ECLI:NL:GHDHA:2024:360

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
200.319.634/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een nalatenschap door een executeur-afwikkelingsbewindvoerder met geschil over rekening en verantwoording

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen erfgenamen en de executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [erflater 1]. De zaak is ontstaan na het overlijden van [erflater 1] op [datum 1] 2016, waarbij [executeur 1] was benoemd tot executeur. De erfgenamen hebben bezwaar gemaakt tegen de door [executeur 1] afgelegde rekening en verantwoording, alsook tegen de kosten die hij in rekening heeft gebracht. De rechtbank Den Haag heeft op 27 juli 2022 een vonnis gewezen waarin de rechtbank de door [executeur 1] afgelegde rekening en verantwoording heeft afgekeurd en hem heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de nalatenschap. De zaak is in hoger beroep gekomen, waarbij de appellanten, bestaande uit de erfgenamen, de grieven hebben geformuleerd tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de grieven van appellanten besproken en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld. Het hof heeft de kosten die door [executeur 1] in rekening zijn gebracht als excessief beoordeeld en heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft ook geoordeeld dat [executeur 1] onrechtmatig heeft gehandeld door buitensporig te declareren en heeft hem veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de nalatenschap. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [executeur 1] gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer : 200.319.634/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/594559/ HA ZA 20-575

Arrest 27 februari 2024

Inzake
1. [executeur 1] (hierna ook: [executeur 1] ) in persoon en in zijn hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van [erflater 1] , laatst wonende te [woonplaats] (hierna: de erflater of [erflater 1] ),
2. [appellant 1] , wonende te [woonplaats] , Nieuw-Zeeland,
3. [appellant 2] , wonende te [woonplaats] ,
4. [appellant 3] , wonende te [woonplaats] ,
5. [appellant 4] , wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten van Amerika,
6. [appellant 5] , wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten van Amerika,
7. [appellant 6] , wonende te [woonplaats] ,
8. [appellant 7] , wonende te [woonplaats] , Nieuw-Zeeland,
9. [appellant 8] , wonende te [woonplaats] ,
10. [appellant 8] , wonende te [woonplaats] ,
11. de erfgenamen van [erflater 2] , zijnde [erfgenamen] , wonende te [woonplaats] , Frankrijk,
allen tezamen appellanten,
advocaat: mr. A.C. Kool te Amsterdam,
tegen
1. [geïntimeerde 1] , wonende te [woonplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] , wonende te [woonplaats] ,
3. [geïntimeerde 3] , wonende te [woonplaats] ,
4. [geïntimeerde 4] , wonende te [woonplaats] ,
5. de executeur in de nalatenschap (als vertegenwoordiger van de erfgenamen) van [erflater 3] , zijnde [executeur 2] , kantoorhoudende te Arnhem,
6. [geïntimeerde 5] , wonende te [woonplaats] , Nieuw-Zeeland,
7. [geïntimeerde 6] , wonende te [woonplaats] ,
8. de erfgenaam van [erflater 4] , zijnde [erfgenaam] wonende te [woonplaats] ,
9. [geïntimeerde 7] , wonende te [woonplaats] ,
10. [geïntimeerde 8] , wonende te [woonplaats] ,
11. [geïntimeerde 9] , wonende te [woonplaats] ,
12. [geïntimeerde 10] , wonende te [woonplaats] ,
13. [geïntimeerde 11] , wonende te [woonplaats] ,
14. [geïntimeerde 12] , wonende te [woonplaats] ,
15. [geïntimeerde 13] , wonende te Sandringham, [woonplaats] , Nieuw-Zeeland,
16. [geïntimeerde 14] , te [plaats] ,
17. [geïntimeerde 15] , wonende te [woonplaats] ,
l8. [geïntimeerde 16] , wonende te [woonplaats] ,
l9. [geïntimeerde 17] , wonende te [woonplaats] ,
20. [geïntimeerde 18] , wonende te [woonplaats] ,
21. [geïntimeerde 19] , wonende te [woonplaats] ,
22. [geïntimeerde 20] , wonende te [woonplaats] ,
23. [geïntimeerde 21] , wonende te [woonplaats] ,
24. [geïntimeerde 22] , wonende te [woonplaats] ,
25. [geïntimeerde 23] , wonende te [woonplaats] ,
26. [geïntimeerde 24] , wonende te [woonplaats] ,
allen tezamen geïntimeerden,
advocaat: mr. E. Bongers te Haarlem,
en tegen
27. [geïntimeerde 25] , wonende te [woonplaats] ,
28. [geïntimeerde 26] , wonende te [woonplaats] ,
29. [geïntimeerde 27] , wonende te [woonplaats] ,
30. [geïntimeerde 28] , wonende te [woonplaats] ,
31. [geïntimeerde 29] , wonende [woonplaats] ,
32. [geïntimeerde 30] , wonende te [woonplaats] ,
33. [geïntimeerde 31] , wonende te [woonplaats] ,
34. [geïntimeerde 32] , wonende te [woonplaats] ,
35. [geïntimeerde 33] , wonende te [woonplaats] ,
36. [geïntimeerde 34] , wonende te [woonplaats] ,
37. [geïntimeerde 35] , wonende te [woonplaats] ,
38. [geïntimeerde 36] , wonende in de [gemeente] ,
allen tezamen geïntimeerden aan wie verstek is verleend.

Het verloop van het geding

Op 26 oktober 2022 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) op 27 juli 2022 tussen partijen gewezen (hierna ook: het bestreden vonnis).
Bij memorie van grieven van 14 februari 2023 hebben appellanten acht grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord hebben geïntimeerden de grieven weersproken.
Op 27 juni 2023 hebben appellanten nog een akte uitlating producties genomen.
Op 25 juli 2023 hebben geïntimeerden nog een antwoordakte genomen.

Het vonnis van 27 juli 2022

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis als volgt beslist.
De rechtbank in conventie en in reconventie:
5.1.
keurt de door de executeur en bewindvoerder [executeur 1] tot dusver afgelegde administratieve rekening en verantwoording van zijn kosten van executele en bewind af;
5.2.
bepaalt dat de executeur en bewindvoerder [executeur 1] in dit geval in deze nalatenschap in redelijkheid een bedrag van in totaal € 66.000,- exclusief BTW, dat is dus € 79.860,- inclusief 21% BTW voor redelijke kosten van executele, bewind en afwikkeling in rekening mag brengen ten laste van de nalatenschap;
5.3.
veroordeelt [executeur 1] om uiterlijk op 1 oktober 2022 voor eigen rekening en op eigen kosten bij wijze van door hem aan de erfgenamen te betalen schadevergoeding met wettelijke rente het banksaldo van de door hem beheerde erfgenamenrekening bij ING Bank te hebben aangevuld met een zodanig bedrag, dat die erfgenamenrekening daarna een positief banksaldo vertoont van in totaal € 152.905,85 zoals hiervoor door de rechtbank is begroot in alinea 4.25., en veroordeelt [executeur 1] uiterlijk op 1 oktober 2022 als bewijsstuk en ter controle een bankafschrift van de erfgenamenrekening met een positief banksaldo van € 152.905,85 te hebben verstrekt aan mr. Bolweg;
5.4.
bepaalt dat [executeur 1] vervolgens na uiterlijk 1 oktober vanuit en met dat door hem aangevulde banksaldo op de erfgenamenrekening van € 152.905,85 daarna vóór 1 december 2022 en dus uiterlijk op 30 november 2022 op zijn eigen kosten de nalatenschap moet hebben afgewikkeld en verdeeld en aan alle 48 erfgenamen de eindbetalingen van hun erfdelen moet hebben gedaan, alles op de wijze zoals de rechtbank hiervoor nader heeft overwogen en bepaald in de alinea's 4.26. t/m 4.28.;
5.5.
veroordeelt [geïntimeerde 1] om een immateriële schadevergoeding van € 2.000,- te betalen aan [executeur 1] , wegens de hiervoor in alinea 4.34. opgesomde onrechtmatige openbare uitlatingen over en tegen [executeur 1] door [geïntimeerde 1] in 2017 en in 2018;
5.6.
veroordeelt [geïntimeerde 20] om een immateriële schadevergoeding van € 8.000,- te betalen aan [executeur 1] , wegens de hiervoor in alinea 4.36. opgesomde onrechtmatige openbare uitlatingen over en tegen [executeur 1] door [geïntimeerde 20] in 2017 en in 2022;
5.7.
verbiedt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 20] met onmiddellijke ingang om zich op onrechtmatige wijze, in woord of geschrift, direct of indirect in het openbaar waaronder tevens te verstaan via internet, websites of weblog op het internet of anderszins richting alle erfgenamen uit te laten over [executeur 1] , meer in het bijzonder om [executeur 1] te beschuldigen van bedrog, valsheid in geschrifte of soortgelijke vergrijpen of daarnaar verwijzende opmerkingen te maken, met bepaling dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 20] voor iedere overtreding van het hiervoor vermelde verbod een dwangsom verbeuren van € 500,-, met een maximum van € 50.000,-;
5.7.
veroordeelt [executeur 1] tot betaling aan eisers in conventie van hun proceskosten in conventie, door de rechtbank hiervoor in alinea 4.46. begroot op in totaal € 12.198,55, dat bedrag nog te vermeerderen met € 85,- aan forfaitaire nakosten in geval van betekening, en alles te betalen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis;
5.8.
veroordeelt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 20] hoofdelijk tot betaling aan [executeur 1] van een deel van zijn proceskosten in reconventie, dat deel door de rechtbank hiervoor in alinea 4.47. begroot op in totaal € 1.289,-, nog te vermeerderen met € 85,- aan forfaitaire nakosten advocaat in geval van betekening, alles te betalen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis;
5.9.
compenseert voor het overige deel de proceskosten in reconventie aldus, dat iedere procespartij in reconventie de eigen kosten moet dragen;
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst af al hetgeen in conventie en in reconventie meer of anders is gevorderd.

De vordering van appellanten

De vordering van appellanten luidt als volgt:
Alsdan te horen eis doen en concluderen dat het het Gerechtshof moge behagen het vonnis van 27 juli 2022, gewezen tussen appellanten als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en geïntimeerden als eisers in conventie, gedaagden in reconventie door de rechtbank Den Haag met zaak- en rolnummer C/09/594559 HA ZA 20-575, met uitzondering van het dictum sub 5.5, 5.6 en 5.7 (de rechtbank heeft tweemaal in het dictum een r.o. 5.7 opgenomen zodat het hof ervan uitgaat dat hier uitsluitend de ‘eerste’ r.o. 5.7 bedoeld zal zijn) te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van geïntimeerden af te wijzen en de volgende vorderingen van appellanten toe te wijzen:
I. voor recht te verklaren dat appellant sub 1 als executeur op basis van de rekening en verantwoording tot 26 april 2017 alsmede de in het geding gebrachte aanvullende rekening en verantwoording en het overzicht van de nog te maken kosten, deugdelijke rekening en verantwoording heeft afgelegd over het door hem gevoerde beheer;
II. toestemming aan appellant sub 1 te verlenen zijn facturen in productie 63B en de facturen van de nog in rekening te brengen uren van de executeur, zoals ingeschat in productie 63 C, alsmede de facturen van mr Kool van productie H8a en b te voldoen van de ervenrekening;
III. geïntimeerden te veroordelen in alle (on)kosten gemaakt door de executeur na 26 april 2017, te weten een bedrag van € 96.009,36 conform productie H12c, te voldoen door storting op de ervenrekening;
IV. onder de voorwaarde dat uw hof geïntimeerden veroordeelt in de proceskosten, te weten de kosten deurwaarder conform productie H8a en het griffierecht, de verdeling van de nalatenschap vast te stellen conform productie 59 en onder de voorwaarde dat uw hof geïntimeerden niet veroordeelt in de proceskosten, de verdeling vast te stellen conform productie H12 a, b of c;
V. toestemming aan appellant sub 1 te verlenen om het door hem naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank van 27 juli 2022 op de ING rekening [rekeningnummer] gestorte bedrag van € 104.411,66 terug te storten op zijn eigen rekening en de betalingen voor de verdeling zoals door uw hof aangegeven te verrichten van genoemde bankrekening;
VI. [geïntimeerde 20] en [geïntimeerde 1] te veroordelen de door de rechtbank toegewezen immateriële schadevergoeding binnen 2 weken na een door uw hof te wijzen arrest aan de [executeur 1] te voldoen;
VII. geïntimeerden te veroordelen in de proceskosten in beide instanties, alsmede in de nakosten begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, beiden te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW althans 6:119a BW vanaf de dag van de veroordeling tot aan de dag der algehele voldoening.

De beoordeling van het hoger beroep

Inleiding
1. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten tenzij tegen de feiten een grief is gericht.
2. Voor de leesbaarheid van dit arrest geeft het hof in het kort de casus weer. Op [datum 1] 2016 is overleden [erflater 1] . Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Op basis van het testament waren er 48 erfgenamen. Erflater heeft [executeur 1] benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Tussen partijen – en met name tussen [executeur 1] en de geïntimeerden – is een geschil ontstaan met betrekking tot de rekening en verantwoording die [executeur 1] diende af te leggen met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflater en de door [executeur 1] in rekening gebrachte kosten. De omvang van de nalatenschap was € 469.053,- en de kosten die [executeur 1] in rekening heeft gebracht tot 17 maart 2017 € 88.790,26. Nadien zijn de kosten nog aanzienlijk gestegen.
3. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank een aantal kerngeschillen geformuleerd. In rechtsoverweging (hierna r.o.) 4.5 formuleert de rechtbank het eerste kerngeschil te weten:
“Het eerste kerngeschil in deze procedure is of de administratieve rekening en verantwoording door de executeur en bewindvoerder [executeur 1] van al zijn forse en via betaling van zijn vele declaraties al ten laste van de nalatenschap gebrachte kosten moet worden goedgekeurd of moet worden afgekeurd.”
4. In r.o. 4.12 formuleert de rechtbank het tweede kerngeschil te weten:
“Het tweede kerngeschil in deze procedure is of en in hoeverre al die in rekening gebrachte kosten van de executeur en bewindvoerder [executeur 1] in dit geval in deze nalatenschap wel of niet redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt en civielrechtelijk dus wel of niet ten laste van de nalatenschap mogen komen.”
5. In r.o. 4.22 gaat de rechtbank in op het derde kerngeschil tussen partijen te weten: de eventuele schadevergoeding die [executeur 1] aan de nalatenschap moet voldoen alsmede de verdere verdeling en afwikkeling van de nalatenschap van erflater door [executeur 1] .
De grieven
6. Het hof bespreekt de grieven in de context van de door de rechtbank geformuleerde kerngeschilpunten; hiermee wordt voorkomen dat de procedure verzandt in de vele niet ter zake doende details die door appellanten zijn aangevoerd. Voorts zal het hof de grieven zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken gezien de onderlinge samenhang.
7. Voor de leesbaarheid van het arrest duidt het hof appellanten met de naam van [executeur 1] ; hij is degene die de werkzaamheden als executeur en afwikkelingsbewindvoerder heeft uitgevoerd en het is [executeur 1] die de kosten in rekening heeft gebracht.
8. Het hof is van oordeel dat de rechtbank haar vonnis van 27 juli 2022 op goede gronden heeft gewezen en het hof neemt de gronden van de rechtbank over en maakt die, na een eigen afweging, tot de zijne. Naar het oordeel van het hof heeft [executeur 1] in zijn grieven en daarbij behoorde toelichting geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel moeten leiden. Het hof komt dus tot een bekrachtiging van het bestreden vonnis en zal dit als volgt nader toelichten.
9. In de derde grief stelt [executeur 1] onder meer: “Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.12 tot en met 4.17 bepaald dat zij zelf de knoop zal doorhakken en [executeur 1] niet alsnog in de gelegenheid zal stellen zijn taak te verbeteren omdat hij daar nu al vijf jaar de tijd voor heeft gehad, maar dat heeft nagelaten en de rechter om diezelfde praktische redenen geen deskundige zal benoemen. Ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat zij door het gebrek aan behoorlijke rekening en verantwoording slechts in algemene zin kan oordelen welk totaalbedrag een redelijk en behoorlijk handelend executeur in redelijkheid in rekening mocht brengen en voorbijgaan aan het gedetailleerde partijdebat, mede omdat dit slechts de meest treffende voorbeelden zouden zijn.”
10. In de toelichting op de grief wordt nog het navolgende naar voren gebracht: a) Er is wel sprake van een behoorlijke administratie en een deugdelijke rekening en verantwoording aan de zijde van de executeur inzake de nalatenschap van erflater, b) Voor de executeur is het onbegrijpelijk dat de rechtbank voorbij is gegaan aan het partijdebat, c) De executeur is dan ook van mening dat de rechtbank zonder juridische gronden en onterecht een scheidslijn heeft aangelegd bij de kosten executele van voor en na 26 april 2017. Er was behoorlijk rekening en verantwoording afgelegd en dat was gecontroleerd en goed bevonden, d) De executeur begrijpt ook niet dat de rechtbank eerst in r.o. 4.16 terecht verschillende elementen benoemt van de complexiteit van de nalatenschap en vervolgens toch concludeert dat de executeur en [zoon executeur 1] buitensporig hebben gedeclareerd, e) Dat de kosten van de executele zo zijn opgelopen is louter en alleen te danken aan [erflater 1].
11. Door geïntimeerden wordt gemotiveerd verweer gevoerd. Door geïntimeerden wordt onder meer aangevoerd: a) De kernvraag is: zijn de ten laste van de nalatenschap gebrachte kosten redelijk, gelet op de omvang van de nalatenschap en de samenstelling daarvan en kunnen deze kosten de toets van doelmatigheid en rechtmatigheid doorstaan. Deze vraag kon door de rechtbank beantwoord worden op basis van de aangeleverde stukken (zie randnummer 19 van de memorie van antwoord), b) Veel van die kritiek had nu juist betrekking op de na maart 2017 extreem opgelopen kosten, de kosten van de executeur zelf, zijn zoon [zoon executeur 1] en Brenner Advocaten. Bedoelt de executeur nu werkelijk dat hij in maart 2017 al zou hebben gewaarschuwd dat de kosten 5 jaar later van € 88.000,- zouden stijgen naar ca. € 187.000,-? (zie randnummer 20 van de memorie van antwoord), c) De kosten van Brenner Advocaten beliepen vanaf medio 2017 tot de zitting van 23 maart 2022 al meer dan het dubbele (€ 46.690,83) in vergelijking met de kosten van Bolweg Advocaten voor de bodemprocedure bij de rechtbank (zie randnummer 23 van de memorie van antwoord).
12. Het hof overweegt als volgt. De kernvraag in het onderhavige appel is wederom: zijn de ten laste van de nalatenschap gebrachte kosten redelijk, gelet op de omvang van de nalatenschap en de samenstelling daarvan en kunnen deze kosten de toets van doelmatigheid en rechtmatigheid doorstaan. Door [executeur 1] is in eerste aanleg in het geding gebracht een balans per sterfdatum. Uit de balans volgt naar het oordeel van het hof dat van een relatief eenvoudige boedel van erflater sprake was. Tot de nalatenschap behoorden onder meer: a) een woonhuis, b) liquide middelen, c) activa en passiva betrekking hebbende op de eenmanszaak van erflater, d) een beperkt aantal vorderingen, terwijl sprake was van e) een beperkt aantal schulden. Uit de balans volgt dat de omvang van de nalatenschap bedroeg € 469.053,-. Indien het salaris van de executeur was berekend op basis van het bepaalde in artikel 4:144 lid 2 Burgerlijk Wetboek dan was het salaris van de executeur geweest € 4.690,- zijnde 1% van het vermogen van erflater op het moment van zijn overlijden. Het bedrag van € 469.053,- correspondeert ook met de aangifte erfbelasting. Het feit dat er 48 erfgenamen zijn maakt de zaak niet complex(er), hooguit in de communicatie. Ondanks de vele erfgenamen, zorgden de benoemingen door erflater in zijn testament van [executeur 1] tot executeur en tot afwikkelingsbewindvoerder er juist voor dat [executeur 1] door aanvaarding van deze benoemingen – zoals ook volgt uit de op 10 februari 2016 notarieel verleden ‘Verklaring van executele en afwikkelingsbewind’– als executeur en afwikkelingsbewindvoerder zelfstandig bevoegd werd tot al hetgeen waartoe hij blijkens genoemde akte bevoegd is (zoals tot het verrichten van beschikkingshandelingen en het tot stand brengen van een verdeling). Op basis van het testament van erflater mocht [executeur 1] zijn werkzaamheden als executeur en als afwikkelingsbewindvoerder declareren conform zijn gebruikelijke uurtarief. Ook mocht hij de door hem gemaakte onkosten ten laste brengen van de nalatenschap van erflater. Ondanks deze bepaling in het testament van erflater mag van [executeur 1] worden verwacht dat hij als een redelijk handelend executeur en afwikkelingsbewindvoerder handelt. Van hem mag worden verwacht dat hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden en bij het maken van onkosten rekening houdt met de omvang van de nalatenschap. Tot [datum 2] 2017 bedroegen de kosten al een totaalbedrag van € 94.382,88 en deze zijn nadien tot 1 maart 2022 opgelopen tot maar liefst € 186.646,24. Door de wijze waarop [executeur 1] zijn werkzaamheden verricht, verdampt het saldo van de nalatenschap van erflater. Naar het oordeel van het hof heeft [executeur 1] gezien de omvang en samenstelling van de boedel excessief hoge kosten in rekening gebracht en gemaakt. Van een redelijk handelend executeur en afwikkelingsbewindvoerder mag worden verlangd dat hij de erfgenamen tijdig informeert over de kosten die hij denkt te moeten maken. Het achteraf de erfgenamen confronteren met een zeer aanzienlijke vordering voor zijn werkzaamheden en de door hem ingeschakelde derden, acht het hof in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid die [executeur 1] jegens de erfgenamen in acht had dienen te nemen. Het hof deelt volledig de visie van de rechtbank dat [executeur 1] en zijn zoon [zoon executeur 1] voor eigen gewin buitensporig hebben gedeclareerd en dat de kosten in een wanverhouding staan tot de relatief eenvoudige nalatenschap.
13. In rechtsoverweging 4.16 overweegt de rechtbank dat er wel een aantal aangelegenheden in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater is aan te merken als complex of tijdrovend. Als de aangifte voor de erfbelasting en de boedelbeschrijving door een genormaliseerde bril worden bekeken zijn deze niet complex, het zijn alleen veel erfgenamen maar dat maakt de aangifte vanuit de fiscale wetgeving niet complex noch de verdeling van de nalatenschap. Het hof neemt in de overwegingen mee dat [executeur 1] al geruime tijd betrokken was bij de boekhouding en de financiële administratie van erflater. Het verkopen van een huis met achterstallig onderhoud kost wellicht meer tijd maar is niet complex. Gezien de aard en omvang van de boedel alsmede het aantal erfgenamen is het hof van oordeel dat de rechtbank in r.o. 4.18 tot en met 4.21 een ruimhartige inschatting heeft gemaakt van de kosten die [executeur 1] in rekening mag brengen als kosten van de executele en het bewind; het betreft een bedrag van maar liefst € 79.860,-.
14. Uit de vierde grief volgt dat [executeur 1] het er niet mee eens is dat alle kosten boven het bedrag van € 79.860,- voor rekening en risico van hem moeten blijven. [executeur 1] herhaalt dat hij al in maart 2017 keurig rekening en verantwoording heeft afgelegd. In randnummer 98 van de memorie van grieven stelt [executeur 1] dat de rechtbank niet zonder enige onderbouwing maar een bedrag mag noemen dat haar redelijk voorkomt, terwijl er correct rekening en verantwoording is afgelegd en alle kosten van executele zijn onderbouwd en redelijk zijn. De mappen die door [executeur 1] in het geding zijn gebracht waren in zijn visie inzichtelijk. [executeur 1] vindt het niet redelijk dat hij een bedrag van ongeveer € 110.000,- zelf zou moeten betalen (zie randnummer 98 van de memorie van grieven).
15. Door geïntimeerden is gemotiveerd verweer gevoerd. Door geïntimeerden is gesteld dat [executeur 1] opzettelijk onjuiste kosten heeft gemaakt en opgevoerd. [executeur 1] is ook na het voorjaar 2017 doorgegaan met excessief declareren. In randnummer 9 van de memorie van antwoord stellen geïntimeerden dat [executeur 1] tijd heeft geschreven voor besprekingen die nimmer hebben plaatsgevonden. In randnummer 12 van de memorie van antwoord stellen geïntimeerden dat de heer [X] niet de volledige administratie van erflater in maart 2017 heeft gecontroleerd. Door de heer [X] wordt in zijn memo van 29 april 2023 gesteld (zie productie 5 bij de memorie van antwoord, blz. 3-4): “De executeur heeft op mijn verzoek van 17 februari 2017 niet de gevraagde stukken en informatie verstrekt maar er de voorkeur aan gegeven om persoonlijk te overleggen en de controle op het kantoor van de executeur te doen (…). De executeur spreekt van een controle. Gelet op de mijns inziens onnodig onoverzichtelijke en omvangrijke administratie voor een relatief ongecompliceerde nalatenschap is het onmogelijk om deze in twee uur die het inzien van de administratie op 16 maart 2017 heeft geduurd volledig te controleren. Er is dus geen sprake van een volledige controle maar een onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de werkzaamheden van en de gemaakte kosten door de executeur”. Voorts volgt uit de verklaring van de heer [X] dat hij niet akkoord is gegaan met de rekening en verantwoording door [executeur 1] (zie blz. 6 van zijn verklaring).
16. Door [executeur 1] is onder meer een kostenoverzicht in het geding gebracht per 13 maart 2017, zie productie H5 a2 behorende bij de memorie van grieven. Alleen al voor het opruimen van het huis van erflater brengt [executeur 1] een bedrag van € 30.960,34 in rekening. Het kostenoverzicht per 26 april 2017 (zie productie H5 a3 bij de memorie van grieven) wijkt weer aanzienlijk af van het kostenoverzicht van 13 maart 2017. Boekhoudkundig gezien vindt het hof het onoverzichtelijk dat de meeropbrengst van het woonhuis en het voordeel voor de erfbelasting worden verwerkt in het kostenoverzicht, deze posten horen thuis onder de post activa van de nalatenschap.
17. Het hof is van oordeel dat [executeur 1] – mede bezien de relatief beperkte omvang van de nalatenschap – de kosten niet inzichtelijk heeft gemaakt. Hij heeft ook het nut en noodzaak niet aangetoond van de door hem gemaakte kosten. Voorts heeft hij wisselende informatie verstrekt wat tot verwarring leidt. Uit de verklaring van de heer [X] volgt dat hij niet akkoord is gegaan met de door [executeur 1] afgelegde rekening en verantwoording. Zoals het hof hiervoor al heeft overwogen zijn de door [executeur 1] in rekening gebrachte kosten excessief hoog en staan tot geen verhouding tot de omvang van de nalatenschap. [executeur 1] is dus al voor 26 april 2017 in ernstige mate tekortgeschoten in de door hem uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. De rechtbank heeft derhalve terecht een streep getrokken per 26 april 2017 en wel in die zin dat [executeur 1] geen kosten meer ten laste van de nalatenschap kan brengen, anders dan een bedrag groot € 6.000,- exclusief BTW voor de periode tot 1 januari 2018. Ook heeft de rechtbank de kosten van [executeur 1] tot 26 april 2017 begroot en heeft de rechtbank hem niet meer in de gelegenheid gesteld om nogmaals tekst en uitleg te geven over zijn werkzaamheden. Ook in appel weet [executeur 1] geen nieuwe relevante feiten naar voren te brengen die een ander licht op zijn zaak werpen.
18. In de vijfde grief wordt door [executeur 1] aangevoerd dat hij het er niet mee eens is dat hij op basis van onrechtmatige daad aan de nalatenschap een schadevergoeding moet betalen. Voorts is hij het er niet mee eens dat hij voor 1 december 2022 een bedrag van € 152.905,85 aan de nalatenschap moet betalen. In randnummer 108 van de memorie van grieven geeft [executeur 1] aan dat ook al zou sprake zijn van buitensporig declareren, dat dat dan nog geen onrechtmatige daad oplevert.
19. Door geïntimeerden is gemotiveerd verweer gevoerd. Door geïntimeerden is in randnummer 26 van hun memorie van antwoord gesteld dat [executeur 1] ernstig tekort is geschoten in zijn taakvervulling en zich niet heeft gedragen als een redelijk handelend en bekwaam executeur door de nalatenschap op exorbitant hoge kosten te jagen. In randnummer 27 van hun memorie van antwoord stellen geïntimeerden dat zij [executeur 1] ook in privé hebben gedagvaard.
20. Het overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden [executeur 1] heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de nalatenschap op basis van een onrechtmatige daad, namelijk het buitensporig declareren. De handelswijze van [executeur 1] is naar maatschappelijke normen bezien onzorgvuldig en dit kan aan hem worden toegerekend. Het hof neemt de gronden van de rechtbank over en maakt die, na een eigen afweging, tot de zijne. In appel heeft [executeur 1] geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel moeten leiden.
21. Met betrekking tot grief 7 heeft [executeur 1] geen belang dat die wordt besproken. Aan de toegekende schadevergoeding behoefde geen termijn voor voldoening te worden verbonden. De schadevergoeding is opeisbaar na datum van het vonnis van de rechtbank, nu het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
22. Al het overige wat [executeur 1] heeft gesteld behoeft geen verdere bespreking aangezien dit niet relevant is voor het onderhavige oordeel.

Proceskosten

23. Het hof is van oordeel dat [executeur 1] in eerste aanleg op goede gronden door de rechtbank in de proceskosten in conventie is veroordeeld.
24. Nu [executeur 1] ook in appel in het ongelijk wordt gesteld zal het hof hem eveneens veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2022 tussen partijen gewezen;
veroordeelt [executeur 1] in de kosten van deze procedure en begroot deze op € 14.067,- en als volgt gespecificeerd:
  • Griffierecht € 783,-;
  • Kosten advocaat € 13.284,-;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, G.G.B. Boelens en A.S. Mertens-de Jong, is ondertekend en uitgesproken op 27 februari 2024 ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.