[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [woonadres] [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2018 tot en met 10 juli 2018 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of Schiedam en/of Spijkenisse en/of Rhoon en/of Rijswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 800 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- in persoon, telefonisch en/of via e-mail contact met één of meer mededaders(s) onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- het vertrek en de aankomst van het schip met daarop de container met daarin die cocaïne geraadpleegd via internet, en/of
- een chauffeur met een vrachtwagen benaderd/geregeld voor het verdere transport van die container, en/of
- een loods geregeld, en/of
- afspraken gemaakt, althans besprekingen gehad, over het betalen van geld aan mededader(s) en/of het verkrijgen van een pin om de container te kunnen ophalen van de terminal;
hij op of omstreeks 10 juli 2018 te Ridderkerk een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, en de daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Namens de verdachte is vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit, één en ander zoals vermeld in de pleitaantekeningen van de raadsman.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Door verdachte wordt erkend dat hij inhoudelijk heeft gesproken met medeverdachten, naar aanleiding van door die medeverdachten aan hem geopenbaarde plannen voor de invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij als reactie alleen maar heeft gezegd dat één en ander op de voorgestelde wijze niet mogelijk zou zijn, maar het hof acht dit niet aannemelijk en gaat ervan uit dat de verdachte tijdens dit gesprek en/of kort na dit gesprek ook constructief heeft bijgedragen door mee te denken en inlichtingen te verschaffen vanuit zijn ervaring met hoe één en ander is geregeld in de haven. Het hof leidt dit af uit de zich in het dossier bevindende tapgesprekken tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], waarin onder meer wordt besproken ‘dat [naam 1] ook geld wil’, ‘dat [naam 1] een plan B heeft’ en ‘dat [naam 2] waarschijnlijk aan de locatie kan komen’, waarbij het hof het gelet op de verklaring van de verdachte dat hij daadwerkelijk in gesprek is gegaan, in samenhang bezien met de inhoud van de overige voor het bewijs gebezigde tapgesprekken en observatie, ervan uitgaat dat met ‘[naam 1]’ en ‘[naam 2]’ de verdachte is bedoeld.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten dat sprake is van medeplegen in strafrechtelijke zin. Daarnaast is het hof van oordeel dat het meedenken, adviseren en het op die wijze ter beschikking stellen van specifieke kennis over de haven van voldoende gewicht is om de verdachte te beschouwen als medepleger van de oorbereidingshandelingen die waren gericht op de invoer van (een grote hoeveelheid) cocaïne. Gelet hierop komt het hof tot de hierna volgende bewezenverklaring.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 24 juni 2018 tot en met 10 juli 2018 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of Schiedam en/of Spijkenisse en/of Rhoon en/of Rijswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van
800 kilogram cocaïne, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en
/of (een)ander
(en
) gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft getracht te verschaffen,
en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende
/isverdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- in persoon, telefonisch
en/of via e-mailcontact met één of meer mededaders(s) onderhouden en
/ofinformatie uitgewisseld
en/of afspraken gemaaktover het
afleveren en/of opslaan en/ofuithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en
/of
- het vertrek en de aankomst van het schip met daarop de container met daarin die cocaïne geraadpleegd via internet, en
/of
- een chauffeur met een vrachtwagen benaderd/geregeld voor het verdere transport van die container, en/of
- een loods geregeld, en/of
- afspraken gemaakt, althans besprekingen gehad, over het betalen van geld aan mededader(s) en
/ofhet verkrijgen van een pin om de container te kunnen ophalen van de terminal;
hij op
of omstreeks10 juli 2018 te Ridderkerk een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, en de daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op: