In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, een medewerker van een containerbedrijf, was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde niet-ambtelijke omkoping. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging dat de verdachte giften had aangenomen in ruil voor waardevolle informatie. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld, maar het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen Samsung telefoon aan de verdachte gelast.