is verwerkt dat uitsluitend bestemd is om onderling in privé te worden verdeeld tussen een of beide [stichting 1] medewerkers en de tussenpersoon, geeft de in de offerte genoemde prijs – in strijd met de werkelijkheid - niet de (commerciële) prijs voor het uitvoeren van de betreffende opdracht weer. De offerte is dan vals omdat de in de offerte genoemde prijs is ‘opgehoogd’.
Aan nagenoeg alle verdachten is, zoals eerder vermeld, oplichting ten laste gelegd. Daarbij zijn – kort en zakelijk weergegeven – de volgende zes handelingen als oplichtingshandelingen ten laste gelegd:
- het verzenden van aangepaste of opgehoogde offertes aan [stichting 1], waarin de vermelde bedragen door de verdachten waren afgestemd;
- het zenden van een memo (DOC-215-18b-d) aan de [stichting 1] manager met daarin de offerteprijzen, de selectiecriteria en de scores van de diverse partijen (schoonmaak bedrijven);
- het aldus laten gunnen van de opdracht aan de betreffende partij;
- het (laten) zenden van facturen aan [stichting 1];
- het betaalbaar stellen en accorderen van die facturen;
- het telkens tegenover [stichting 1] verzwijgen dat de beide [stichting 1] medewerkers een vergoeding/betaling kregen van de opdrachtnemers.
De beantwoording van de vraag of – zoals tenlastegelegd - [stichting 1] is bewogen tot het aangaan van overeenkomsten en de afgifte van geldbedragen, spitst zich toe op de vraag of in het dossier wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat [stichting 1] daartoe is bewogen door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de zogenaamde oplichtingshandelingen.
Over de aanoplichtingshandelingente stellen eisen en over de uit het bestanddeel ‘bewegen tot’ voortvloeiende causaliteit heeft de Hoge Raad in zijn overzichtsarrest (ECLI:NL:HR:2016:2892; NJ 2017/157) het volgende overwogen (markering is door het hof toegevoegd): “
2.3.1.
Als belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende in de delictsomschrijving opgenomen oplichtingsmiddelen kan worden genoemd dat de verdachtedoor een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken.(…)
2.3.2
Zo gaat het bij een samenweefsel van verdichtsels in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij een ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Daarvan kan ook sprake zijn bij een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden,zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.(…)
Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin in de kern ommeer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen. Een voorbeeld daarvan was aan de orde in het geval waarin de verdachte (met anderen) gebruik maakte van briefpapier van KPN teneinde een bank met een valse betaalopdracht te bewegen tot overboeking van een geldbedrag.
(…)
2.4
In de voorgaande overwegingen staan de verschillende oplichtingsmiddelen centraal.
Opmerking — en in voorkomende gevallen aparte aandacht — verdient nog dat voor oplichting blijkensart. 326, eerste lid
Sr is vereist dat iemand door zo een oplichtingsmiddel wordt ‘bewogen’ tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachtecausaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgiftevan enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Sr.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd,is bewogentot de in art. 326, eerste lid, Sr bedoelde handeling, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. (…)
Tot slot verdient herhaling dat in de kern uit de wettelijke oplichtingsmiddelen een begrenzing van het delict oplichting voortvloeit die mede is bepaald door de wens van de wetgever niet iedere vorm van bedrog strafbaar te stellen.Deze begrenzing wordt mede gerechtvaardigd door de voor de wetgever bestaande mogelijkheid om bepaalde ongewenste vormen van bedrog alsnog binnen het bereik van het strafrecht te brengen, van welke mogelijkheid de wetgever blijkens het hiervoor onder 2.2.3 overwogene gebruik maakt en heeft gemaakt.”
Onder het vereiste
oogmerkvan wederrechtelijke bevoordeling valt volgens vaste jurisprudentie niet alleen het directe (naaste) doel van de verdachte, maar ook het noodzakelijkheidsbewustzijn, dat wil zeggen het gevolg waarvan de verdachte beseft dat het een noodzakelijke gevolg van de (oplichtings)handeling zal zijn.
Gelet op bovenstaande beschrijving zal het hof bij de beoordeling van de ten laste gelegde oplichting de volgende uitgangspunten hanteren:
- met het oplichtingsmiddel moet de verdachte bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven willen roepen teneinde van die onjuiste voorstelling van zaken misbruik te kunnen maken;
- dat oplichtingsmiddel moet specifiek en voldoende ernstig zijn teneinde die onjuiste voorstelling van zaken op te roepen;
- een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht kan, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen misleidende omstandigheden, voldoende zijn om van een samenweefsel van verdichtsels te spreken;
- zo'n misleidende omstandigheid kan zijn het misbruik van een tussen het slachtoffer en de verdachte bestaande vertrouwensrelatie;
- een slachtoffer wordt door een oplichtingsmiddel bewogen indien voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het betreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van een goed. Met andere woorden: naast het oplichtingsmiddel kan het slachtoffer ook door andere handelingen zijn bewogen tot de afgifte van een goed.
De hoofdverdachten wilden bij [stichting 1] de onjuiste voorstelling van zaken in het leven roepen dat de vergunde opdrachten tot stand waren gekomen in overeenstemming met de binnen [stichting 1] gangbare offerteprocedures zonder dat zijzelf door de betreffende opdrachtnemers werden betaald. Dit impliceert dat zij het wilden doen voorkomen alsof voor opdrachten boven de € 25.000,- steeds drie onafhankelijke offertes waren ontvangen, gewogen en beoordeeld en alsof werd gehandeld met inachtneming van de tussen [stichting 1] en haar medewerkers bestaande vertrouwensrelatie.
In werkelijkheid werd de vertrouwensrelatie tussen [stichting 1] en de beide [stichting 1]-medewerkers en het vertrouwen dat marktdeelnemers in aanbestedingsprocedures mogen hebben geschonden en werd de [stichting 1] offerteprocedure op de volgende punten niet nagekomen:
- de offertes, waarop de gunning van de opdrachten was gebaseerd, waren niet steeds (alle drie) onafhankelijk. Immers, het offertebedrag werd vooraf steeds door [medeverdachte 1] en [medeverdachte] met hun medeverdachten afgestemd;
- in sommige gevallen werd de offerteprijs, en werden vervolgens de factuurbedragen, verhoogd zonder dat daartoe een noodzaak bestond omdat de beide [stichting 1]-medewerkers en andere betrokken verdachten wisten dat de betreffende opdracht feitelijk door een andere partij voor een substantieel lager bedrag zou worden uitgevoerd. In deze gevallen zat in de offerteprijs en de factuurprijzen ook een bedrag verwerkt dat onderling tussen de [stichting 1]-medewerkers en de tussenpersonen in privé zou worden verdeeld, terwijl de verdachten het – in strijd met de werkelijkheid - aan [stichting 1] deden voorkomen alsof in de offerteprijs en de factuurprijs uitsluitend de kostprijs plus een gebruikelijke commerciële opslag waren verwerkt;
- in andere gevallen (bij de schoonmaak bedrijven) hebben de beide [stichting 1]-medewerkers de opdracht alleen willen (laten) gunnen aan drie partijen die zich vooraf bereid verklaarden om aan [medeverdachte 1], [medeverdachte] en de tussenpersoon 10% van de met de opdracht gegenereerde omzet te betalen.
Het hof overweegt en concludeert naar aanleiding hiervan als volgt.
De omstandigheid dat het vaker voorkomt dat een partij met een aanbesteding meedoet en daarbij een lagere offerteprijs van een andere partij (die het werk uiteindelijk zal uitvoeren) handig en commercieel verhoogt met een opslag, ontneemt aan de ophoging respectievelijk aan de 10% omzet fee afspraak, niet het specifieke en voldoende bedrieglijke karakter nu de verhoging niet is bedoeld om een commerciële partij handig aan meer winst te helpen maar is bedoeld om (onder meer) werknemers van het beoogde slachtoffer te betalen en die werknemers zich aldus te laten verrijken. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de uiteindelijke opdrachtsom op zichzelf nog als ‘marktconform’ kwalificeert: de marktconformiteit van de uiteindelijke prijs ontneemt aan de gang van zaken niet het specifieke en voldoende bedrieglijk karakter waarmee [stichting 1] werd bewogen tot het aangaan van de contracten en het betalen van de factuurbedragen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte] hebben zich gedurende lange tijd in aanzienlijke mate verrijkt door hetzij ruimte te scheppen in de afgestemde offerteprijs, welke ruimte zij vervolgens naar zichzelf lieten vloeien, hetzij door – los van de offerteprijs – met de opdrachtnemers af te spreken dat deze hen 10% van hun met de opdracht gegenereerde omzet zouden betalen. Daarmee hebben de verdachten de vertrouwensrelatie tussen deze [stichting 1] medewerkers en [stichting 1] ernstig geschonden. Tevens hebben zij daarmee oneerlijke concurrentie veroorzaakt en het vertrouwen van marktdeelnemers in aanbestedingsprocedures geschonden.
Teneinde tot een veroordeling van oplichting te kunnen komen zal het hof per geval beoordelen of de ten laste gelegde oplichtingshandelingen voldoende specifiek en bedrieglijk zijn én of [stichting 1] door die specifieke, bedrieglijke oplichtingshandelingen is bewogen de contracten aan te gaan en – als logisch gevolg daarvan – de geldbedragen op de betreffende facturen heeft betaald.
De tenlastegelegde oplichtingsmiddelen
Het door medeverdachten (laten) zenden van de contractsfacturen aan [stichting 1] kan worden bewezen, maar is op zichzelf geen bedrieglijk oplichtingsmiddel omdat het sturen van een factuur gebruikelijk is.
Het betaalbaar stellen en accorderen van die facturen door (mede)verdachten kan niet worden bewezen nu dit feitelijk is gedaan door andere [stichting 1] medewerkers die niet bij de strafbare handelingen betrokken waren en daarvan evenmin op de hoogte waren.
Het zenden van een memo (DOC-215-18b-d) aan het [stichting 1] managementteam [managementteam] (het gaat hier om de schoonmaak contracten) met daarin de offerteprijzen, de selectiecriteria en de scores van de diverse partijen is een oplichtingsmiddel omdat [medeverdachte 1] en [medeverdachte] het in dat memo (en in de toelichting daarop) deden voorkomen alsof er sprake was van onafhankelijke offertes, alsof die offertes vervolgens op basis van objectieve criteria en op objectieve wijze werden gewogen en aan die offertes op objectieve wijze scores werden gegeven. Voorts werd met dit memo en door het ter goedkeuring inzenden daarvan aan de manager voorgespiegeld alsof zij de offerteprijzen niet hadden afgestemd. Ten slotte werd in dit memo verzwegen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte] en hun tussenpersoon van de geselecteerde en voor gunning voorgedragen opdrachtnemers een betaling ter hoogte van 10% van de door hen gegenereerde omzet zouden ontvangen.
Dit alles maakt het hier bedoelde oplichtingsmiddel voldoende specifiek en voldoende ernstig bedrieglijk. Naar aanleiding van het opstellen en inzenden van het memo is [stichting 1] overgegaan tot het sluiten van de schoonmaak contracten.
In die gevallen waarin kan worden vast gesteld dat de betreffende offerte met een bedrag is opgehoogd uit welk bedrag vervolgens geldbedragen naar [medeverdachte 1], [medeverdachte] en hun tussenpersoon zijn gevloeid, terwijl voor het opgehoogde bedrag geen werkzaamheden zijn verricht, of niet tot het bedrag van de ophoging, levert het (laten) insturen van de offertes met daarin de afgestemde offertebedragen, en het manipuleren van het offertetraject door het vervolgens (laten) gunnen van de opdracht, het vermelden van die opgehoogde offertebedragen in een opdrachtformulier en het (laten) verzenden van facturen met daarin werkzaamheden die niet of niet in die mate zijn verricht eveneens oplichtingshandelingen op.
Het enkele verzwijgen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte] na de totstandkoming van de overeenkomsten een of meer betalingen zouden ontvangen, levert naar het oordeel van het hof geen zelfstandig oplichtingsmiddel op. [stichting 1] is door het (enkele) verzwijgen van de kickbacks niet bewogen tot afgifte van contracten of geldbedragen. Een dergelijk ‘bewegen’ kan evenmin worden aangenomen door (zoals het openbaar ministerie doet) te stellen dat [stichting 1] bij het niet verzwijgen van de kickbacks nimmer zou zijn overgegaan tot afgifte. Het hof merkt op dat het verzwijgen in de kern neerkomt op het, eveneens ten laste gelegde, strafbare feit van niet-ambtelijke omkoping. Met het apart strafbaar stellen van omkoping heeft de wetgever aangegeven deze specifieke vorm van bedrog strafwaardig te achten. Hieruit kan worden afgeleid dat niet elke vorm van bedrog strafwaardig is en dat niet in alle gevallen van omkoping ook sprake is van oplichting. Wel is het gegeven dát niet is gemeld dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte] werden betaald, een als aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte] toe te rekenen omstandigheid die het bedrieglijke karakter van de hierboven genoemde oplichtingsmiddelen bevestigt en versterkt.
Met betrekking tot andere verdachten dan de beide [stichting 1]-medewerkers en hun tussenpersonen zal het hof steeds moeten vaststellen of zij van de oplichtingshandelingen wisten en tevens het oogmerk hadden van wederrechtelijke bevoordeling.
Met betrekking tot het tenlastegelegde witwassen zal steeds met name moeten worden bezien of het betreffende voorwerp (veelal een geldbedrag) afkomstig is uit een aan de witwashandeling
voorafgaandmisdrijf.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig het door haar overgelegde schriftelijk requisitoir op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen conform de bewezenverklaring van de rechtbank. Met betrekking tot de facturen van [medeverdachte 12] aan [stichting 1] heeft zij daarbij het standpunt ingenomen dat het niet anders kan zijn dan dat de volgens de verdeelplannen te verdelen bedragen te veel, en dus ten onrechte, bij [stichting 1] in rekening zijn gebracht. De werkzaamheden die met deze facturen gemoeid zouden zijn, zijn niet, althans niet volledig, verricht.
De verdediging heeft, conform de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen, ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen een bewijsverweer en voor het overige een strafmaatverweer gevoerd. Allereerst is betoogd dat, zowel bij de door [medeverdachte 12] zelf verkregen opdrachten als bij door [medeverdachte 13] bemiddelde opdrachten steeds sprake was van ‘marktconforme’ prijzen. Derhalve kan niet bewezen worden dat [stichting 1] door de transacties financieel nadeel heeft geleden. Dit dient gevolgen te hebben voor de straf.
Volgens de verdediging dient dit er ook toe te leiden dat wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen nu dat benadelingsbedrag ook nihil kan zijn in welk geval er niets is witgewassen. Ook het ten laste gelegde witwassen met betrekking tot de bedragen van € 50.500,- en € 41.250,- kan om dezelfde reden niet bewezen worden.
Allereerst wordt aan [medeverdachte 13] verweten dat hij een valse schuldbekentenis voorhanden heeft gehad.
Onder feit 2 wordt hem (sub 1) tenlastegelegd dat hij offertes en/of facturen van [medeverdachte 12] gericht aan [stichting 1] heeft vervalst. Sub 2 treft hem hetzelfde verwijt met betrekking tot offertes en/of facturen gericht aan [stichting 1] respectievelijk [VVE]. Sub 3 wordt valsheid van offertes/calculaties en/of facturen van [naam bedrijf medeverdachte 13] tenlastegelegd. Bij sub 4 gaat het om valse offertes en/of facturen van [medeverdachte 15], [naam bedrijf 12], [naam bedrijf medeverdachte 21] gericht aan [stichting 1] en/of gericht aan [VVE].
Feit 3 heeft betrekking op het medeplegen van het valselijk opmaken van facturen van [medeverdachte 12] gericht aan [medeverdachte 15], [naam bedrijf 3] B.V., [naam bedrijf medeverdachte 21] en op het medeplegen van valsheid in geschrifte met betrekking tot facturen van [naam bedrijf 6] gericht aan [medeverdachte 12].
Onder feit 4 wordt [medeverdachte 13] het medeplegen van oplichting van [stichting 1] verweten en onder feit 5 de omkoping van [medeverdachte 1] en [medeverdachte], twee medewerkers van [stichting 1].
Onder feit 6 gaat het om gewoontewitwassen van grote geldbedragen en onder feit 7 om het witwassen van een contant bedrag van € 41.450 (in beslag genomen tijdens een zoeking in de woning van [medeverdachte 13]) en van een contant bedrag van € 50.500 (een contante bijbetaling op de aankoop van een BMW X6).
Relevante feiten en omstandigheden - verklaringen [medeverdachte 13]
Voor de beoordeling van de aan [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] tenlastegelegde feiten neemt het hof het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 13] is directeur en enig aandeelhouder van, onder meer, [medeverdachte 12] en [naam bedrijf medeverdachte 13]. De activiteiten van [medeverdachte 12] bestaan uit “Park management, building care en facilities”.
Nadat [medeverdachte 13] [medeverdachte] had ontmoet, heeft hij voor [medeverdachte] een verbouwing aan diens huis uitgevoerd. De kosten daarvan heeft hij, op verzoek van [medeverdachte], via een drietal valse facturen met als omschrijving “grof vuil”, bij [stichting 1] gedeclareerd. [medeverdachte 13] ging hiermee akkoord omdat hij het werk dat hij mogelijk via [medeverdachte] bij [stichting 1] kon verwerven goed kon gebruiken. Deze facturen zijn door [stichting 1] betaald. [medeverdachte] heeft hem vervolgens in contact gebracht met [medeverdachte 1], die veel werk voor [stichting 1] te vergeven had. Sindsdien kreeg [medeverdachte 13] meer werk van [stichting 1] en heeft hij de offertes voor dat werk opgehoogd. [medeverdachte 13] heeft na ontvangst van de opgehoogde bedragen via valse facturen van [naam bedrijf medeverdachte 1] en [betrokkene 4] geldbedragen aan respectievelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte] betaald, aldus [medeverdachte 13].
Het kan kloppen, aldus [medeverdachte 13], dat in correspondentie via het privé e-mail adres van [medeverdachte 1] eerst overleg plaatsvond over offertes en dergelijke voordat de definitieve offerte aan het [stichting 1]-adres van [medeverdachte 1] werd gestuurd.
Voorts heeft [medeverdachte 13] erkend dat hij op kosten van [medeverdachte 12] gereedschappen ter waarde van € 4.480,56, een keuken ter waarde van € 15.525,- en meubels ter waarde € 16.742,80 voor [medeverdachte 1] heeft betaald. Als hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte] niet zou hebben betaald, dan zou hij de opdrachten niet hebben gekregen.
[medeverdachte 13] stuurde offertes naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte] en kreeg dan te horen dat de offerteprijzen “commerciële” prijzen moesten worden, hetgeen resulteerde in een ophoging van die prijzen, aldus [medeverdachte 13]. Als er op het project geld over bleef, dan werd dat verdeeld.
Offertes van [medeverdachte 12] werden ook wel opgemaakt door [betrokkene 5], een werknemer van [medeverdachte 15], of door [medeverdachte 1].
[medeverdachte 13] erkent dat op de tenlastegelegde projecten bedragen werden verdeeld tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte] en hemzelf. Hij bestrijdt echter dat de uiteindelijk verdeelde bedragen gelijk zijn aan de bedragen die in de verdeelplannen worden genoemd. De bedragen in de verdeelplannen waren prognoses. Daarnaast heeft [medeverdachte 13] voor de verschillende projecten daadwerkelijk werkzaamheden uitgevoerd. Dat deed hij vaak samen met andere partijen, die hij natuurlijk ook moest betalen. De inkoopnota’s heeft hij in het dossier gebracht. In de processen-verbaal wordt ervan uitgegaan dat het te verdelen bedrag bestaat uit het aan de opdrachtgever gedeclareerde bedrag minus de kostprijs van [medeverdachte 12], dat wil zeggen minus de som van de inkoopfacturen. Volgens [medeverdachte 13] is dit uitgangspunt niet juist omdat hij niet alleen werkkrachten inhuurde maar zelf ook meewerkte en voor die werkzaamheden recht had op een beloning. Die beloning voor [medeverdachte 12] moet daarom bij de kostprijs worden opgeteld. De som hiervan is de daadwerkelijke kostprijs van het project. Het verschil tussen de op het project aan de opdrachtgever ([stichting 1]) gefactureerde prijs en de daadwerkelijke kostprijs resulteert in het op dat project daadwerkelijk verdeelde bedrag.
Met betrekking tot de bedragen die volgens de processen-verbaal daadwerkelijk verdeeld zijn, merkt [medeverdachte 13] nog op dat in enkele gevallen bij de berekening van het te verdelen bedrag ten onrechte is uitgegaan van factuurbedragen inclusief btw.
Het standpunt van [medeverdachte 13] komt er op neer dat hij de tenlastegelegde feiten erkent, maar het niet eens is met de (omvang van de) bedragen die de rechtbank als benadelingsbedrag van [stichting 1] heeft vastgesteld.
Het hof acht aannemelijk dat [medeverdachte 13] in de tenlastegelegde projecten steeds ook zelf, via [medeverdachte 12], werkzaamheden in het kader van de betreffende opdracht heeft verricht. Het dossier geeft geen aanknopingspunten om de exacte omvang vast te kunnen stellen van dat deel van de opdrachtsom dat als netto “omzet” van [medeverdachte 12] kan worden aangemerkt. Dit brengt mee dat evenmin exact kan worden vastgesteld welk bedrag als “te verdelen bedrag” voor [medeverdachte 13] op een project resteerde. Op basis van de verdeelplannen en de omvang van de daarin genoemde bedragen kan wel worden vastgesteld dát er bedragen op een opdracht zijn verdeeld, maar uit de verdeelplannen alleen kan niet het exacte verdeelbedrag worden afgeleid. Volgens de verdachten waren die verdeelplannen niet “in steen gehouwen” en bevatten zij “prognoses”.
Anders dan bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte] bevat het dossier geen overzicht van de bedragen die [medeverdachte 13] als kickback betaling heeft ontvangen. Langs zo’n overzicht valt het exacte door [medeverdachte 13] als kickback ontvangen bedrag – en daarmee het benadelingsbedrag - evenmin vast te stellen. Dit heeft gevolgen voor de hieronder nader te bespreken vordering van de benadeelde partij.
Op basis van onder meer de verdeelplannen is het hof van oordeel dat [medeverdachte 13] wel verdeelbedragen (kickbacks) heeft ontvangen en concludeert het hof dat bewezen kan worden verklaard dat hij bedragen, waarvan hij wist dat deze uit een voorafgaand misdrijf (valsheid in geschrifte, oplichting, omkoping) afkomstig waren heeft overgedragen en – gelet op de frequentie van dat overdragen - van dat overdragen een gewoonte heeft gemaakt. Het hof acht (gewoonte) witwassen bewezen.
Zoals hierboven onder het kopje “Algemene beschouwingen” al is gezegd, betekent het feit dat een opdrachtsom marktconform is, of kan zijn, nog niet dat de in het kader van die opdracht opgemaakte en verzonden facturen niet vals kunnen zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de in de factuur genoemde (op zichzelf nog marktconforme) prijs is opgehoogd teneinde het opgehoogde bedrag, zonder dat de opdrachtgever ([stichting 1]) daarvan op de hoogte was, te verdelen tussen de beide [stichting 1] medewerkers en [medeverdachte 13]/[medeverdachte 12]. De op de factuur vermelde omschrijving van de werkzaamheden en de prijs doen het dan immers voorkomen alsof het te betalen bedrag wordt besteed aan de uitvoering van de werkzaamheden, terwijl in werkelijkheid een deel daarvan wordt besteed aan privébetalingen aan twee [stichting 1] medewerkers en aan de tussenpersoon (in dit geval [medeverdachte 13] /[medeverdachte 12]), terwijl [stichting 1] niet op de hoogte was van die privé betalingen. De factuur geeft dan niet de werkelijkheid weer. Indien het opgehoogde bedrag kan worden vastgesteld, dan is dat opgehoogde bedrag het bedrag waarvoor de opdrachtgever ([stichting 1]) financieel bij de betreffende opdracht is benadeeld. Zónder de ophoging zou [stichting 1] minder voor de uitvoering van de werkzaamheden hebben hoeven betalen: er zou dan immers voor een lager bedrag zijn geoffreerd en [stichting 1] zou daadwerkelijk minder hebben betaald.
De verdediging heeft in het kader van haar strafmaatverweer nog betoogd dat het in de praktijk voorkomt dat één partij een opdracht gegund krijgt, maar daar niets anders voor heeft gedaan dan onderhandelen met de opdrachtgever en het ondertekenen van het contract. De rest, de coördinatie en de uitvoering van de werkzaamheden, laat hij volledig over aan een onderaannemer, maar hij zet op de door de onderaannemer geoffreerde prijs wel een extra bedrag dat dient als pure winst voor hem, de hoofdaannemer. De betreffende factuur in dit voorbeeld is dan niet vals en de betreffende opdrachtgever heeft geen schade geleden, aldus de verdediging.
Het hof gaat ook hier niet in mee. Als het gegeven voorbeeld in de praktijk gebruikelijk en geaccepteerd is, dan zullen beide partijen met die praktijk bekend zijn en er mee akkoord zijn. Het verschil met onderhavige casus ligt er in dat [medeverdachte 12] er uitsluitend tussen werd geschoven teneinde een verhoging van de prijs ten behoeve van omkoopbetalingen mogelijk te maken en de verhoging van het bedrag niet een commerciële maar een criminele oorzaak had, namelijk het creëren van ruimte om omkoop betalingen aan medewerkers van [stichting 1] door [stichting 1] zelf te laten betalen. In het feit dat [stichting 1] hiervan in het geheel niet op de hoogte was, ligt een tweede cruciaal verschil met het gegeven voorbeeld. Daarmee gaf niet alleen de prijs de werkelijkheid niet meer weer, de aanbestedingsprocedure werd ook gemanipuleerd. Omdat [medeverdachte 13] in het complot zat moest hij de opdracht gegund krijgen teneinde vervolgens ruimte te kunnen scheppen voor de omkoopbetalingen.
Uit het vorengaande volgt tevens dat het [stichting 1] bewegen tot het aangaan van de contracten waarvan de contractprijs als ‘marktconform’ kan kwalificeren, niettemin tot oplichting van [stichting 1] kan leiden. Dat is hier het geval nu [medeverdachte 1], [medeverdachte] en [medeverdachte 13] de aanbestedingsprocedure van [stichting 1] manipuleerden doordat vooraf al bekend was welke partij een opdracht zou krijgen, de overige ingediende offertes niet (altijd) van elkaar onafhankelijk waren en de opdracht ging naar de partij die wilde meewerken aan het verdelen van een deel van de contractprijs tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte] en [medeverdachte 13].
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Hij op
of omstreeks16 mei 2017 te Steenbergen, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en), opzettelijk een
vals en/ofvalselijk opgemaakt geschrift, te weten een schuldbekentenis d
.d. 20 oktober 2016
(DOC-003), voorhanden heeft
/hebbengehad, terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s)wist
(en
) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat in die schuldbekentenis valselijk in strijd met de waarheid vermeld was dat hij, verdachte, en [betrokkene 6] ter leen een geldbedrag hebben ontvangen van 70.000 euro van [naam bedrijf 13], tegen een rente van 5 procent per jaar;
2.
Hij
op een of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 2 februari 2015 tot en met 3 juli 2018
te Steenbergen en/of Rotterdam en/of Barendrecht en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
),
meermaals, althans eenmaal, een of meerderegeschrift
(en
)die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen,te weten:
1) een of meerdereofferte
(s
)en
/ofcalculatie
(s
)en
/offactu
(u)ren,
(telkens)op naam van [medeverdachte 12], gericht aan [stichting 1], te weten
/waaronder:
-
(een)factu
(u)r
(en
)d.d. 8 mei 2015 (15009 en
/of15010 en
/of15011)
(DOC-028-3, -4 en -5);en
/of
-
(een
)factuur d.d. 23 september 2015 (15026)
(DOC-028-7);en
/of
-
(een)factu
(u)r
(en
)d.d. 29 april 2015 (15007 en
/of15008)
(DOC-028-6; DOC-040-5);en
/of
- een offerte en
/ofcalculatie d.d. 9 november 2015 ter hoogte van 7.245,88 euro exclusief BTW
(DOC-249-2); en
/of (een)factu
(u)r
(en
)d.d. 8 december 2015 (15059) en
/of2 maart 2016 (16
11) en
/of2 februari 2017 (17003), (met betrekking tot contractonderhoud aan galerijen complex 1167073)
(DOC-249-5a, -6a, -7a);en
/of
-
(een)factu
(u)r
(en
)d.d. 27 november 2015, factuurnummer
(s
)15050 en
/of15051 en
/of15052
(DOC-041-5, -6 en -7);en
/of
- een offerte en
/ofcalculatie d.d. 3 juli 2015 ter hoogte van 85.000,00 euro exclusief BTW
(DOC-029-4)en
/of (een)factu
(u)r
(en
)d.d. 10 augustus 2015 (15017) en
/of27januari 2016 (16002) en
/of13 maart 2017 (16004) en
/of3 juli 2018 (18011)
(met betrekking tot het reinigen van dakgoten complex 11521072
(DOC-029-5; DOC-030-3; DOC-129-1; DOC-129-18);en
/of
-
(een)factu
(u)r
(en
)d.d. 15 december 2015 (15067) en
/of22 december 2015 (15069) (met betrekking tot meerwerk reinigen dakgoten)
(DOC-030-1 en -2);en
/of
- een factuur d.d. 28 december 2015 (15073)
(DOC-038c);en
/of
- een
(ongedateerde
)offerte en
/ofcalculatie ter zake ‘Vervangen Hemelwaterafvoeren’
(DOC-247-5 t/m 11)en
/of (een)factu
(u)r
(en
)d.d. 7 december 2015 (15054 t/m 15058) en
/of14 december 2015 (15062 en
/of15064) en
/of15 december 2015 (15061) en
/of16 december 2015 (15063 en
/of15065)
(DOC-248-1 t/m -10);en
/of
- een offerte d.d. 4 juli 2016 met offertenummer 2016-0028 ter hoogte van 106.751,45 euro inclusief BTW betreffende het vervangen van de raamrubbers Complex 1100040
(DOC-042-17b/c)en
/of (een)factu
(u)r
(en
)d.d. 9 augustus 2016 (16027 en
/of16028) en
/of1 september 2016 (16034 en
/of16035) en
/of23 september 2016 (16037 en
/of16038) en
/of18 oktober 2016 (16040 en
/of16041) en
/of25 oktober 2016 (16044) (met betrekking tot onderhoud kitwerk hillekoptoren)
(DOC-042-29 t/m 36; DOC-042-11);en
/of
- een offerte en
/ofcalculatie d.d. 28 februari 2017 met offertenummer 2017-0007 ter hoogte van 115.200,00 euro exclusief BTW betreffende diverse werkzaamheden op de [straatnaam 10] 204 te Rotterdam
(DOC-136-b/c);en
/of
- een offerte d.d. 26 juni 2015 betreffende werkzaamheden aan [straatnaam 1] 2 t/m 43 – [straatnaam 9] 51 t/m 147 te Rotterdam
(DOC-064-a t/m -c);
2)een offerte en
/ofcalculatie op naam van [medeverdachte 12], gericht aan [stichting 1] d.d. 11 mei 2015 betreffende schilderwerk [VVE]
(DOC-053-2/3)en
/of een of meerderefactu
(u)r
(en
)op naam van [medeverdachte 12] gericht aan [VVE] d.d. 25 oktober 2015 (15041) en
/of10 december 2015 (15060) en
/of15 december 2015 (15066) en
/of2 maart 2016 (16009),
(DOC-059-4, -6, -8. en -10);
3) (een
) of meerdereofferte
(s)en
/ofcalculatie
(s)d.d. 13 juli 2016
(DOC-043-10a t/m -c en DOC-043-11 a/b)en
/of (een)factu
(u)r
(e
)n d.d. 24 augustus 2016 (SW16001 t/m -4) en
/of23 september 2016 (SW16005 en
/ofSW16006) en
/of25 oktober 2016 (SW16008 en
/ofSW16008) en
/of18 november 2016 (SW16009 en
/ofSW16010) (betreffende anti slip strips)
(DOC-043-16 t/m -25),
(telkens)op naam van [naam bedrijf medeverdachte 13],
4) een of meerdereofferte
(s
)en
/ofcalculatie
(s
), op naam van
- [medeverdachte 15] dd. 26 juni 2015 (DOC-063a t/m -j) en/of dd. 3 mei 2016 (DOC-227-6a t/m -i) en/of dd. 1 maart 2017 (DOC-136-7d/e); en/of
- [
-naam bedrijf 12] d.d. 9 februari 2017
(DOC-136-6b t/m -e); en/of
- [naam bedrijf medeverdachte 21] dd. 21 oktober 2016 (DOC-151-2a/b);
althans een of meerdere offerte(s) en/of calculatie(s) en/of factu(u)r(en) gericht aan [stichting 1] en/of [VVE],
hebbende hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)op die offerte
(s
)en
/ofcalculatie
(s
) (telkens
)valselijk in strijd met de waarheid
(een)bedrag
(en
)vermeld
en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat/die
(veel)hoger
was/waren dan de
/hetwerkelijke
/oorspronkelijkebedrag
(en
)voor de betreffende werkzaamheden en
/ofop die factu
(u)r
(en
) (telkens
)valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld
en/of laten vermelden en/of doen vermelden,die in werkelijkheid
niet en/ofniet in die omvang waren verricht,
in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden,zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 30 juli 2015 tot en met 5 december 2016
te Steenbergen en/of Barendrecht en/of Roosendaal en/of Rotterdam en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
), meermaals,
althans eenmaal, een of meerderegeschrift
(en
)die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een of meerderefactu
(u)r
(en
) (telkens)op naam van [medeverdachte 12] gericht aan
- [ medeverdachte 15]
(DOC-074a t/m -c; DOC-110-19b; DOC-250a t/m c; DOC-251)en
/of
- [ naam bedrijf 3]
(DOC-039-8);en
/of
- [ naam bedrijf medeverdachte 21]
(DOC-073a en -b),
althans een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [medeverdachte 12],
en
/of een of meerderefactu
(u)r
(en
)op naam van [naam bedrijf 6], gericht aan [medeverdachte 12]
(DOC-050-2 t/, t/m -5 en/of DOC-050-9 t/m -11),
valselijk heeft opgemaakt
en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen opmaken en/of laten opmaken en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers
heeft/hebben hij, verdachte, en
/ofzijn, verdachtes, mededader
(s
),
(telkens
)valselijk in strijd met de waarheid op genoemde factu
(u)r
(en
)werkzaamheden vermeld
en/of geschreven en/of opgenomen, en/althans door een ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven en/of opnemen,die in werkelijkheid
niet en/ofniet in die omvang door hem, verdachte
(of diens vennootschap
(pen
))waren verricht,
in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden,
zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
Hij in de periode van
omstreeks2 februari 2015 tot en met 17 oktober 2018
te Steenbergen en/of Barendrecht en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,meermaals,
althans eenmaal,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [stichting 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en
/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/oftot het aangaan van een schuld
of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
) (telkens),
-
(een)offerte
(s
)en
/of (een)calculatie
(s
)verzonden en
/ofdoen toekomen aan [stichting 1], waarin
(een)bedrag
(en
) was/waren vermeld
dat/die
(veel)hoger
was/waren dan de
/hetwerkelijke
/oorspronkelijkebedrag
(en
)voor de betreffende werkzaamheden, en
/ofwaarin
(een)bedrag
(en
) was/waren vermeld waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte] (werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [stichting 1] als senior vastgoedbeheer en
/ofmedewerker sociaal beheer), en hem, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
);en
/of
-
(een)opdracht
(en
)van [stichting 1]
(voor
dat/die opgehoogde en/of aangepaste en/of afgestemde bedrag
(en
)),
gegund en/oflaten/doen gunnen aan [medeverdachte 12] en
/of[naam bedrijf medeverdachte 13] en
/ofzijn mededader
(s
);en
/of
-
het/de bedrag
(en
)van de
(opgehoogde en/of aangepaste en/of afgestemde
)offerte
(s
)vermeld
en/of laten/doen vermeldenin
(een)opdrachtformulier
(en
);en
/of
- factu
(u)r
(en
)gezonden aan en
/ofingediend
en/of doen/laten zenden en/of indienenbij [stichting 1], terwijl
het/de op die factu
(u)r
(en
)vermelde werkzaamheden in werkelijkheid
niet en/ofniet in die omvang waren verricht
, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden; en/of
- deze factu(u)r(en) betaalbaar gesteld en/of geaccordeerd bij/namens [stichting 1] en/of betaald en/of doen betalen door/namens [stichting 1]; en/of
- (telkens) tegenover [stichting 1] verzwegen en/of verborgen gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (geoffreerde en/of gefactureerde) bedrag(en) afstemming had plaatsgevonden en/of een (verborgen of verzwegen) vergoeding en/of betaling aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte] en/of aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), was inbegrepen en/of overeengekomen,
waardoor [stichting 1] werd bewogen tot
het aangaanafgiftevan
een of meerderecontract
(en
)aan [medeverdachte 12] en
/of[naam bedrijf medeverdachte 13] en
/ofzijn, verdachtes, mededader
(s
)en
/oftot afgifte van
een ofmeerdere geldbedrag
(en
) van (in totaal) (ongeveer) 802.993,89 euro (ZPV-3 p. 0213), althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) en/of goed(eren);
5.
Hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode vanaf 2 december 2015 tot en met 17 oktober 2018
te Steenbergen en/of Rotterdam en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of eldersin Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,
aan [medeverdachte 1], geboren [geboortedatum medeverdachte 1] 1986 te [geboorteplaats medeverdachte], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als
(senior
)vastgoedbeheerder bij woningcorporatie [stichting 1], en
/ofaan [medeverdachte], geboren [geboortedatum medeverdachte] 1967 te [geboorteplaats medeverdachte], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij woningcorporatie [stichting 1],
naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte], in strijd met
zijn/hun plicht in
zijn/hun betrekking
(en
) heeft/hebben gedaan
en/of nagelatendan wel
zal/zou/zullen
/zoudendoen
en/of nalaten,
meermalen,
althans eenmaal, (een)belofte
(n
), te weten de belofte om
(een percentage/deel van de
)bedragen die [medeverdachte 12] en
/of[naam bedrijf medeverdachte] en/of [medeverdachte 15] en
/of[naam bedrijf 2].
en/of [naam bedrijf medeverdachte 21] en
/of[naam bedrijf 3] en
/ofandere
(derde
)partijen ontvingen of zouden gaan ontvangen voor werkzaamheden voor [stichting 1],
(volgens een vaste verdeelsleutel)te verdelen met en
/ofaf te dragen/te betalen aan die [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte],
in elk geval een of meerdere belofte(n) heeft gedaan
en
/ofgift
(en
), te weten gereedschappen
(ter waarde van 4.480,56
euroof daaromtrent; AMB-134), en
/ofeen keuken
(ter waarde van 15.525 euro
of daaromtrent; AMB-136)en
/ofmeubelen
(ter waarde van 16.742,80 euro
of daaromtrent; AMB-130)en
/of een of meerderegeldbedrag
(en
) ter hoogte van (in totaal):
- 7.398,91 euro en/of 4.500 euro exclusief BTW (betalingen van [medeverdachte 12] aan [naam bedrijf medeverdachte 1] en/of [betrokkene 4]; AMB-142 p. 2139; AMB-143 p. 2153); en/of
- 41.095,36 euro inclusief BTW (23.837,00 + 17.258,36 euro via [naam bedrijf 6] aan [naam bedrijf medeverdachte 1]; en/of
- 35.226,73 euro inclusief BTW (17.605,50 + 17.621,23 euro via [naam bedrijf 6] aan [betrokkene 4]; en/of
- 24.250 euro exclusief BTW (via [naam bedrijf 3] en/of[naam bedrijf 9]); en/of
- 24.000 euro, althans 15.400 euro exclusief BTW (Via [naam bedrijf medeverdachte 2]), in elk geval een of meerdere goed(eren) en/of geldbedrag(en) heeft gedaan,
van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte]
had(den) gehandeld en/of zou(den)handelen in strijd met
zijn/hun plicht;
6.
Hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode vanaf 2 februari 2015 tot en met 17 oktober 2018
(telkens) te Steenbergen en/of Rotterdam en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
a.
a) (telkens) van een of meer (grote) geldbedrag(en), te weten: - 874.383,69 euro (AMB-029c p. 1294); en/of
- 131.869,43 euro (188.384,90 euro - 37.676,98 euro - 18.838,49 euro; AMB-039 p. 1351); en/of
- 313.124,34 (AMB-057 p. 1513; DOC-062-5); en/of
- 50.000 euro (AMB-066 p. 1578); en/of
althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b) (telkens) een of meer (grote) geldbedrag(en) en/of goederen, te weten:
- 874.383,69 euro (AMB-029c p. 1294); en/of
- 131.869,43 euro (188.384,90 euro - 37.676,98 euro - 18.838,49 euro; AMB-039 p. 1351); en/of
- 313.124,34 (AMB-057 p. 1513; DOC-062-5); en/of
- 50.000 euro (AMB-066 p. 1578); en/of
althans een of meerderegeldbedrag
(en
),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/ofheeft overgedragen
en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s
)wist
(en
), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
dezebovenomschreven goed(eren) en/ofgeldbedrag
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig
(e)misdrijf
/misdrijven, terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)van het plegen van dat feit een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
7.
Hij
op een of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 4 oktober 2016 tot en met 16 mei 2017 te Steenbergen
, althans (elders) in Nederland,en
/ofWestmalle,
althans in België, vaneen
(contant
)geldbedrag
(en)van 41.450 euro (aangetroffen op 16 mei 2017 in zijn, verdachtes, woning), en
/of50.500 euro (aanbetaald voor een BMW X6, kenteken [kenteken])
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of genoemd (contante) geldbedrag(en) heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragenen
/ofheeft omgezet,
althans van genoemd(e) (contante) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,terwijl hij
en/of zijn mededader(s)wist
(en
),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig
(e)misdrijf
/misdrijven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: