ECLI:NL:GHDHA:2024:37

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.315.599/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een meerjarige beheerovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de vergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Vaanster Energie Service B.V. en Stichting DSV over de ontbinding van een meerjarige beheerovereenkomst. Vaanster, een energieproducent, verzorgde het beheer van energieopwekkingsinstallaties voor DSV, een organisatie die diensten verleent aan verzorgings- en verpleegtehuizen. DSV heeft de overeenkomst ontbonden, stellende dat Vaanster haar verplichtingen niet is nagekomen. Vaanster heeft in hoger beroep de ontbinding betwist en vorderingen ingesteld voor betaling van een beheervergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat Vaanster tekort is geschoten in haar verplichtingen, met name in het coördineren en opvolgen van storingen en het aanleveren van rapportages. Het beroep van Vaanster op schuldeisersverzuim is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat DSV niet de noodzakelijke medewerking heeft verleend. Het hof oordeelt dat DSV de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en dat Vaanster geen recht heeft op betaling van de laatste factuur. De grieven van Vaanster worden verworpen en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.315.599/01
Zaaknummer rechtbank : 9255759 \ CV EXPL 21-1740
Arrest van 23 januari 2024
in de zaak van
Vaanster Energie Service B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.J.H. Post, kantoorhoudend in Barneveld,
tegen
Stichting DSV,
gevestigd in Katwijk,
verweerster,
advocaat: mr. E.S.R. Ester, kantoorhoudend in Hillegom.
Het hof zal partijen hierna noemen Vaanster en DSV.

1.De zaak in het kort

1.1
Partijen hebben met elkaar een meerjarige beheerovereenkomst gesloten, die inhoudt dat Vaanster het beheer van de energieopwekkingsinstallaties in de verpleegtehuizen van DSV verzorgt tegen betaling van een jaarlijkse vergoeding. DSV heeft de overeenkomst ontbonden omdat zij van mening is dat Vaanster haar verplichtingen onder de beheerovereenkomst niet is nagekomen. Partijen verschillen van mening over de vraag of DSV nog een beheervergoeding aan Vaanster verschuldigd is en of DSV de beheerovereenkomst met Vaanster mocht ontbinden.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 10 augustus 2022, waarmee Vaanster in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden van 1 juni 2022 (hierna: het bestreden vonnis);
  • het arrest van dit hof van 25 oktober 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 januari 2023;
  • de memorie van grieven van Vaanster, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van DSV, met één bijlage;
  • de akte overlegging aanvullende producties met bijlagen 8 en 9 die Vaanster ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 14 november 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 1 heeft Vaanster betoogd dat de kantonrechter de feiten te beperkt en onvolledig heeft weergegeven. De kantonrechter was echter niet gehouden alle feiten te vermelden, reden waarom de grief faalt. Dat neemt niet weg dat het hof rekening zal houden met wat Vaanster in de toelichting op de grief heeft aangevoerd. Omdat Vaanster geen grief heeft aangevoerd tegen de door de kantonrechter (wel) vastgestelde feiten zijn deze in hoger beroep niet in geschil en dienen zij daarom ook voor het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.2
Vaanster is een energieproducent en leverancier van warmte en koude die zij aan zakelijke partijen levert door middel van langdurige leveringsovereenkomsten op basis van eigen energieopwekkingsinstallaties (EOI) in het kader van warmte en koude levering (WKO) die door haar onderhouden worden.
3.3
DSV is een organisatie die diensten verleent ten behoeve van verzorgings- en verpleegtehuizen op het gebied van wonen, welzijn en zorg.
3.4
Op 1 augustus 2018 hebben Vaanster en DSV met ingang van 1 januari 2019 een beheerovereenkomst EOI projecten (hierna: de beheerovereenkomst) gesloten voor de duur van vijftien jaar. De beheerovereenkomst heeft onder meer betrekking op het beheer van de EOI’s door Vaanster in de tehuizen van DSV. Volgens artikel 1.1 is het doel van de overeenkomst DSV inzicht te geven in de financiële performance van haar installaties en er zoveel mogelijk voor zorg te dragen dat DSV zo min mogelijk aandacht en zorg zal hoeven te geven aan de exploitaties van de EOI’s.
3.5
In de beheerovereenkomst is een vergoeding bepaald van € 42.840,- per jaar, geïndexeerd en te voldoen in twee delen, 50% op 1 januari en 50% op 1 juli van ieder jaar, en binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur. In de overeenkomst staat voor zover van belang:

Artikel 1. Opdracht werkzaamheden, looptijd
(…) 1.3 De periode tussen 1 juli 2018 en 31 december 2018 wordt aangemerkt als opstart periode. Gedurende deze periode zal Opdrachtnemer tevens de aangeleverde projectdossiers screenen op volledigheid, correctheid etc. en daarvan aan Opdrachtgever verslag doen. Indien de uitkomsten van het onderzoek van de projectdossiers invloed hebben op de werkzaamheden zoals omschreven in deze overeenkomst zullen Opdrachtnemer en Opdrachtgever in overleg treden over de eventuele consequenties voor de opdracht hiervan en zullen Partijen waar nodig aanvullende afspraken ter zake overeenkomen. (…)
Artikel 2. Vergoeding
(…) 2.11 Opdrachtnemer is bij het vaststellen van de Vergoeding uit gegaan van: - gebruikmaking van diens volledig digitale beheerstructuur zoals aanwezig binnen diens onderneming; - kosten derden komen altijd voor rekening van Opdrachtgever; - digitale contractvorming via het digitale portal, waartoe Opdrachtnemer een machtiging ontvangt van Opdrachtgever teneinde namens Opdrachtgever leveringsovereenkomsten te sluiten; - door Opdrachtgever bij nieuw af te sluiten leveringsovereenkomsten uitsluitende toepassing van de door Opdrachtnemer opgestelde Algemene voorwaarden; - snelle en efficiënte besluitvorming aan de zijde van Opdrachtgever waarbij Opdrachtgever één gemandateerde vertegenwoordiger aanwijst voor alle contacten tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer; - zorgdragen door de Opdrachtgever voor ondertekening van leveringsovereenkomsten door de contractanten alvorens deze de sleutel van de huurwoning zullen ontvangen; - beschikbaarheid van een ABN AMRO bankrekening ten name van Opdrachtgever waarvoor Opdrachtnemer gemachtigd zal zijn betalingen te verrichten; - gebruikmaking door Opdrachtgever van de beheerpagina voor het doorvoeren van mutaties e.d. op het digitale portal van Opdrachtnemer. (…)
Artikel 8. Tussentijdse beëindiging8.1 In geval één der Partijen ook na daartoe in gebreke te zijn gesteld stellende een redelijke termijn alsnog correct na te komen, niet voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze Overeenkomst heeft de andere Partij het recht de overeenkomst te ontbinden. 8.2 Voordat het contract definitief wordt ontbonden door Opdrachtgever zal Opdrachtnemer in de gelegenheid gesteld worden om binnen drie maanden aannemelijk te maken dat Opdrachtnemer zodanige maatregelen heeft genomen dat niet opnieuw in gebreke zal worden gebleven. Deze regeling vervalt bij herhaaldelijk niet voldoen aan de verplichting. (…)
3.6
In een interne e-mail van 9 december 2019 van Vaanster staat het volgende:

(…) Ik ben vorige week nog bij DSV geweest om dit te bespreken. Vanuit DSV zal er geen toestemming komen om een gezamenlijke ABN-bankrekening te openen. Dit heeft te maken met de slechte financiële situatie waarin DSV zich bevindt. Ik heb bij DSV aangegeven dat wij daardoor niet onze dienstverlening optimaal kunnen uitvoeren. (…)
3.7
Op 25 februari 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Vaanster en DSV waarin DSV aan Vaanster te kennen heeft gegeven dat de huidige overeenkomst niet meer paste. Bij brief van 16 juni 2020 heeft DSV het volgende aan Vaanster bericht:

(…) Op 25 februari jl. ben ik bij u op kantoor geweest en een gesprek gehad met (…). In dit gesprek heb ik aangegeven dat gezien de ontwikkelingen huidige contract niet meer past. (…). In de afgelopen periode zijn mij een aantal zaken opgevallen waaronder de coördinatie en opvolging van storingen aan de WKO installatie’s. In het beheerscontract staat vermeld dat u als partner de storingen en klachten coördineert. Aangezien als onze WKO installatie’s over een GBS beschikken komen de storingen bij Vaanster binnen en die coördineert het gehele proces. Van storing tot het aansturen en melden van deze storing bij de onderhoudspartner (Firma de Groot) Dat is tot op heden nog nooit gebeurd en hierbij blijft u in gebreke: te weten niet opvolgen en coördineren van verstoringen aan de WKO installaties. Dat is precies de reden waarom DSV het contract wilt ontbinden omdat Vaanster niet doet wat er afgesproken is. U gaf mij in de mail aan van 20 april jl. dat u zeer binnenkort contact met mij zou opnemen. Aangezien dat niet gebeurde heb ik wederom contact met u gezocht per mail omdat u telefonisch niet bereikbaar was op 8 mei. Ook na deze heb ik regelmatig uw kantoor gebeld zonder resultaat. Ook hierin blijft de communicatie te wensen over. Ik verzoek u binnen 2 weken (voor 30 juni 2020) inhoudelijk op deze brief te reageren, bij geen reactie beschouwt DSV/Verzorgd leven het contract als ontbonden.
3.8
Vaanster heeft bij brief van 29 juni 2020 gereageerd dat dit geen reden kan zijn om de overeenkomst eenzijdig te ontbinden, dat de overeenkomst in een dergelijk geval voorziet in de mogelijkheid tot een tussentijdse evaluatie waarbij een redelijke termijn wordt gesteld waarbinnen de eventuele gebreken kunnen worden hersteld en dat DSV wel een voorstel tot afkoop kan doen.
3.9
Bij brief van 30 juli 2020 heeft DSV aan Vaanster bericht voornemens te zijn de beheerovereenkomst te beëindigen:

(…) DSV heeft meerdere malen zowel schriftelijk als mondeling aangegeven dat zij ontevreden is over de dienstverlening, heeft dit toegelicht en is van mening dat Vaanster in gebreke blijft en er zwaarwegende gronden zijn om het contract te ontbinden.Dhr. van de Braak geeft aan dat de slechte/ matige dienstverlening vanuit Vaanster wordt veroorzaakt door het feit dat DSV geen bankrekening heeft geopend. Dit lijkt ons onwaarschijnlijk aangezien de facturen tot dusver netjes zijn betaald. Het niet openen van een bankrekening van DSV heeft dus geen invloed op de performance van Vaanster.Mocht Vaanster belang hechten aan het nakomen van haar dienstverlening aan DSV dan wil DSV antwoord op de volgende vragen:1. Welke diensten levert Vaanster aan DSV voor een bedrag van € 41.838,72? Graag gespecificeerd weergeven.2. Waarom heeft u niet tijdig de rapportage’s aangeleverd? (...)Daarnaast wil DSV een gespecificeerde indicatie van de afkoopsom ontvangen.Mocht Vaanster van mening dat zij haar dienstverlening kan verbeteren dan wil DSV binnen twee weken een plan van aanpak ontvangen.
3.1
Bij brief van 1 september 2020 heeft Vaanster aan DSV geschreven dat DSV niet voldeed aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.11 van de beheerovereenkomst. Vaanster kon daardoor haar werkzaamheden onder de beheerovereenkomst niet volledig uitvoeren. Daarvoor hadden tenminste de volgende acties uitgevoerd moeten worden: i) DSV had een bankrekeningnummer moeten openen en de administratie moeten overdragen, ii) DSV had Vaanster een mandaat moeten geven tot het sluiten van een serviceovereenkomst met een installateur voor het melden en afhandelen van storingen en iii) DSV had de bewoners ervan in kennis moeten stellen dat storingen en klachten bij Vaanster moesten worden gemeld.
3.11
Bij e-mail van 23 september 2020 heeft DSV aan Vaanster bericht dat sprake is van een impasse:

(…) Daar Vaanster meent een rekening te moeten openen om de dienst te kunnen leveren. Echter is het een wanprestatie dat de rapporten niet geleverd worden, de storingen niet opgevolgd worden en dus geen kwaliteit geleverd wordt. Onze volgende afspraak is dinsdag 6 oktober waarin u hierop terugkomt met een constructieve oplossing om deze impasse te doorbreken en tot een oplossing te komen.
3.12
Op 29 oktober 2020 heeft Vaanster een presentatie gehouden over de beheerovereenkomst. Vaanster heeft deze presentatie vervolgens bij e-mail van 4 november 2020 aan DSV toegezonden en het volgende geschreven:

(…) Zoals toegelicht is deze bedoeld om jullie in het gesprek mee te nemen in de huidige stand van de beheerovereenkomst. Meer inzage te geven in de inhoud en doelstelling van de beheerovereenkomst. Evenals een oplossing te geven voor het aanpassen of eindigen van de overeenkomst. Tijdens het gesprek waren hier vanuit DSV geen vragen over, en ik ga er vanuit dat de inhoud verder duidelijk is (…).
3.13
Bij brief van 8 december 2020 heeft DSV het volgende aan Vaanster bericht:

(…) Bij brief van 16 juni 2020 heeft cliënte aangegeven dat de coördinatie en opvolging van storingen door Vaanster niet plaatsvindt. Bij brief van 30 juli 2020 heeft cliënte Vaanster vervolgens verzocht aan te geven welke diensten zij levert, en waarom er geen rapportages worden aangeleverd.In reactie op laatstgenoemde brief geeft Vaanster, kort en zakelijk weergegeven, aan dat zij haar verplichtingen voortvloeiende uit de Overeenkomst niet nakomt. Ook uit de presentatie van 29 oktober 2020 volgt dat Vaanster gedurende de looptijd van de Overeenkomst (bijna twee jaar) nagenoeg geen enkele daaruit voortvloeiende verbintenis is nagekomen. DSV wordt daarentegen wel gehouden de overeengekomen vergoeding te voldoen.In de brief van 1 september 2020 verwijst Vaanster daarbij naar de ‘randvoorwaarden’ als genoemd in artikel 2.11 van de Overeenkomst. De verwijzing naar deze ‘randvoorwaarden’ baat Vaanster niet, en wel vanwege het navolgende.(…)Los van het voorgaande zijn partijen een opstartperiode overeengekomen. Overeenkomstig artikel 1.3 van de Overeenkomst dient Vaanster in die periode de aangeleverde projectdossiers te screenen op volledigheid. De naar de mening van Vaanster ontbrekende bescheiden zijn niet eerder dan in de brief van 1 september 2020 door Vaanster genoemd.Daarnaast wijs ik er nog op dat partijen bij wederkerige overeenkomsten gehouden zijn hun gedrag mede te doen bepalen door elkaars gerechtvaardigde belangen. Voor zover Vaanster de Overeenkomst al niet kon uitvoeren wegens het ontbreken van stukken of informatie, had Vaanster niet mogen nalaten dat aan cliënte te melden en daarom te vragen.Gezien het voorgaande verzoek en zonodig sommeer ik u om binnen drie weken na heden de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst, als gespecificeerd in Bijlagen 1a en 1b, integraal na te komen, waaronder - maar niet uitsluitend - het onderhoud en technisch beheer, de monitoring, de coördinatie en afhandeling van storingen en klachten, rapportage op storingen en het financiële beheer, en die nakoming verifieerbaar aan te tonen.Voor zover Vaanster binnen de hiervoor genoemde termijn haar verplichtingen voortvloeiende uit de Overeenkomst niet, niet behoorlijk of niet volledig nakomt, wordt reeds nu voor alsdande Overeenkomst conform artikel 8.1 ontbonden. (…)
3.14
Bij brief van 5 januari 2021 heeft Vaanster aan DSV bericht dat de werkzaamheden die door Vaanster konden worden uitgevoerd, ook daadwerkelijk werden uitgevoerd, maar dat voor de inrichting en uitvoering van de overige werkzaamheden de medewerking van DSV noodzakelijk was.
3.15
Vaanster heeft bij factuur van 21 januari 2021 een bedrag van € 21.521,11 in rekening gebracht aan beheervergoeding over de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021. DSV heeft de factuur onbetaald gelaten.
3.16
Bij brief van 27 mei 2021 heeft DSV Vaanster bericht dat zij de beheerovereenkomst definitief ontbindt omdat meer dan drie maanden zijn verstreken na de sommatie van 8 december 2020 en Vaanster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zodanige maatregelen zijn genomen dat niet opnieuw in gebreke gebleven zal worden.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Vaanster heeft DSV gedagvaard en, samengevat, (in conventie) betaling gevorderd van € 21.521,22 aan hoofdsom en € 287,74 aan wettelijke handelsrente berekend tot en met 21 april 2021, te vermeerderen met de verdere rente, de buitengerechtelijke incassokosten van € 990,21 en de proceskosten.
4.2
DSV heeft (in reconventie) gevorderd om voor recht te verklaren dat DSV de beheerovereenkomst heeft ontbonden, dan wel om de overeenkomst per een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum alsnog te ontbinden, met veroordeling van Vaanster in de proceskosten.
4.3
De kantonrechter heeft (in conventie), kort samengevat, DSV veroordeeld om aan Vaanster een bedrag van € 9.625,99 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 8.739,24, wat meer of anders is gevorderd afgewezen en de kosten van deze procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft (in reconventie) voor recht verklaard dat DSV de beheerovereenkomst heeft ontbonden en Vaanster daarbij in de proceskosten veroordeeld.
4.4
Kort samengevat kwam de kantonrechter op de volgende gronden tot dit oordeel. Vast staat dat Vaanster de volgens de overeenkomst door haar uit te voeren werkzaamheden niet volledig heeft uitgevoerd. Het beroep van Vaanster op schuldeisersverzuim van DSV slaagt niet. Nog afgezien van de vraag of de nakoming van Vaanster uitsluitend wordt verhinderd door het niet nakomen door DSV van de door Vaanster gestelde randvoorwaarden, is onvoldoende gebleken dat van de kant van Vaanster het nodige is gedaan en zij DSV heeft laten weten dat haar medewerking werd verlangd. De tekortkoming van Vaanster is van voldoende gewicht om de ontbinding door DSV te rechtvaardigen. Vaanster is gelet op de ingebrekestellingen van DSV in verzuim komen te verkeren en DSV heeft de overeenkomst bij brief van 27 mei 2021 rechtsgeldig ontbonden. Deze ontbinding leidt tot de verplichting van partijen om de door hen ontvangen prestaties ongedaan te maken. Vaanster heeft in 2021 wel enige werkzaamheden verricht. Deze prestatie van Vaanster kan naar haar aard niet ongedaan gemaakt worden, zodat daarvoor een vergoeding in de plaats treedt van € 8.739,24. Dit bedrag moet DSV aan Vaanster betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, plus de buitengerechtelijke incassokosten à € 886,75.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
Vaanster is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. Vaanster vordert dat het hof het vonnis vernietigt, de (volledige) vorderingen van Vaanster toewijst en de vorderingen van DSV alsnog afwijst, met veroordeling van DSV tot terugbetaling van de reeds door Vaanster betaalde proceskosten en tot betaling van de kosten van de procedure in beide instanties, met rente en nakosten.
5.2
DSV heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van Vaanster in de kosten van het hoger beroep.
5.3
De grieven van Vaanster houden, samengevat, het volgende in.
- De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten te beperkt en dus onvolledig weergegeven en verschillende bijlagen niet in zijn overwegingen betrokken (grief 1). Deze grief is hiervoor in 3.1 reeds aan de orde gekomen.
- Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van DSV (grief 2).
- Gelet hierop is de volledige vordering van Vaanster inclusief rente en kosten ten onrechte niet toegewezen (grief 3).
- Er was geen basis voor toewijzing in reconventie van de gevorderde verklaring voor recht dat op 27 mei 2021 de beheerovereenkomst door DSV terecht is ontbonden (grief 4).
- Ten onrechte heeft de kantonrechter in het dictum in reconventie het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, nu een verklaring voor recht, zoals toegewezen, zich daar niet voor leent (grief 5).
- De kantonrechter heeft de proceskosten ten onrechte in conventie gecompenseerd en in reconventie aan DSV toegewezen (grief 6).

6.Beoordeling in hoger beroep

Geen schuldeisersverzuim van DSV

6.1
Tussen partijen staat vast dat Vaanster de werkzaamheden die zij volgens de beheerovereenkomst moest uitvoeren niet volledig heeft uitgevoerd. Het gaat daarbij om het coördineren, opvolgen en rapporteren op onderhoud en storingen, uitvoeren van financiële rapportage en het bijhouden van een administratie voor WKO. Vaanster is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de beheerovereenkomst.
6.2
Vaanster heeft betoogd dat zij niet in verzuim is, omdat zij niet aan de beheerovereenkomst heeft kunnen voldoen doordat DSV hieraan geen medewerking heeft verleend. Vaanster beroept zich hiermee op schuldeisersverzuim aan de kant van DSV. Volgens Vaanster heeft DSV zich niet gehouden aan een zestal punten, waarvan een deel zijn neergelegd in artikel 2.11 van de beheerovereenkomst, (hierna ook: de randvoorwaarden) namelijk: - Het openen van een gezamenlijke bankrekening met Vaanster; - Het geven van een mandaat tot het sluiten van een nieuwe serviceovereenkomst met een mede door Vaanster te selecteren installateur, voor het correct melden en technisch afhandelen van storingen en het inzichtelijk maken van onderhoud; - Het verlenen van medewerking om bewoners en personeel storingen en klachten via de klantenservice van Vaanster of een website te laten melden; - Het afgeven van technische en financiële prestaties door de voorgaande beheerder van DSV, EE Care, aan Vaanster om de aansluiting te kunnen maken; - Het afgeven van administratie en boekhouding van DSV; - Het aanwijzen van iemand binnen DSV als contactpersoon of coördinator.
6.3
Het beroep van Vaanster op schuldeisersverzuim slaagt niet. Het volgende is daarvoor redengevend.
6.4
Voorwaarde voor een geslaagd beroep op schuldeisersverzuim is dat de schuldenaar kenbaar heeft gemaakt aan de schuldeiser dat nakoming van zijn verbintenis verhinderd wordt doordat de schuldeiser de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent. Vaanster, als de partij die zich beroept op schuldeisersverzuim, moet stellen en zo nodig bewijzen dat zij dit aan DSV kenbaar heeft gemaakt.
6.5
DSV heeft gemotiveerd betwist dat Vaanster aan haar tijdig kenbaar heeft gemaakt dat zij aan de genoemde randvoorwaarden moest voldoen.
6.6
Gelet op die gemotiveerde betwisting heeft Vaanster onvoldoende onderbouwd dat zij DSV – tijdig – heeft duidelijk gemaakt dat DSV aan de randvoorwaarden moest voldoen en dat Vaanster anders haar verplichtingen uit de overeenkomst niet kon nakomen.
6.6.1
De verwijzing naar de tijdlijn, die zij als bijlage 18 in eerste aanleg heeft overgelegd, is daartoe onvoldoende, alleen al omdat de stukken die ten grondslag liggen aan deze tijdlijn niet zijn overgelegd. Voor zover Vaanster met haar in hoger beroep overgelegde bijlage 8 met aanvullende stukken nadere onderbouwing heeft willen geven aan deze tijdlijn, kan haar dat niet baten. Uit deze aanvullende stukken blijkt niet dat Vaanster aan DSV duidelijk heeft gemaakt dat zij aan de genoemde randvoorwaarden moest voldoen en Vaanster anders niet kon nakomen. Bovendien verwijst Vaanster hierbij tevens naar correspondentie en gesprekken waar DSV niet bij betrokken was. Enkel gelet daarop zijn deze correspondentie en gesprekken niet relevant voor de beoordeling van het beroep van Vaanster op schuldeisersverzuim van DSV.
6.6.2
Het beroep van Vaanster op de (interne) e-mail van 9 december 2019 (gedeeltelijk geciteerd in 3.6) is evenmin toereikend omdat deze e-mail niet aan DSV gestuurd is, nog daargelaten dat daarin niet is vermeld dat DSV volgens Vaanster aan de genoemde randvoorwaarden moest voldoen.
6.6.3
Verder heeft Vaanster gewezen op de presentatie die zij aan DSV heeft gegeven op 8 juli 2019 waarbij slides zijn vertoond waarin staat “benodigd” en “beheer WKO’s DSV – Benodigde acties”. Op deze slides wordt weliswaar verwezen naar “benodigde acties”, maar daaruit blijkt niet dat Vaanster aan DSV kenbaar heeft gemaakt dat zij bij het uitblijven van deze acties niet kon nakomen.
6.6.4
Ook uit de schriftelijke verklaringen van M. Horstink, E.A. van de Braak en H.P. Krebbers, overgelegd als bijlagen 5, 6 en 7 bij de memorie van grieven, valt niet af te leiden dat Vaanster aan DSV tijdig kenbaar heeft gemaakt dat zij aan de genoemde randvoorwaarden moest voldoen.
6.7
Vaanster heeft niet eerder dan bij brief van 1 september 2020 (zie r.o. 3.10) duidelijk gemaakt dat zij wilde dat DSV aan (een deel van) de randvoorwaarden zou voldoen. Voor zover Vaanster zich op het standpunt stelt dat zij na 1 september 2020 aan DSV kenbaar heeft gemaakt dat nakoming van haar verplichtingen uit de beheerovereenkomst door DSV verhinderd werd, is dit voor de beoordeling van het beroep van Vaanster op schuldeiserverzuim niet relevant.
6.8
Vanaf dat moment verkeerde Vaanster namelijk zelf al in verzuim. De brief van 16 juni 2020 van DSV (zie 3.7) is naar het oordeel van het hof een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW. Vaanster heeft in dat kader – zonder nadere toelichting – aangevoerd dat deze brief geen ingebrekestelling is in de zin van de beheerovereenkomst. Het hof gaat voorbij aan deze stelling, omdat in de beheerovereenkomst hierover niets is bepaald.
6.9
Omdat niet is gebleken dat Vaanster na de brief van 16 juni 2020 binnen de daarin gestelde termijn van twee weken inhoudelijk heeft gereageerd op de haar gemaakte verwijten of meer of andere werkzaamheden is gaan verrichten, is zij vanaf 30 juni 2020 in verzuim geraakt.
6.1
Vaanster kon zich dus na ontvangst van de hiervoor genoemde ingebrekestelling niet meer op schuldeisersverzuim beroepen. Grief 2 slaagt niet. In het midden kan daarom blijven of het niet voldoen aan de randvoorwaarden door DSV in de weg heeft gestaan aan nakoming door Vaanster.
DSV heeft de beheerovereenkomst mogen ontbinden
6.11
Zoals hiervoor is geoordeeld, is sprake van een tekortkoming van Vaanster in de nakoming van de beheerovereenkomst en is Vaanster in verzuim vanaf 30 juni 2020. Vervolgens is de vraag of DSV de beheerovereenkomst heeft mogen ontbinden. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de tekortkoming van Vaanster de ontbinding met haar gevolgen, omdat het doel van de beheerovereenkomst is om DSV inzicht te geven in de financiële performance van haar installaties en Vaanster juist daarin is tekortgeschoten.
6.12
In artikel 8.1 en 8.2 van de beheerovereenkomst zijn Vaanster en DSV overeengekomen dat DSV kan ontbinden als Vaanster na een ingebrekestelling en een redelijke termijn om alsnog correct na te komen, niet nakomt. DSV heeft bij het ontbinden van de overeenkomst gehandeld zoals voorgeschreven in artikel 8.1 en 8.2 van de beheerovereenkomst. DSV is namelijk overgegaan tot ontbinding bij brief van 27 mei 2021 nadat Vaanster (minstens) een termijn van drie maanden heeft gekregen na de voorwaardelijke ontbinding bij brief van 8 december 2020. DSV heeft de overeenkomst dus rechtsgeldig ontbonden. Grief 4 slaagt niet.
Geen betaling factuur
6.13
Omdat DSV de overeenkomst heeft mogen ontbinden, heeft Vaanster geen aanspraak op betaling van de laatste factuur van 21 januari 2021. Grief 3 slaagt daarom niet.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.14
Grief 5 is gericht tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verklaring voor recht in het vonnis in reconventie. Een verklaring voor recht is een declaratoir vonnis dat zich niet leent voor een uitvoerbaar verklaring bij voorraad, in zoverre is grief 5 terecht voorgesteld. De proceskostenveroordeling in het vonnis in reconventie is echter wel vatbaar voor executie en deze is eveneens en op goede gronden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze grief slaagt niet.
Proceskostenveroordeling eerste aanleg
6.15
Grief 6 over de proceskostenveroordeling slaagt evenmin, omdat het hof – gelet op wat hiervoor is overwogen – het bestreden vonnis (geheel) zal bekrachtigen.
Bewijsaanbiedingen worden verworpen
6.16
Vaanster heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die in hoger beroep, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven weergegeven. De bewijsaanbiedingen van Vaanster in de memorie van grieven en tijdens de mondelinge behandeling worden daarom als niet ter zake dienend gepasseerd.
Conclusie en proceskosten
6.17
Wat partijen voor het overige hebben aangevoerd, kan onbesproken blijven gelet op wat hiervoor is overwogen.
6.18
De conclusie is dat de grieven van Vaanster niet slagen. Daarom zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. Wat Vaanster in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd, zal worden afgewezen. Het hof zal Vaanster als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden van 1 juni 2022;
- veroordeelt Vaanster in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van DSV tot op heden begroot op € 2.135,- aan verschotten (griffierecht) en € 4.593,- aan salaris advocaat (3 punten, tarief III) en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- en explootkosten indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.A.B. Mentink. F.J. Verbeek en G.C. de Heer en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.