ECLI:NL:GHDHA:2024:365

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.320.474/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsverplichting op basis van overeenkomst tussen Speed Covid Test B.V. en Brovisuals

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Speed Covid Test B.V. (SCT) en Brovisuals over een betalingsverplichting die voortvloeit uit een overeenkomst. SCT had een overeenkomst gesloten met Brovisuals voor het gebruik van een internetplatform voor het online plannen van coronatesten. De kern van het geschil is of SCT nog een betalingsverplichting heeft op basis van deze overeenkomst, vooral na de eisvermeerdering door Brovisuals in hoger beroep. Het Gerechtshof Den Haag bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Brovisuals in hoger beroep toe.

De procedure in hoger beroep begon met de dagvaarding van SCT op 28 oktober 2023, waarin zij in beroep ging tegen het vonnis van de kantonrechter van 29 juli 2022. SCT voerde verschillende grieven aan, maar het hof oordeelde dat SCT ook voor de werkgeverstesten de overeengekomen vergoeding verschuldigd is. Het hof benadrukte dat de uitleg van de overeenkomst niet alleen taalkundig is, maar ook afhankelijk is van de omstandigheden en verwachtingen van partijen.

Het hof concludeert dat SCT de vergoeding voor de werkgeverstesten moet betalen, omdat deze testen feitelijk gebruik maakten van het platform van Brovisuals. De vorderingen van Brovisuals zijn op goede gronden toegewezen, en SCT wordt veroordeeld tot betaling van een aanvullend bedrag van € 6.699,- plus btw en wettelijke rente. Het hof legt ook de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep op aan SCT.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.320.474/01
Zaaknummer rechtbank : 9519408 CV EXPL 21-35974
Arrest van 19 maart 2024
in de zaak van
Speed Covid Test B.V.,
gevestigd in Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[verweerder] handelend onder de naam Brovisuals,
wonende in [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H.J. Hulsbergen, kantoorhoudend in Barendrecht.
Het hof zal partijen hierna noemen SCT en Brovisuals.

1.De zaak in het kort

1.1
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan SCT tegen betaling van een vergoeding gebruik mocht maken van het internetplatform van Brovisuals voor het online (laten) plannen van coronatesten. Tussen partijen is in geschil of er voor SCT nog een betalingsverplichting resteert op basis van de overeenkomst. In hoger beroep heeft Brovisuals zijn eis vermeerderd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst toe wat Brovisuals in hoger beroep meer heeft gevorderd.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 oktober 2023, waarmee SCT in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2022 (hierna: het bestreden vonnis);
  • het arrest van dit hof van 24 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
  • de memorie van grieven, met bijlage;
  • de memorie van antwoord, tevens vermeerdering van eis, met bijlagen;
  • de akte uitlating producties en uitlating vermeerdering eis van SCT;
  • de antwoordakte van Brovisuals.
2.2
Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis in r.o. 2.1 tot en met 2.11 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 1 betoogt SCT dat de kantonrechter in r.o. 2.5 en 2.6 de feiten niet volledig heeft weergegeven en heeft miskend dat de werkgeverstesten niet dezelfde testen waren als de testen die commercieel werden aangeboden. De kantonrechter was echter niet gehouden om alle feiten en alle verschillen tussen deze testen te vermelden. Deze grief slaagt daarom niet. Dat neemt niet weg dat het hof bij de beoordeling rekening zal houden met wat SCT in de toelichting op de grief heeft aangevoerd. SCT heeft ook – onweersproken – gesteld dat zij niet alleen sneltesten maar ook PCR-testen aanbood, anders dan de kantonrechter in r.o. 2.3 heeft overwogen. Ook daarmee zal hierna rekening worden gehouden. Tegen de overige door de kantonrechter vastgestelde feiten hebben partijen geen grieven gericht. Deze feiten zijn daarom ook voor het hof het uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.2
Brovisuals ontwikkelt, bouwt en exploiteert internetplatforms. SCT houdt zich bezig met het uitvoeren van coronatesten.
3.3
Op 17 en 18 januari 2021 hebben Brovisuals en Safesky Warehousing B.V. (hierna: Safesky) een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) getekend. Op 20 januari 2021 is SCT opgericht. Met instemming van Brovisuals, Safesky en SCT is de overeenkomst vanaf dat moment voortgezet met Brovisuals en SCT als contractspartijen.
3.4
Op basis van de overeenkomst mocht SCT tegen betaling van een vergoeding gebruik maken van het internetplatform (hierna ook: de website) van Brovisuals. Via deze website konden klanten (particulieren) van SCT online afspraken inplannen voor het uitvoeren van coronatesten (hierna: commerciële testen).
3.5
In de overeenkomst staat onder meer:

Artikel 2 – Levering van dienst en vergoeding1. Partij 2[Brovisuals, hof]
stelt een online platform ter behoeve van het reserveren van afspraken en doorgeven van informatie aan derden ter beschikking aan Partij 1 genaamd ‘Speedcovidtest’[SCT, hof].
2. In ruil voor de in lid 1 genoemde diensten keert Partij 1 aan Partij 2 een fixed fee uit van EUR 1,- (een euro) exclusief 21% BTW per ingeplande afspraak door afnemers.3. Facturatie van de in lid 3 genoemde fixed fee vindt wekelijks plaats door Partij 2 aan Partij 1. (…)
3.6
Sinds 17 mei 2021 heeft SCT ook coronatesten uitgevoerd in opdracht van werkgevers die hun werknemers lieten testen op corona, op kosten van de overheid (hierna: werkgeverstesten).
3.7
De afspraken voor de werkgeverstesten werden per werkgever voor al hun werknemers gezamenlijk door SCT via de website ingeboekt.
3.8
Brovisuals had inzage in het afsprakensysteem en kon op die manier monitoren hoeveel testafspraken er werden ingepland. Bovendien stuurde SCT wekelijks een overzicht van het aantal gemaakte afspraken. Op basis van deze gegevens factureerde Brovisuals wekelijks aan SCT.
3.9
Op 7 juni 2021 heeft Brovisuals per e-mail het volgende aan SCT gestuurd:

(…) Ik zag dat het in de afgelopen weken lekker oploopt met het aantal afspraken in de Speedcovidtest website. Fijn! Even het volgende: van week 21 en 22 heb ik nog geen overzicht van je ontvangen en er staat nog eenfactuuropen van week 19 en 20. Kun je daar zorg voor dragen? Lukt het jou om vanaf deze week weer even de routine op te pakken van het toesturen van een wekelijks overzicht per mail? Alvast dankt en ik zie bovenstaande zaken graag tegemoet.”
3.1
In de periode van 24 mei 2021 tot en met 9 september 2021 heeft Brovisuals aan SCT negen facturen gestuurd, van in totaal € 32.153,43. Een factuur ter hoogte van € 2.224,08 is in de inleidende dagvaarding door Brovisuals ingetrokken.
3.11
SCT heeft een bedrag van € 13.564,10 voldaan voor het gedeelte van de facturen dat zag op de commerciële testen en de overige (gedeelten van de) facturen onbetaald gelaten.
3.12
De overeenkomst is per e-mail van 11 juni 2021 door SCT opgezegd en daardoor per 9 september 2021 beëindigd.
3.13
Brovisuals heeft met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ING Bank N.V. en Stichting Open Nederland.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Brovisuals heeft SCT gedagvaard en, samengevat, gevorderd: i. betaling van in totaal € 16.926,86, dat is € 16.365,25 aan hoofdsom en € 561,61 aan wettelijke handelsrente tot en met 15 oktober 2021, te vermeerderen met de verdere wettelijke handelsrente; ii. betaling van € 1.092,86 aan buitengerechtelijke kosten; iii. veroordeling van SCT in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
SCT heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering.
4.2
De kantonrechter heeft, samengevat, SCT veroordeeld om aan Brovisuals een bedrag van in totaal € 17.865,51 (hoofdsom € 16.365,25 + wettelijke handelsrente € 561,61 + buitengerechtelijke incassokosten € 938,65) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 16.926,86 vanaf 15 oktober 2021, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. SCT is veroordeeld in de proceskosten, inclusief de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3
De kantonrechter kwam kort gezegd op de volgende gronden tot dit oordeel. SCT heeft haar verweer dat zij met Brovisuals is overeengekomen dat de werkgeverstesten niet onder hetzelfde tarief vielen als de commerciële testen, gelet op de betwisting van Brovisuals, onvoldoende onderbouwd en voldoet op dit punt niet aan haar stelplicht. Daarom wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Er is niet komen vast te staan dat er sprake was van afwijkende tariefafspraken. Het verweer van SCT dat toewijzing van de vordering van Brovisuals naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat de werkgeverstesten verliesgevend waren, slaagt niet. Het staat SCT vrij om dergelijke bedrijfseconomische keuzes te maken, maar zij kan de eventuele financiële gevolgen van deze keuzes niet op Brovisuals afwentelen. De conclusie is dat SCT de overeengekomen vergoeding ook moet betalen voor de werkgeverstesten.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
SCT is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. SCT wil dat het hof de vorderingen van Brovisuals alsnog afwijst en dat Brovisuals wordt veroordeeld om alles terug te betalen wat SCT uit hoofde van het vonnis heeft betaald, met veroordeling van Brovisuals in de kosten van de procedure in beide instanties, met rente.
5.2
Brovisuals heeft de grieven van SCT gemotiveerd bestreden en heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij zijn eis vermeerderd. Hij vordert dat het hof een aanvullend bedrag toewijst van € 6.699,-, te vermeerderen met 21% btw en met de wettelijke handelsrente vanaf 30 mei 2023, met veroordeling van SCT in de proceskosten in hoger beroep. SCT heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Brovisuals.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
De vorderingen van Brovisuals zijn gebaseerd op de stelling dat SCT ook voor de werkgeverstesten de in artikel 2 lid 2 van de overeenkomst neergelegde vergoeding van € 1,- exclusief 21% btw per ingeplande afspraak (hierna: de vergoeding) aan Brovisuals dient te voldoen. Op Brovisuals rusten de stelplicht en zo nodig de bewijslast van het bestaan van die verplichting en de opeisbaarheid daarvan.
6.2
Anders dan in eerste aanleg, heeft SCT in hoger beroep niet meer als verweer aangevoerd dat partijen voor de werkgeverstesten een van de overeenkomst afwijkende afspraak hebben gemaakt, maar betwist zij dat de werkgeverstesten onder de overeenkomst vallen. Deze testen bestonden namelijk (nog) niet tijdens het sluiten van de overeenkomst en partijen hadden deze testen dus niet voor ogen toen zij de vergoeding overeenkwamen volgens SCT. SCT stelt daarmee (in de grieven 2 tot en met 6 en in grief 9) de uitleg van de overeenkomst aan de orde. De vraag hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. De uitleg is mede afhankelijk van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke kennis van partijen kan worden verwacht. Ook kan betekenis toekomen aan de context van de desbetreffende bepaling, de totstandkomingsgeschiedenis ervan, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de aard van de overeenkomst en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst.
6.3
Bij het aangaan van de overeenkomst in januari 2021 was het uitgangspunt dat Brovisuals de vergoeding zou ontvangen per coronatest, waarvoor een afspraak werd ingeboekt in het internetplatform door de persoon die deze test wenste te ondergaan. Hoewel het begrip “afnemer” in artikel 2 lid 2 van de overeenkomst niet is gedefinieerd, kon daar ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niets anders mee bedoeld zijn dan degene die de test ook zou ondergaan. Er waren immers geen andere afnemers. Tijdens de looptijd van de overeenkomst is er een andere methode van het maken en inboeken van testafspraken bij gekomen: er werden door werkgevers (gesubsidieerde) bulkafspraken gemaakt met SCT voor een (groot) aantal werknemers. Vervolgens werden de individuele afspraken niet door de werknemers die de test zouden ondergaan, maar door SCT zelf in het internetplatform gezet. Deze gang van zaken is door Brovisuals op zichzelf niet betwist. Volgens SCT vallen deze testen niet onder de prijsafspraak van de overeenkomst, omdat het daarbij niet gaat om “ingeplande afspraken door afnemers” zoals opgenomen in artikel 2 lid 2 van de overeenkomst. Het hof is van oordeel dat een redelijke uitleg van de overeenkomst volgens de hierboven genoemde maatstaf meebrengt dat Brovisuals in beginsel mocht vasthouden aan het uitgangspunt dat zij de vergoeding zou ontvangen voor elke uitgevoerde coronatest. De door SCT naar voren gebrachte omstandigheden die tot een andere uitleg zouden moeten leiden maken het voorgaande niet anders. Het hof zal dit toelichten.
6.4
Door SCT wordt niet, althans niet langer, gesteld dat tussen partijen over de “bulkafspraken” een nieuwe, aanvullende, afspraak is gemaakt. SCT heeft wel – in het kader van de uitleg van de overeenkomst – aangevoerd dat partijen voor aanvang van het aanbieden van de werkgeverstesten door SCT tijdens een Teams-meeting hebben besproken dat de vergoeding alleen verschuldigd was voor de commerciële testen. Brovisuals heeft betwist dat ooit in een Teams-meeting of in een andere vergadering tussen partijen is besproken dat werkgeverstesten niet onder de vergoeding vielen. SCT heeft ter onderbouwing van haar stelling gewezen op een verklaring van [betrokkene] , overgelegd als productie 3 in eerste aanleg. Die verklaring bevat echter geen duidelijke beschrijving van zo’n bespreking. Dat op enig moment is besproken dat de werkgeverstesten feitelijk zonder enige vergoeding voor Brovisuals in het internetplatform van Brovisuals geboekt konden worden, want daar komen de stellingen van SCT op neer, is ook niet erg aannemelijk en dat vraagt om een nadere toelichting over de precieze inhoud en het moment van dat gesprek. Die toelichting ontbreekt en het hof gaat daarom aan deze stelling van SCT voorbij.
6.4.1
SCT heeft nog betoogd dat de marge voor de commerciële testen (veel) hoger was dan de marge voor de werkgeverstesten die volgens SCT vrijwel nihil of zelfs negatief was, en dat het uitgangspunt van de overeenkomst was dat (enkel) een stijging van inkomsten voor SCT zou leiden tot een stijging van inkomsten voor Brovisuals. Brovisuals betwist deze stelling. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt naar het oordeel van het hof alleen dat partijen een vergoeding per ingeplande afspraak zijn overeengekomen en niet dat zij de beloningsstructuur hebben gekoppeld aan (de hoogte van) een eventuele marge van SCT. SCT heeft onvoldoende (op de tekst van de overeenkomst aanvullende) omstandigheden gesteld die duiden op zo’n koppeling. Dat de marge voor de werkgeverstesten vrijwel nihil dan wel negatief was, heeft Brovisuals bovendien (bij gebrek aan wetenschap) bestreden, en SCT heeft deze stellingen in dat licht in hoger beroep onvoldoende onderbouwd.
6.4.2
Tot slot heeft SCT aangevoerd dat de juistheid van de door haar voorgestane uitleg blijkt uit de facturen van Brovisuals. Brovisuals factureerde aanvankelijk immers alleen de afspraken voor de commerciële testen. Pas nadat SCT de overeenkomst had opgezegd, heeft Brovisuals gevraagd om een vergoeding voor de werkgeverstesten. Brovisuals heeft hier echter tegenover gesteld dat hij voor zijn facturen primair gebruik maakte van de door SCT opgegeven aantallen testen en dat later pas bleek dat deze niet overeenstemden met de aantallen in zijn eigen systeem, als gevolg van het feit dat SCT de werkgeverstesten niet had opgegeven. Toen is Brovisuals ook voor de werkgeverstesten betaling gaan vragen. Dat Brovisuals voor zijn factureren aanvankelijk gebruik maakte van de overzichten van SCT volgt uit zijn e-mail van 7 juni 2021 (zie 3.9). De uitleg van Brovisuals komt het hof daarom aannemelijk voor. De wijze van facturering geeft dus geen steun aan de stelling dat ook Brovisuals er van uit ging dat hij geen vergoeding zou ontvangen voor de werkgeverstesten.
6.4.3
Tussen partijen staat, zoals uit het voorgaande al volgt, vast dat SCT ook voor het inplannen van de werkgeverstesten feitelijk gebruik heeft gemaakt van het platform van Brovisuals. Als SCT wilde dat voor deze bulkafspraken een andere beloning gold voor Brovisuals, had het op haar weg gelegen om – voor zij de desbetreffende afspraken ging boeken in het platform van Brovisuals – hierover met Brovisuals afspraken te maken. Nu zij dat niet heeft gedaan mocht Brovisuals op grond van de overeenkomst redelijkerwijs verwachten dat ook voor deze andere wijze van inboeken van afspraken de vergoeding verschuldigd zou zijn per ingeboekte coronatest.
6.4.4
Subsidiair heeft SCT aangevoerd dat de overeengekomen vergoeding bij de werkgeverstesten niet verschuldigd is per ingeboekte en uitgevoerde coronatest (dus per werknemer), maar per werkgever, omdat deze testen als bulkboeking werden ingeboekt. Uit het voorgaande volgt reeds dat dit subsidiaire standpunt niet opgaat: de overeenkomst moet zo worden uitgelegd dat een vergoeding per geteste persoon is overeengekomen. Zoals Brovisuals terecht heeft gesteld, komt het woord “bulkboeking” in de overeenkomst ook niet voor. Dergelijke boekingen waren bij het sluiten van de overeenkomst immers nog niet aan de orde. De uitleg van SCT vindt dus geen steun in de tekst van de overeenkomst en evenmin is gesteld of gebleken op grond van verklaringen en gedragingen van Brovisuals of andere omstandigheden dat SCT redelijkerwijs mocht aannemen dat zij alleen een vergoeding verschuldigd is per bulkboeking. SCT heeft zelf aangevoerd dat deze afspraken door SCT via het platform van Brovisuals werden ingepland. Uit het door Brovisuals overgelegde Excelbestand blijkt bovendien dat iedere afspraak afzonderlijk in het platform is verwerkt, ook in het geval van een bulkboeking. Dit strookt met de uitleg van Brovisuals dat een bulkboeking niets anders is dan het importeren van een aantal individuele testafspraken. De vergoeding is niet afhankelijk gemaakt van het verrichten van bepaalde werkzaamheden door Brovisuals. De stelling van SCT dat Brovisuals zeer beperkt beschikbaar was voor onderhoud en aanpassingen aan het platform en er geen verdere administratieve afhandeling plaatsvond, wat overigens wordt bestreden door Brovisuals, doet daarom aan de verschuldigdheid van de vergoeding niets af. Ten overvloede wijst het hof nog op de in artikel 9.1 van de overeenkomst genoemde mogelijkheid van wijziging van de overeenkomst in geval van onvoorziene omstandigheden. Voor SCT vormde het gaan aanbieden van de werkgeverstesten medio mei 2021 kennelijk geen aanleiding om tegenover Brovisuals een beroep te doen op deze bepaling.
6.5
Het voorgaande betekent dat SCT aan Brovisuals de vergoeding (ook) voor de werkgeverstesten verschuldigd is. De grieven 2 tot en met 6 en grief 9 slagen niet.
Redelijkheid en billijkheid
6.6
SCT heeft nog aangevoerd dat toewijzing van de vorderingen van Brovisuals naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
6.7
SCT heeft in dat verband gewezen op de volgende omstandigheden:
  • bij de werkgeverstesten was sprake van een ander testmodel zonder marge voor SCT;
  • SCT was feitelijk gedwongen om de werkgeverstesten aan te bieden met verlies;
  • de vergoeding voor Brovisuals was overeengekomen toen er nog geen sprake was van gesubsidieerde werkgeverstesten, maar alleen van winstgevende commerciële testen;
  • de overeengekomen werkzaamheden voor Brovisuals bleven gelijk, namelijk het beschikbaar stellen van het platform en het daarvoor verrichten van enkele werkzaamheden;
  • Brovisuals was bekend met de uitvoering van de werkgeverstesten en met het feit dat die werkgeverstesten niet winstgevend waren voor SCT en dat daarvoor de vergoeding niet gold.
6.8
Voorop staat dat het hof bij het buiten toepassing laten van wat krachtens de wet, gewoonte of rechtshandeling geldt, terughoudendheid moet betrachten. Op SCT rusten de stelplicht en eventuele bewijslast van omstandigheden die afzonderlijk of in onderlinge samenhang meebrengen dat een beroep van Brovisuals op betaling op grond van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
6.9
Het hof is van oordeel dat het beroep van SCT op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet slaagt. Daarvoor is het volgende van belang. Brovisuals heeft bestreden dat hij op de hoogte was van de door SCT gehanteerde tarieven voor de werkgeverstesten en dat SCT daarop geen winst maakte. Deze stellingen zijn daarom niet vast komen te staan (zie ook 6.4.1). Bovendien zijn partijen niet overeengekomen dat de vergoeding voor Brovisuals afhankelijk was van de door SCT gemaakte winst op de coronatesten. Eventuele wetenschap van Brovisuals van lagere tarieven of het niet maken van winst door SCT is om die reden niet van belang. SCT heeft er zelf, kennelijk op bedrijfseconomische gronden zoals zij met grief 7 heeft betoogd, voor gekozen om werkgeverstesten te gaan aanbieden ondanks de volgens haar geringe marge. Bovendien is SCT voor de werkgeverstesten het platform blijven gebruiken dat Brovisuals had ontwikkeld en ter beschikking bleef stellen. Niet valt in te zien dat en waarom het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Brovisuals onder de geschetste omstandigheden daarvoor een vergoeding ontvangt, zoals overeengekomen door partijen (zie 6.1-6.5). Grief 8 slaagt niet.
6.1
Hieruit volgt dat de oorspronkelijke vorderingen van Brovisuals door de kantonrechter op goede gronden zijn toegewezen. Grief 7 kan onbesproken blijven omdat deze grief niet tot een ander oordeel kan leiden. Grief 10 is een zogenoemde veeggrief, die zelfstandige betekenis mist en om die reden eveneens verder onbesproken kan blijven.
Eisvermeerdering
6.11
Brovisuals heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd en vordert aanvullend een bedrag van € 6.699,-, te vermeerderen met 21% btw en de wettelijke handelsrente vanaf 30 mei 2023. De vordering was in eerste aanleg gebaseerd op een totaal van 28.877 testafspraken in de periode van 21 januari 2021 tot en met 22 augustus 2021. Gebleken is dat in die periode niet 28.877 maar 35.576 testen via het platform zijn gepland en afgenomen. Dit leidt ertoe dat er door Brovisuals (35.576 – 28.877 = 6.699) x € 1,- = € 6.699,- exclusief 21% btw te weinig is gefactureerd, aldus Brovisuals.
6.12
Volgens SCT zijn alle commerciële testen al betaald en moet deze vordering worden afgewezen omdat de eisvermeerdering van Brovisuals uitsluitend werkgeverstesten betreft waarvoor geen vergoeding betaald hoeft te worden. Het hof verwerpt dit verweer van SCT omdat uit het voorgaande (zie 6.1–6.9) volgt dat SCT ook voor de werkgeverstesten een vergoeding verschuldigd is. Hetzelfde geldt voor het standpunt van SCT dat het aantal bulkboekingen moet worden geteld en niet het aantal testen (zie 6.4.4).
6.13
Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente heeft SCT geen zelfstandig verweer gevoerd. Gelet hierop is wat Brovisuals in hoger beroep meer heeft gevorderd toewijsbaar.
Bewijsaanbod
6.14
SCT heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die in hoger beroep, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven weergeven. Het bewijsaanbod van SCT in de memorie van grieven (met verwijzing naar het bewijsaanbod van SCT in eerste aanleg) wordt daarom als niet ter zake dienend gepasseerd.
Conclusie en proceskosten
6.15
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van SCT niet slaagt en het incidenteel hoger beroep, namelijk de vermeerdering van eis, van Brovisuals wel slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en de vordering in hoger beroep van Brovisuals toewijzen. Het hof zal SCT als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2022;
  • veroordeelt SCT tot betaling aan Brovisuals van € 6.699,- te vermeerderen met 21% btw en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW vanaf 30 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt SCT in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep, wat betreft het principaal hoger beroep tot op heden aan de zijde van Brovisuals begroot op € 783,- aan verschotten (griffierecht) en € 1.821,- aan salaris advocaat (1,5 punt x tarief II) en in incidenteel hoger beroep aan de zijde van Brovisuals tot op heden begroot op nihil aan verschotten en € 607,- aan salaris advocaat (1 punt x factor 0,5 van tarief II) en € 178,- aan nasalaris, te verhogen met € 92,- en explootkosten indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.A.B. Mentink, D.A. Schreuder en F.J. Verbeek en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.