Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 31 mei 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Staat, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
- a) [appellant] komt niet op tegen de plaatsing op de GVM-lijst als zodanig, maar alleen tegen plaatsing in de categorie ‘hoog’ in plaats van in de categorie ‘verhoogd’.
- b) Partijen gaan er, evenals de voorzieningenrechter, vanuit dat het OO over de categorie-indeling beslist. Blijkens de GVM-circulaire ligt die beslissing echter bij de SF, en heeft het OO daarbij een adviserende taak. Omdat het OO en de SF beide tot de Staat behoren en de SF steeds het advies van het OO heeft gevolgd, is dit voor de beoordeling van dit geschil niet van belang.
ex nuncde meest recente bij het hof bekende verlengingsbeslissing van de SF (welke beslissing aan [appellant] is medegedeeld in de GVM-mededeling van 23 juni 2023) moet toetsen.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot aan deze uitspraak bepaald op € 783,- aan griffierecht en € 3.549,- aan salaris advocaat (3 punten, tarief II) en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;